MINFIN: Advies 12e Studiegroep Begrotingsruimte

Ministerie fin

http://www.minfin.nl

Advies 12e Studiegroep Begrotingsruimte:

Nu beslissen over verdere aanpak vergrijzing door reeks maatregelen

Elk kabinet ziet zich voor de opdracht gesteld de prestaties van de Nederlandse economie te behouden en zo mogelijk te verbeteren. Daarbij bouwt men voort op de inspanningen van voorgangers, maar ziet men zich ook gesteld voor nieuwe uitdagingen. De 12e Studiegroep begrotingsruimte adviseert een volgend kabinet over het begrotingsbeleid in het licht van de vergrijzingproblematiek.

De demografische veranderingen zorgen de komende decennia voor uitdagingen voor de Nederlandse overheidsfinanciën. Nieuw in de komende kabinetsperiode is dat de vergrijzing niet langer nadert, maar daadwerkelijk begint. De demografische veranderingen leiden - bij ongewijzigd beleid- tot een sterke en structurele toename van de overheidsuitgaven, met name bij de AOW en in de gezondheidszorg. De inkomsten uit belasting op pensioenen zullen ook stijgen, maar deze toename is onvoldoende om alle kosten te dekken. Structureel geeft de overheid dan ook meer uit dan we binnenkrijgen. Dit betekent dat de overheid geld moet blijven lenen om de collectieve arrangementen te kunnen financieren, waardoor het overheidstekort groter wordt of, als alternatief de lasten van burgers en bedrijven moet worden verhoogd. Dit betekent dat een volgend kabinet opnieuw toekomstbestendige keuzes zal moeten maken.

Het is van groot belang dat het volgende kabinet de beslissingen neemt om de overheidsfinanciën op het houdbare pad te brengen. Volgens de inzichten van de Studiegroep moet een inspanning worden verricht van circa 3 procent van het BBP (15 miljard euro). Het kabinet kan kiezen uit drie typen maatregelen: het aanpassen van de vergrijzinggerelateerde instituties (AOW- en zorgvoorzieningen), vergroten van het draagvlak, en versneld aflossen van de staatsschuld ('sparen'). Als het kabinet geen maatregelen neemt dan zullen de lasten voor burgers en bedrijven in de toekomst sterk gaan stijgen. Dit is schadelijk voor de economie en betekent dat de rekening van de vergrijzing wordt doorgeschoven naar de kinderen van nu en de toekomst.

De Studiegroep adviseert om aan te grijpen bij de kern van het probleem. Dit betekent dat de nadruk zou moeten liggen op het aanpakken van de vergrijzinggerelateerde instituties en het vergroten van het draagvlak (arbeidsparticipatie). Dergelijke maatregelen leiden in de komende kabinetsperiode nog niet tot grote budgettaire besparingen, maar hebben wel een groot effect op de houdbaarheid. Dit komt doordat ze de vergrijzinggerelateerde overheidsuitgaven in de toekomst beperken, dan wel de toekomstige overheidsinkomsten verhogen. Dit betekent dat een lagere doelstelling in 2011 kan volstaan dan wanneer deze maatregelen niet worden genomen.

Gegeven de omvang van het probleem van 3% van het BBP zal ook een deel van het probleem moeten worden opgelost via 'sparen'. De periode tot 2011 is vanuit vergrijzingperspectief nog een gunstige periode. Op basis van de huidige veronderstellingen in de 'boekhoudsom' van het CPB adviseert de Studiegroep daarom te streven naar een structureel overschot op de begroting van minimaal 0,5% BBP in 2011. Als bij de start van het kabinet blijkt dat de gasbaten hoger uitvallen dan nu wordt verondersteld - hetgeen niet denkbeeldig is gezien de ontwikkelingen op de oliemarkt - dan dient deze doelstelling opwaarts te worden herzien tot minimaal een structureel overschot van 1% BBP in 2011. De gasbaten zijn immers tijdelijk van aard, terwijl duurzame verbeteringen van het saldo nodig zijn met het oog op houdbaarheid. Met deze overschotten wordt tevens een veilige marge gerealiseerd tot de 3% tekortnorm uit het Verdrag van Maastricht. Bij bovengenoemde saldodoelstellingen zal een substantieel deel van de totale aanpassing moeten plaatsvinden door hervorming van de vergrijzinggerelateerde instituties en het vergroten van het draagvlak.

Door de gevolgen van de vergrijzing helder in kaart te brengen, is het mogelijk om de lasten op een evenwichtige manier te verdelen over generaties, over de nu gepensioneerden, de nu werkenden, hun kinderen, en hun kleinkinderen. De aanpassingen die nodig zijn om tot houdbare overheidsfinanciën te komen zullen alle nu levende generaties op enige manier raken. Als deze maatregelen geleidelijk worden ingevoerd, zoals in de rede ligt, maakt dit voor alle generaties beter draagbaar.

Traditioneel geeft de Studiegroep ook advies over de begrotingssystematiek. De Studiegroep adviseert het trendmatig begrotingsbeleid voort te zetten en doet aanbevelingen om de systematiek minder conjunctuurgevoelig te maken. Daarnaast dient het bestaande overzicht over de budgettaire ontwikkeling van belastinguitgaven te worden uitgebreid met een aantal regelingen die lijken op belastinguitgaven of tot een grote budgettaire derving leiden (waaronder de regelingen verbonden met het eigen woning bezit en pensioenarrangementen).

De Studiegroep heeft ook geadviseerd over het FES. De Studiegroep beveelt aan om het Fonds Economische Structuurversterking (FES) te handhaven, maar de kwaliteit van de besluitvorming te verbeteren door voortaan te gaan werken met een vaste voeding die bij kabinetsformatie wordt vastgelegd en door de vaststelling van een middellange termijn agenda voor de investeringen door het kabinet.

Woordvoerder: Maryse Ducheine 06 - 51 61 31 90

Meer informatie:
12e rapport van de Studiegroep Begrotingsruimte:
www.minfin.nl/binaries/minfin/assets/pdf/actueel/kamerstukken/2006/06/bz06-477.pdf

Varianten voor de Studiegroep Begrotingsruimte: effecten op houdbare overheidsfinanciën:
www.minfin.nl/binaries/minfin/assets/pdf/actueel/bijlage-kamerstukken/2006/06/bz06-477a.pdf