Kamerbrief betreffende verzoek inzake het Facultatief Protocol bij het ESC-verdrag
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag | |Directie Mensenrechten en Vredesopbouw
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |
|Datum |22 juni 2006 |Behand|Reneko Elema | | | |eld | | |Kenmer|DMV/MR-231/06 |Telefo|070 - 348 43 08 | |k | |on | | |Blad |1/1 |Fax |070 - 348 50 49 | |Bijlag|1 |rd.elema@minbuza.nl | |e(n) | | | |Betref|Uw verzoek inzake het Facultatief | | |t |Protocol bij het ESC-verdrag. | |Graag bied ik u hierbij de reactie aan op uw verzoek om nadere informatie over de Nederlandse positie met betrekking tot de Werkgroep inzake een Facultatief Protocol bij het ESC-verdrag, gedaan tijdens het Algemeen Overleg op 22 maart 2006 over de VN-Mensenrechtencommissie.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. B.R. Bot
Werkgroep inzake een Facultatief Protocol bij het ESC-verdrag Van 6 tot en met 17 februari 2006 vond in Genève de derde zitting plaats van de "Working Group to Consider Options Regarding the Elaboration of an Optional Protocol to the International Convenant on Economic, Social and Cultural Rights". Deze laatste zitting onder het huidige mandaat werd vooral besteed aan een rapport met elementen voor een facultatief protocol inzake het ESC-verdrag, opgesteld door de Portugese voorzitter-rapporteur, Catarina de Albuquerque (E/CN.4/2006/WG.23/2).
De werkgroep besprak de reikwijdte van een klachtprocedure, ontvankelijkheidscriteria, geschillenbeslechting, interim-maatregelen, internationale samenwerking en de verschillende opties voor de vorm van een klachtmechanisme. Over deze onderwerpen kon geen consensus worden bereikt. De bijeenkomst werd afgesloten zonder dat conclusies of aanbevelingen werden overeengekomen.
Internationaal krachtenveld
Binnen de EU zijn Portugal, Oostenrijk, Spanje en Finland pleitbezorgers van een alomvattend klachtrecht, gesteund door een grote groep van -vooral- Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse landen. In hun ogen moet het beoogde protocol voor alle onderdelen van het ESC-verdrag gelden, analoog aan andere internationale klachtprocedures. Veel van deze landen zijn ook voorstander van een mechanisme dat openstaat voor zowel individuele als collectieve klachten.
Een andere groep landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Duitsland, India, Canada, Japan en Nederland, staat kritisch tegenover de totstandkoming van een facultatief protocol. Deze landen plaatsen vraagtekens bij het openstellen van een mechanisme voor zowel individuele als collectieve klachten; gevreesd wordt dat zulk een mechanisme tot een grote vloed van klachten kan leiden.
Voor de meeste landen in deze kritische groep lijkt een minder vergaand protocol bespreekbaar te zijn. Twee varianten zijn in bespreking geweest. In de "opt-in-variant" geldt het klachtrecht uitsluitend ten aanzien van díe bepalingen van het verdrag, waarvoor de toetredende staat zulks expliciet aangeeft. In de "opt-out-variant" geldt het klachtrecht in beginsel ten aanzien van het gehele verdrag, behalve voor díe bepalingen waarvoor de toetredende staat dat expliciet aangeeft. Nederland is bereid op basis van deze twee opties verder te onderhandelen.
De Verenigde Staten, Australië en in minder mate Polen verzetten zich tegen iedere vorm van klachtrecht en voeren actief oppositie om een facultatief klachtrecht bij het ESC-verdrag te voorkomen.
Actuele ontwikkelingen
Vanwege de oprichting van de Mensenrechtenraad (MRR) is de 62e zitting van de Mensenrechtencommissie (MRC) op 27 maart jl. beperkt tot een procedurele eendaagse bijeenkomst, waarin is bevestigd dat alle mandaten en rapporten van de MRC tijdens het eerste jaar van de MRR zullen worden besproken. Naar verwachting zullen de rapporten van de vijf intergouvernementele werkgroepen van de MRC (waartoe ook de werkgroep inzake het facultatief protocol bij het ESC-Verdrag behoort) al tijdens de eerste zitting van de Raad in juni worden behandeld.
De voorstanders van een alomvattend facultatief protocol streven naar uitbreiding van het mandaat van de werkgroep met de opdracht een concrete tekst voor een facultatief protocol uit te onderhandelen. Ook stellen deze landen voor dat de voorzitter van de werkgroep daartoe een geconsolideerd tekstvoorstel produceert.
De groep van landen waartoe Nederland behoort, is van mening dat het nog te vroeg is voor een zgn. drafting mandaat op basis van een geconsolideerde tekst. De werkgroepdiscussies tot nu toe hebben immers aangetoond dat er geen consensus bestaat over de vorm van een eventueel facultatief protocol. Wel zou gedacht kunnen worden aan het opstellen van een discussiedocument waarin de verschillende varianten van een facultatief protocol verder uitgewerkt worden. De optie 'geen Protocol' zou daarbij ook meegenomen kunnen worden.
Nederlandse positie
De Nederlandse regering onderschrijft nadrukkelijk de ondeelbaarheid en universaliteit van alle mensenrechten en is principieel voorstander van volledige implementatie en waar nodig verdere uitwerking van het internationale mensenrechteninstrumentarium. Tijdens onderhandelingen over internationale mensenrechtenverdragen heeft Nederland zich altijd sterk gemaakt voor het internationale toezichtprocedures (bv EVRM, ESH, BuPo etc). De complementariteit en verwevenheid van mensenrechten betekent echter niet dat de BuPo-rechten en ESC-rechten op dezelfde manier verwezenlijkt kunnen worden. De laatste groep rechten kan bijvoorbeeld uitsluitend op een progressieve manier worden gerealiseerd. Wat een bevredigende toekenning van de ESC-rechten is, verschilt bovendien van land tot land.
De Nederlandse regering wenst betrokken te blijven bij het onderhandelings-proces met betrekking tot het facultatief protocol bij het ESC-Verdrag, teneinde invloed op de kwaliteit van de uitkomst te kunnen uitoefenen. Op basis van de uitkomsten hiervan kunnen vervolgens verantwoorde beslissingen worden genomen over de toekomst van een mogelijk facultatief protocol.
---- --