De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk : INH. 2006/663
datum : 21-06-2006
onderwerp : Resultaten van het LEI onderzoek naar aanleiding van de
prijzenoorlog (motie-Van Velzen en Atsma)
bijlagen : 1
Geachte Voorzitter,
Hierbij bied ik u het onderzoek aan naar de effecten van de
prijzenoorlog in de supermarkten op het inkomen van primaire
producenten die mede-eigenaar zijn van de verwerkende industrie via
coöperaties. Het onderzoek 'Coöperaties onder druk van de
supermarktoorlog?' is in opdracht van het ministerie van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) uitgevoerd door het Landbouw
Economisch Instituut (LEI) naar aanleiding van de motie-Van
Velzen/Atsma (Kamerstuk 30300-XIV, nr. 40).
Naar aanleiding van de prijzenoorlog, die sinds oktober 2003 binnen de
Nederlandse supermarkten plaatsvindt, stelde (in 2004) de Tweede Kamer
aan de ministeries van LNV en Economische Zaken (EZ) de vraag of
interventie van de overheid nodig is om de negatieve gevolgen van deze
concurrentie op het inkomen van primaire producenten te beperken. Ook
was de vraag of de overheid een verbod op verkoop beneden de
inkoopprijs moet invoeren (29 899, nr. 38, Motie van het lid Atsma
c.s., voorgesteld 23 november 2004). Naar aanleiding hiervan heeft het
EIM in opdracht van de ministeries LNV en EZ het onderzoek 'Verbod op
verkoop beneden de inkoopprijs' uitgevoerd.
Op basis van eerder verricht onderzoek heeft de Tweede Kamer gevraagd
te onderzoeken wat de effecten zijn van de prijzenoorlog op het
inkomen van boeren en tuinders die mede-eigenaar zijn van de
verwerkende industrie door middel van coöperaties.
Korte samenvatting onderzoeksresultaten
Het onderzoek is in vier categorieën onderverdeeld en uitgevoerd:
consumentenprijzen, producentenprijzen, inkomens boeren en tuinders en
voedingsmiddelenindustrie en coöperaties.
Consumentenprijzen
Het LEI heeft onderzocht welke producten, afgaande op het verloop van
de consumentenprijzen, een belangrijk onderdeel zijn geweest van de
supermarktoorlog. De volgende producten zijn onder de loep genomen:
vleesproducten en eieren, zuivelproducten, aardappelen en
aardappelproducten, groenten en fruit en 'overige' (brood en
deegwaren, kant-en-klare maaltijden, salades en vruchtensappen).
Op consumentenniveau heeft sinds september 2003 tot eind 2005 een
prijsdaling van 8% plaatsgevonden. Geconstateerd wordt dat een groot
deel van deze prijsdaling het directe gevolg is van de prijzenoorlog.
Het LEI concludeert tevens dat ondanks dat de supermarkten nog steeds
nieuwe prijsverlagingen aankondigen de gemiddelde prijsindex van
levensmiddelen weer stijgt.
Producentenprijzen
Hier is gekeken naar de prijzen die de verwerkende industrie voor haar
producten krijgt.
1. Zuivelproductie: de totale producentenprijsindex van de
zuivelproductie op de binnenlandse markt is niet gedaald maar
gestegen. Wat betreft vloeibare melk en room in Nederland zijn de
afzetprijzen na medio 2005 zelfs tot boven het prijsniveau van
voor de prijzenoorlog gestegen.
2. Vleesproducten: in het algemeen ziet het LEI eerder een
prijsstijging dan prijsdaling met uitzondering van pluimveevlees.
Dit komt volgens de onderzoekers door concurrentie vanuit
Zuid-Amerika en als gevolg van de vogelgriep. De moeilijkheden die
de pluimveevleessector in Nederland ondervindt, dateren al van
voor de prijzenoorlog en worden volgens de sector zelf niet of
nauwelijks door de prijzenoorlog veroorzaakt.
3. Eieren: de producentenprijzen van eieren zijn gedaald, maar als
gevolg van overaanbod na de hoge prijzen veroorzaakt door de piek
na de vogelgriep in 2003 en niet als gevolg van de prijzenoorlog.
4. Aardappelen en aardappelproducten: de prijzen zijn in 2004 en 2005
gedaald. Dit is veroorzaakt door de goede aardappeloogsten in
Europa in die periode.
Verder is volgens de onderzoekers de prijsdaling, procentueel, op
producentenniveau behoorlijk minder dan op consumentenniveau en
zijn de prijzen op buitenlandse afzetmarkten sterker gedaald dan
die op de Nederlandse markt.
5. Verwerkte groenten en fruit inclusief vruchten- en groentesappen:
in 2004 heeft een prijsdaling plaatsgevonden. Deze daling heeft
voornamelijk te maken met grotere oogsten in 2004 dan normaal. Dit
heeft geresulteerd tot lagere inkoopprijzen; ook mede door een
goedkope dollar. Verder geldt hier dat het grootste deel van de
afzetmarkt van deze producten het buitenland is, waardoor de
prijzenoorlog in Nederland slechts een minimale invloed kan hebben
gehad op de producentenprijzen.
6. Het LEI heeft verder onderzocht wat de verwachtingen zijn van
managers in de voedingsmiddelenindustrie over het verloop van de
verkoopprijzen (CBS-conjunctuurtest). Uit deze cijfers blijkt geen
negatieve invloed van de prijzenoorlog.
Inkomens boeren en tuinders
De gegevens over de inkomensontwikkeling van primaire bedrijven geven
aan dat de ontwikkeling van het inkomen in de melkveehouderij en de
intensieve veehouderij in de jaren van de supermarktoorlog redelijk
positief was, terwijl die in de akkerbouwsector, de glasgroentensector
en de pluimveesector in deze jaren minder goed was. Het LEI ziet geen
aanleiding om de prijzenoorlog als de oorzaak aan te wijzen voor deze
inkomensontwikkeling. Een hoog aanbod van bijvoorbeeld
akkerbouwproducten als gevolg van weersomstandigheden, gestegen
gasprijzen in de tuinbouw en verstoring van het marktevenwicht in de
pluimveesector als nasleep van de vogelpest zijn wel debet aan slechte
prijsontwikkelingen.
Voedingsmiddelenindustrie en coöperaties
De belangrijkste conclusie die het LEI trekt, is dat de gevolgen van
de prijzenoorlog voor de winstgevendheid van de verwerkende industrie
zeer beperkt zijn en dat er geen grondredenen gevonden zijn voor een
structureel effect op het inkomen van de boeren en tuinders die
mede-eigenaar zijn van coöperatieve verwerkende industrie. De
belangrijkste argumenten hiervoor zijn:
1. Veel verwerkende industrieën zijn in grote mate op de export
gericht en vele producten worden op internationale markten
verhandeld. Voor veel coöperaties geldt dat de afzet aan de
binnenlandse detailhandel een beperkt onderdeel is van de totale
bedrijfsomzet;
2. De afzetprijzen van veel Nederlandse producten op buitenlandse
markten (na het uitbreken van de prijzenoorlog) hebben zich niet
beter ontwikkeld dan de prijzen op de Nederlandse markt;
3. De weerslag van de ontwikkelingen op buitenlandse markten, zoals
een groter dan normale oogst van aardappelen, concurrentie uit
Brazilië (pluimveevlees) en Polen (champignons) op de Nederlandse
markt.
Ten slotte merkt het LEI op dat er geen aanwijzingen zijn gevonden dat
supermarkten onverantwoorde prijskortingen bedingen bij hun
leveranciers.
Conclusie onderzoek
De onderzoekers van het LEI stellen vast dat de effecten van de
prijzenoorlog op het inkomen van boeren en tuinders, die door middel
van coöperaties mede-eigenaar zijn van verwerkende industrieën, zeer
beperkt tot nihil zijn geweest. Verder bevestigt dit onderzoek de
resultaten van eerdere onderzoeken van het EIM (Verbod op verkoop
beneden de inkoopprijs) en van Oxera (Wat is the impact of a minimum
price rule?). Het onderzoek bevestigt nogmaals dat niet alleen
incidentele nationale en internationale ontwikkelingen, zoals
overproductie en de crises rondom dierziektes, tijdelijk negatieve
effecten kunnen hebben op het inkomen van de boeren en tuinders.
Daarnaast spelen de structurele ontwikkelingen rondom globalisering en
het vrije marktmechanisme een zeer belangrijke rol in de vorming van
de prijzen.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Bijlagen
Coöperaties onder druk van de supermarktoorlog?
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit