Tijdens de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken 2006 op 23 en 24 november 2005 vroeg u mij naar de effectiviteit van het Global Fund to fight AIDS, Tuberculosis and Malaria (GFATM). Ik gaf toen aan dat ik niet tevreden was over de resultaten en de samenwerking met andere organisaties en lichtte u in dat ik naar Genève zou gaan om met het GFATM te overleggen. Ik kan u als volgt informeren over het overleg (aanvankelijk gepland in december 2005) dat ik op 1 mei jl. had met Richard Feachem, uitvoerend directeur van GFATM. Mijn aanvankelijk kritische houding heb ik positief kunnen bijstellen naar aanleiding van dit overleg.
Behaalde resultaten van GFATM
Feachem benadrukte dat het fonds sinds de oprichting in 2002, in vergelijking met andere internationale organisaties, uitstekend presteert. Maandelijks brengt het fonds rapportage uit over de uitvoering van de gestelde doelen. De gestelde doelen t.a.v. HIV/AIDS, tuberculose en malaria zijn bijna alle gehaald. Per december 2005 hadden dankzij het fonds onder meer 384.000 mensen toegang tot aids-behandeling, 1 miljoen mensen tot behandeling voor tuberculose en waren 7,7 miljoen bednetten gedistribueerd voor preventie van malaria. Daarnaast zijn de overheadkosten over de jaren ook aanzienlijk gedaald (nu 3,8% van de totale uitgaven). Ik vind dit een bemoedigende ontwikkeling. Het fonds, zo stelde Feachem, heeft echter te kampen met onvoorspelbaarheid van beschikbare fondsen.
Architectuur gezondheidszorg, rol van GFATM
Ik stelde dat de samenwerking en "alignment" (het op één lijn brengen) van GFATM met internationale organisaties beter moet. Het rapport van het Global Task Team, waarin aanbevelingen zijn opgenomen om de internationale aids respons beter te stroomlijnen, wijst met name op onduidelijkheid in de rolverdeling tussen het fonds en de Wereldbank. Feachem haakte hierop in en stelde dat het Shakow-rapport, welke de rolverdeling tussen het fonds en Wereldbank schetst, wat hem betreft volledig kan worden geïmplementeerd. Het rapport voorziet voor de Wereldbank een lange-termijn-financieringsrol voor de gezondheidssector en voor het fonds een ziektespecifieke financieringsrol. Feachem wil af van geld voor de gezondheidssystemen via GFATM. Ook hebben we gesproken over de samenwerking tussen met de Wereld-gezondheidsorganisatie (WHO). De WHO heeft een belangrijke normatieve rol en is op landenniveau een belangrijke bron van technische assistentie. Studies hebben aangetoond dat landen die assistentie ontvangen van WHO en UNAIDS een grotere kans hebben op goedkeuring van hun GFATM-voorstellen. Technische assistentie is echter ook van groot belang voor de implementatie van voorstellen. Versterken van het functioneren van WHO op landenniveau heeft dan ook onze grote aandacht.
In dit verband is het ook relevant u te informeren over de Nederlandse betrokkenheid bij internationale discussies over het vergroten van de inspanningen van ontwikkelingslanden om de 'gezondheids'-MDGs te bereiken. Tijdens een bijeenkomst in Tunis (12 en 13 juni) is besloten een steering commitee te installeren dat voor het eind van dit jaar een actieplan opstelt dat het versterken van gezondheids-systemen centraal stelt. Nederland speelt een zeer actieve rol in dit proces en zal deze inzet vanzelfsprekend voortzetten binnen het steering committee, samen met Wereldbank, WHO, globale initiatieven als GFATM en andere geïnteresseerde partners.
Mogelijke exitstrategie voor het fonds
Ik betoogde in algemene zin dat het gezond is voor GFATM, alsook voor andere VN-organisaties (in licht van de VN-hervormingen) om een goed ontwikkelde exit-strategie als doel te formuleren. In dat verband vroeg ik of het fonds op termijn overweegt te integreren in de brede internationale architectuur. In het bijzonder doelde ik op inbedding in de Wereldbank-organisatie. Hiermee zou een horizontale aanpak (gericht op gezondheidssystemen; in tegenstelling tot de huidige verticale aanpak, gericht op type ziekte), coherentie en alignment beter worden gewaarborgd. Anderzijds zou de Wereldbank kunnen leren van de inclusieve aanpak van het fonds, met inbegrip van de rol van de private sector en NGO's. Feachem onderschreef dat het fonds zou kunnen opgaan in de Wereldbank, maar niet voordat de Wereldbank dezelfde of betere effectiviteit van opereren laat zien. Feachem voerde aan dat voor het fonds twee criteria van belang zijn bij het afbouwen van steun aan landen: omvang van de epidemie (voor de drie ziektes) en BNP per hoofd van de bevolking. Feachem was van mening dat nog een lange weg te gaan is, voordat de Wereldbank en het IDA-loket zich hiervoor zouden kunnen lenen.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
---- --
Ministerie van Buitenlandse Zaken