Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Contactpersoon Ons kenmerk W&B/SFI/06/51995 Doorkiesnummer Datum 21 juni 2006 Faxnummer

Onderwerp Jaarverslag SZW - WWB-budget

Op 13 juni heb ik in het wetgevingsoverleg over het jaarverslag SZW 2005 de toezegging gedaan uw Kamer voor het 22 juni a.s. schriftelijk te reageren op een aantal vragen van mw. Noorman ­ den Uyl, lid van de vaste commissie voor sociale zaken en werkgelegenheid van uw Kamer. Het betreft de volgende vragen:

1. Wat is de ontwikkeling van de kostprijs (gemiddelde uitkeringshoogte) geweest van 2001 - 2005 en wat zijn de achterliggende oorzaken van deze ontwikkeling?
2. In het antwoord op vraag 11 wordt gesproken over een daling van het bijstandsvolume, terwijl volgens het antwoord op vraag 69 sprak zou zijn van een stijging. Wat is hiervoor de verklaring?

3. Hoeveel bedroeg de feitelijke instroom vanuit de WW naar de bijstand in 2005. Wat zijn de oorzaken van het verschil tussen raming en realisatie?

Hieronder treft u de antwoorden op deze vragen aan.

Ontwikkeling kostprijs
Mw. Noorman ­ den Uyl vraagt naar een verklaring voor de verschillen in de "kostprijs". Hierbij is niet gedoeld op de normuitkeringen die voor de verschillende leefvormen worden gehanteerd. Deze normuitkeringen bepalen de hoogte van de uitkering voor de bijstandsontvanger. Mw. Noorman ­ den Uyl informeert naar de gemiddelde kosten van de uitkeringen die gemeenten aan hun klanten toekennen en waarmee in de begroting wordt gerekend.

In onderstaande reeks is de gemiddelde uitkering per bijstandcliënt voor de jaren 2001 t/m 2005 weergegeven. Het betreft hier realisaties. Bron hiervoor zijn de gerealiseerde netto uitgaven aan bijstandsuitkeringen aan mensen jonger dan 65 jaar gedeeld door het gemiddeld aantal bijstandsuitkeringen. Netto wil hier zeggen: de uitgaven minus terugontvangsten door gemeenten. Het jaar 2006 blijft buiten beschouwing, dat jaar loopt nog.

Ons kenmerk W&B/SFI/06/51995

Bron voor die gemeentelijke uitgaven zijn de opgaven die gemeenten aan SZW verstrekken in het verslag over de uitvoering (VODU). Voor de periode 2001-2003 is met het oog op de korte termijn die er voor de beantwoording van de vragen beschikbaar was gebruik gemaakt van afgeleide cijfers.

Tabel 1: Ontwikkeling gemiddelde uitkering Abw/WWB (personen jonger dan 65 jaar) 2001 2002 2003 2004 2005 Gemeentelijke uitgaven 3.688.891.776 3.762.054.299 4.023.004.112 4.152.527.573 4.174.399.629 Gemiddeld aantal uitkeringen
Verschillen van jaar op jaar kunnen worden verklaard door:
· Jaarlijkse aanpassingen aan de Wet koppeling met afwijkingsmogelijkheden (WKA).
· Veranderingen in de samenstelling van de bijstandspopulatie a.g.v. gerealiseerde effecten van rijksbeleid (zoals bijvoorbeeld a.g.v. doorstroom na maatregelen in de WW- vervolguitkering etc.).

· Veranderingen in de samenstelling van de bijstandspopulatie naar leefvorm (gehuwden/paren, alleenstaande ouders en alleenstaanden).
· Veranderingen in de uitvoering in boeten- en maatregelenbeleid; hoe intensiever er wordt gehandhaafd, hoe groter de opbrengsten uit boeten en maatregelen, waardoor de netto- uitgaven aan bijstandsuitkeringen lager worden.

Ik heb uw Kamer op 2 juli 2004 een procesbeschrijving toegestuurd die inzicht geeft in de wijze waarop de raming van het WWB-budget tot stand komt (Kamerstukken II, 2003-2004, 28 870 nr. 117). Daarin is beschreven dat de gemiddelde uitkering die in jaar t-1 is gerealiseerd gebruikt wordt voor de berekening van de bijstandsuitgaven voor jaar t. In de gerealiseerde gemiddelde uitkering komen gevolgen van de autonome verandering van de samenstelling van het bestand en het effect van de uitvoering van beleid tot uitdrukking. Deze gerealiseerde gemiddelde uitkering wordt verhoogd met de factoren die van invloed zijn op de kosten voor gemeenten, zoals de WKA en rijksbeleid. Dit levert de gemiddelde uitkering op die wordt gebruikt voor de raming van het komende jaar. Zodoende sluit de raming zo goed mogelijk aan bij de verwachte werkelijke kosten voor gemeenten.

Ontwikkeling volume
Het antwoord op vraag 11 betreft volumecijfers zonder de uitkeringen aan personen ouder dan 64. Het antwoord op vraag 69 bevat cijfers inclusief die groep. Verder betreffen de cijfers bij vraag 11 de standen per ultimo van elk jaar, terwijl de cijfers bij vraag 69 de gemiddelde stand over het jaar (op basis van maandcijfers) betreft. Deze gemiddelde stand is van belang bij het ramen van de uitgaven.


---

Ons kenmerk W&B/SFI/06/51995

Tabel 2: Aantallen uitkeringen Abw/WWB, in duizenden
1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 Bijstand aan personen jonger
dan 65 jaar (ultimo per jaar)
(cf. vraag 11) 481 437 397 363 335 322 320 336 339 328 Bijstand totaal (incl. personen
ouder dan 65 jaar)
(gemiddelde stand) (cf. vraag
69) 346* 339 350 360 361 Bron: CBS / *: gecorrigeerd cijfer

Instroom van WW naar WWB
In het antwoord op vraag 72 PvdA is gemeld dat de instroom in de bijstand vanuit de WW in 2003 8.000 uitkeringen bedroeg. De meest recente cijfers over de instroom van de WW naar de WWB gaan t/m het 3e kwartaal 2004. In de eerste drie kwartalen van 2004 blijken ruim zevenduizend personen over te zijn gegaan van WW naar bijstand. Dit betekent dat voor heel 2004 de totale doorstroom naar verwachting ca. tienduizend zal bedragen. Ten opzichte van 2003 is de doorstroom met circa tweeduizend personen toegenomen. Voor 2004 was rekening gehouden met een extra instroom van circa achthonderd uitkeringen als gevolg van de maatregelen in de WW. Deze komt bovenop de autonome doorstroom van mensen die na het verstrijken van de maximale uitkeringsduur van WW naar de bijstand gaan. De maatregelen in de WW verklaren dus een deel van de toegenomen instroom in 2004. Alhoewel hier geen analyses op hebben plaatsgevonden, mag worden aangenomen dat het resterende deel van de extra instroom het gevolg is van conjuncturele ontwikkelingen, de autonome component waaraan werd gerefereerd. Het gaat daarbij om mensen die gedurende de looptijd van hun WW-uitkering geen betaalde baan vinden, en na het verstrijken van de maximale uitkeringsduur doorstromen van de WW naar de WWB. Deze groep maakt deel van de volumeraming die mbv de ramingsregel `vertraagd' in de ramingen van het bijstandsvolume beland.
In de raming voor 2005 was rekening gehouden met een extra instroom van circa 2.500 uitkeringen ten opzichte van 2004 als gevolg van beleidsmaatregelen op het WW-terrein.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)


---