Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Antwoorden op kamervragen van Omtzigt over het weren van patiëntencatergorieën door zorgverzekeraars

Kamerstuk, 20-6-2006

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DBO-K-U-2689784

20 juni 2006

Antwoorden van de minister op kamervragen van het Kamerlid Omtzigt over het weren van patiëntencategorieën door zorgverzekeraars. (2050614250).

Vraag 1
Hebt u kennis genomen van het artikel 1) "zorgverzekeraars weren patiënten"? Wat is uw mening over het feit dat het veel patiëntencategorieën niet lukt om collectieve contracten af te sluiten?

Antwoord 1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit artikel.
Het feit dat de Zorgverzekeringswet de mogelijkheid aan zorgverzekeraars geeft om een collectieve verzekering te bieden aan bepaalde groepen wil niet zeggen dat de zorgverzekeraars verplicht zijn om een dergelijke collectieve verzekering aan alle patiëntencategorieën aan te bieden. Het staat verzekeraars vrij om al dan niet collectieve contracten af te sluiten met een patiëntenvereniging. In de praktijk kunnen verzekerden inmiddels kiezen uit meerdere collectiviteiten. Bij de keuze van een zorgverzekeraar om een collectief contract aan te bieden voor een bepaalde groep chronische zieken telt niet alleen de vraag of een vereveningsbijdrage overeenkomt met de gemiddelde kosten van deze groep verzekerden maar vooral de inschatting of de verzekeraar zichzelf in staat ziet om, bij voorbeeld door doelmatige zorginkoop kosten te besparen.

Vraag 2
Deelt u de mening dat het positief is dat in Nederland patiëntenverenigingen - bijvoorbeeld diabetes- en reuma verenigingen - een collectief contract kunnen afsluiten met zorg op maat en korting?

Antwoord 2
Ja, ik ben verheugd dat een aantal zorgverzekeraars en patiëntenverenigingen erin geslaagd is collectieve contracten af te sluiten voor chronische zieken. Het is voor het eerst dat dit gebeurt, ook in internationaal perspectief neemt Nederland hiermee een unieke positie in. Dit stimuleert dat goede zorg wordt georganiseerd rond deze patiëntengroepen en dat deze beter wordt afgestemd op hun specifieke zorgbehoeften.

Vraag 3
Hebt u kennis genomen van het rapport "Verbetering risicoverevening in de zorgverzekering", dat u begin vorig jaar is aangeboden door de NPCF?

Antwoord 3
Ja, het betreffende rapport is mij bekend. Op 20 april 2005 heb ik het rapport persoonlijk in ontvangst genomen.

Vraag 4
Wat is uw mening over de aanbevelingen die in het rapport zijn gedaan?

Antwoord 4
De verschillende aanbevelingen in het rapport van de NPCF zijn voor mij aandachtpunten geweest voor het onderzoeksprogramma ten aanzien van de risicoverevening 2006 dat dient als voorbereiding op het vereveningssysteem 2007.

Vraag 5
Bent u bereid te onderzoeken welke criteria, die gebruikt worden bij het vereveningsfonds, zo nodig aangepast zouden moeten worden, en wel zodanig dat meerdere patiëntencategorieën in aanmerking kunnen komen voor een collectieve verzekering?

Antwoord 5
Jaarlijks laat ik onderzoek uitvoeren naar relevante aspecten van het risicovereveningssysteem met als doel het systeem te onderhouden, te ontwikkelen en te verfijnen.
Ik deel de mening van de NPCF dat het ex-ante vereveningssysteem niet is uitontwikkeld. Het risicovereveningssysteem vergt een voortdurend proces van onderhoud en waar mogelijk van verbetering en verfijning. In de loop van de jaren is het huidige vereveningsmodel steeds verder uitgebreid met verdeelcriteria.
De afgelopen maanden is bijvoorbeeld door twee begeleidingscommissies onderzocht welke chronische aandoeningen en psychische aandoeningen in potentie aanvullend kunnen worden meegenomen in het risicovereveningssysteem voor 2007. In deze begeleidingscommissies participeerden naast medisch-inhoudelijk deskundigen ook leden van patiëntenverenigingen, zorgverzekeraars en onderzoekbureaus. Voor 2007 zie ik mogelijkheden voor een uitbreiding van het aantal FKG's met FKG's voor zowel chronische zeldzame aandoeningen als voor psychische aandoeningen. Hiernaast overweeg ik de mogelijkheid om verzekerden in te delen in meerdere FKG's, zodat nog beter wordt gecompenseerd voor co-morbiditeit. Meer hierover kunt u lezen in de zevende voortgangsrapportage Zorgverzekeringswet die op 14 juni jl. aan uw Kamer is aangeboden, waarin ik de stand van zaken weergeef van het onderzoek in het kader van de moties Omtzigt en Bakker en Omtzigt en Schippers.

Graag benadruk ik dat het van belang is dat het risicovereveningsmodel zodanig wordt vormgegeven dat verzekeraars op een adequate wijze voor verschillen in risico's worden gecompenseerd zonder afbreuk te doen aan de transparantie en uitvoerbaarheid van het vereveningsmodel. Risicoverevening betekent niet dat voor elke individuele verzekerde de vereveningsbijdrage exact spoort met de kosten van de verzekerde. Zover als een dergelijk systeem theoretisch al mogelijk zou zijn, zou dat in de praktijk onuitvoerbaar zijn.