Dames en heren staatshoofden en regeringsleiders,
Eens te meer ben ik in de gelegenheid mij namens het Europees Parlement tot u te richten.
Ik kan u niet verhullen dat de situatie waarin de Europese Unie zich bevindt, mij met zorg vervult.
De Unie blijft gewoon dag in dag uit haar gewone werk doen. Het is gewoon "business as usual" en alles gaat zijn gewone gang. Maar dat neemt niet weg dat de dimensie, de legitimiteit en de efficiency van de EU een stuk problematischer zijn geworden dan na de ondertekening van het Verdrag van Nice het geval was. Bovendien beginnen de problemen nu ook op elkaar in te werken, waardoor er een vicieuze cirkel ontstaat.
Deze ontwikkeling onderkennen betekent nog niet dat je je bij het heersende Europessimisme hoeft neer te leggen. En ook niet dat je crisissen opzoekt, mijnheer Barroso.
De "bezinningsperiode" die een jaar geleden is ingezet, is verstreken zonder te resulteren in enige vorm van consensus over de toekomst van het Grondwettelijk Verdrag, en een plan B is ook al niet voorhanden.
Het ratificatieproces gaan echter gewoon door, maar zelfs met Finland erbij is het verdrag tot dusver in nog geen 20 lidstaten geratificeerd en wij moeten erkennen dat sommige lidstaten die het nog moeten ratificeren - waarschijnlijk meer dan drie - er niet veel zin in lijken te hebben. Bovendien is bekend dat noch Frankrijk, noch Nederland van plan zijn opnieuw over dezelfde tekst te gaan stemmen, noch vóór, noch na de aldaar te houden verkiezingen..
En daarom lijkt er, gezien de moeilijkheden om het verdrag geratificeerd te krijgen enerzijds en de eventuele herziening ervan - met dus nieuwe onderhandelingen - anderzijds, niets anders op te zitten dan uitstel.
Dat houdt in dat u zult besluiten de bezinningsperiode te verlengen. Gezien de situatie, zit er niets anders op. Maar het gaat niet aan de zaken op hun beloop te laten. Eens zal de knoop moeten worden doorgehakt.
Uitstel is onvermijdelijk, maar er moet dringend iets gebeuren.
Het Parlement ziet in dat uitstel onvermijdelijk is, maar weet ook dat er dringend iets moet gebeuren.
Wij kunnen de zaak blijven uitstellen, maar niet voor onbepaalde tijd.
In zijn gisteren aangenomen resolutie drong het Parlement erop aan het tegen eind 2007 eens te worden over een duidelijk voorstel over de toekomst van het Grondwettelijk Verdrag en op het vinden van een oplossing vóór de volgende Europese verkiezingen in 2009.
Dat betekent dat wij op meerdere fronten tegelijk moeten opereren.
Ten eerste moeten wij doorgaan met het ratificatieproces. Ten tweede moeten wij het in het Grondwettelijk Verdrag omschreven institutioneel bestel in stand zien te houden. Ten derde moeten wij met de middelen waarover wij beschikken, op de diverse terreinen een ambitieuzer beleid uitstippelen, tot er iets beters te voorschijn komt.
Voor dit laatste punt is bovenal de nodige politieke wil vereist.
Wat hebben wij het afgelopen jaar gepresteerd?
Dames en heren, leden van de Raad,
Wij hebben met zijn allen deelgenomen aan een waardevol en levendig debat dat zich uitstrekte tot in de uithoeken van Europa, met onze burgers en tussen de instellingen onderling, met de steun van de Commissie en het Europees Parlement, de regeringen, de nationale parlementen en burgersamenleving.
Onze burgers hebben ons een breed scala aan signalen doen toekomen, die soms ook tegenstrijdig bleken te zijn. Vanuit de nationale hoofdsteden hebben ons bij verschillende gelegenheden de meest uiteenlopende suggesties bereikt, waarover echter nauwelijks overeenstemming kon worden bereikt.
Wij hebben opnieuw de onrustgevoelens op ons af zien komen die ook al tijdens de referenda in Frankrijk en Nederland naar voren waren gebracht.
De mondialisering jaagt de mensen angst aan. Terecht of ten onrechte zien 47% van de Europeanen mondialisering meer als een bedreiging. In drie jaar tijd is het percentage Europeanen die de mondialisering als een kans zagen, teruggelopen van 56% tot 37%.
Ook de opeenvolgende uitbreidingen hebben bij het publiek bezorgdheid gewekt. De internationale concurrentie is hevig. Socialezekerheidsstelsels staan onder druk. De immigratieproblematiek en de vergrijzing stellen ons voor zware uitdagingen. Energie wordt duurder, terwijl wij minder op een veilige energievoorziening kunnen vertrouwen. De identiteiten liggen onder vuur. In onze onmiddellijke omgeving zijn er gebieden die gekenmerkt worden door gevaarlijke instabiliteit. Het terroristische gevaar is nu veel groter dan ten tijde van de ondertekening van het Verdrag van Nice.
Toch hebben wij maar weinig kritiek gehoord op de institutionele aspecten van het Grondwettelijk Verdrag, die vooral in het eerste deel van het verdrag aan de orde komen.
Wat de Europeanen zo teleurstelt, is het feit dat Europa al te nadrukkelijk aanwezig is op de gebieden waar dat niet als zinvol wordt ervaren en dat het afwezig is op de terreinen waar het het hardst nodig is.
De Europeanen zien nauwelijks de voordelen van de Unie in. Europa wordt minder gezien in termen van de voordelen die het oplevert dan in die van de problemen die het veroorzaakt en van de oplossingen die het niet weet aan te dragen. Er ligt dan ook een enorme taak voor ons als wij onze burgers beter willen informeren.
Als wij echter alle discussies die wij met onze burgers hebben gevoerd zouden moeten samenvatten, zou dat neerkomen op een nieuwe versie van de Verklaring van Laken.
Nagenoeg alles wat wij tijdens dit bezinningsjaar hebben gehoord en gezegd, staat al in de Verklaring van Laken van december 2001, die ten grondslag lag aan het Grondwettelijk Verdrag.
Laat mij er bij wijze van voorbeeld een paar citaten uit voorlezen:
'Europa moet zijn verantwoordelijkheid nemen bij het besturen van de globalisering'.
'Wat de burgers verwachten, zijn meer resultaten, betere antwoorden op concrete vragen ... een grotere rol voor de Unie in zaken van justitie en veiligheid, het bestrijden van grensoverschrijdende criminaliteit, het beheersen van migratiestromen'.
'Resultaten vragen zij ook op het vlak van werkgelegenheid en de strijd tegen de armoede en de sociale uitsluiting, en op dat van de economische en sociale samenhang'
Het probleem zijn niet de vragen, maar de antwoorden. Niet de diagnose, maar de behandeling.
Dames en heren,
Het Europees Parlement is van mening dat het Verdrag van Nice geen geschikt instrument is om de EU in staat te stellen tegemoet te komen aan de zorgen en eisen van de burger. Het Parlement is er bovenal rotsvast van overtuigd dat wij met het institutionele bestel dat het Verdrag van Nice ons biedt, geen vooruitgang kunnen boeken bij het uitbreidingsproces.
Je kunt geen verdiepingen aan een gebouw blijven toevoegen zonder er zeker van te zijn dat de fundering stevig genoeg is. Wie dat inziet, is niet per se een tegenstander van uitbreiding. Waar het om gaat zijn de voorwaarden waaronder een en ander zijn beslag moet krijgen.
Uitbreidingen en opnamecapaciteit
Een van de onderwerpen die het afgelopen jaar in het debat het meest aan de orde zijn geweest, was de uitbreiding. Dit hangt nauw samen met de "opnamecapaciteit" van de Unie, een punt dat ook op uw agenda staat.
De successieve uitbreidingen zijn, ondanks alle problemen waarmee zij gepaard gingen, uitgegroeid tot een groot strategisch succes voor de Europese integratie. Als Spanjaard weet ik dat uit eigen ervaring.
De uitbreidingen vergroten niet alleen de politieke stabiliteit en de economische welvaart op het Europees continent, zij verhogen ook onze capaciteit om in te spelen op de mondialisering en doen onze droom van een langs vreedzame weg verenigd Europa werkelijkheid worden.
Het uitbannen van de nalatenschap van Hitler, Stalin en de militaire dictaturen van Zuid-Europa was een morele verplichting van de hoogste orde.
Daar staat echter tegenover dat wij ook moeten erkennen dat de successieve uitbreidingen, zowel de meer recente als die welke wij nog voor ons hebben, tevens een bron zijn van grotere diversiteit.
Het motto van de Grondwet was weliswaar "eenheid in verscheidenheid", maar men kan zich in gemoede afvragen hoeveel diversiteit een effectieve Unie wel aankan.
Het Europa van vandaag is een wereld in het klein. De inkomensverschillen kunnen van de ene regio tot de andere oplopen met een factor 20. Ook zijn er historische verschillen, die leiden tot uiteenlopende visies op de wereld en op Europa zelf.
Daarom wordt het bereiken van overeenstemming op basis van unanimiteit steeds moeilijker. En als we daar al in slagen, zijn het vaak akkoorden op basis van de kleinste gemene deler, die meer frustratie wekken dan dat zij oplossingen bieden.
Besluitvormingsregels die niet zijn afgestemd op de omvang van de Unie, werken inefficiëntie in de hand en dat gaat ten koste van haar legitimiteit, m.a.w. de Unie kan haar legitimiteit kwijtraken doordat haar resultaten niet aan de verwachtingen voldoen. Uiteindelijk bestaat zelfs de mogelijkheid dat de burgers haar bestaansrecht in twijfel gaan trekken, zelfs op terreinen waar de toegevoegde waarde van Europa het grootst is.
Elk systeem stuit eens op de grenzen van zijn groeicapaciteit, die bepaald worden door zijn vermogen om zich te ontwikkelen op een manier die garandeert dat een groter formaat niet ten koste zal gaan van zijn efficiëntie.
Daarom heeft het Europees Parlement er ook op gewezen dat verdere uitbreiding van de Europese Unie na Roemenië en Bulgarije niet mogelijk zal zijn volgens de regels van het Verdrag van Nice.
Dat is een reden te meer waarom wij de constitutionele impasse moeten doorbreken, nl. om in staat te zijn het Europees perspectief dat wij de Balkanlanden willen aanreiken ook daadwerkelijk waar te maken.
Wij moeten ons institutioneel systeem hervormen om een situatie te vermijden waarin wij met meer en meer Europeanen zijn, maar met steeds minder Europa.
Wij moeten ervoor zorgen dat de geografische uitbreiding van Europa niet ten koste gaat van zijn politieke ambities.
Uitbreiding en integratie zijn geen alternatieven waartussen wij moeten kiezen, maar complementaire opties waartussen wij een evenwicht moeten zien te vinden. Europa zal - goedschiks dan wel kwaadschiks - het resultaat moeten zijn van de verschillende snelheden waarmee deze beide processen zich voltrekken.
Wij zijn ons ervan bewust dat de burgers het onevenwicht niet ontgaat tussen enerzijds de omvang van Europa, die blijft toenemen, en anderzijds zijn doelstellingen - die steeds onduidelijker worden - en de instrumenten waarover het beschikt, die steeds minder aan zijn taken zijn aangepast.
Wat moet er gebeuren?
Doorgaan met het ratificatieproces
Om te beginnen, moeten wij doorgaan met het ratificatieproces.
Het Europees Parlement en de grootste Europese politieke partijen roepen de Raad op het ratificatieproces een nieuwe impuls te geven in de landen die het nog niet hebben voltooid.
Vroeg of laat zullen wij het proces voor beëindigd moeten verklaren, het aantal ratificaties bij elkaar moeten optellen en dienovereenkomstig te werk moeten gaan.
Unanimiteit is noodzakelijk, maar het doet er wel degelijk toe of er twee, drie of meer - of minder dan vijf - landen niet tot ratificatie zijn overgegaan.
Instandhouding van het globaal compromis en van het institutioneel bestel van het Grondwettelijk Verdrag
Het Europees Parlement verzet zich eens te meer tegen stuksgewijze toepassing van het globaal compromis dat in het ontwerpverdrag is neergelegd en is van mening dat het daarin voorgestelde institutioneel systeem moet worden aangehouden.
Het Parlement is gaarne bereid de Commissie te volgen in haar opvatting dat Nice ontoereikend is. Velen onder u hebben zich in dezelfde zin uitgelaten. Nog maar enkele dagen geleden hebben ook de leiders van de voornaamste politieke partijen in Europa dit standpunt onderschreven.
Het grondwettelijk ontwerpverdrag is geen esthetische bevlieging van degenen die aansturen op een algehele visie van een politiek Europa die haar neerslag krijgt in één alomvattende tekst.
Het komt voort uit de overtuiging dat het Verdrag van Nice geen "levensvatbare basis vormt voor de voortzetting van het Europees integratieproces". De herziening van dat Verdrag is een van de belangrijkste verworvenheden van het Grondwettelijk Verdrag. Het zal heel moeilijk zijn het unaniem eens te worden over een ander systeem. Daarom is het, ongeacht de herziene versie die er uit de bus zal komen, zaak ervoor te zorgen dat dat onderdeel van het Verdrag bewaard blijft.
Een Europa van projecten en een plan voor Europa
In afwachting daarvan moeten wij meer en beter kunnen presteren met de instrumenten waarover wij in het kader van de bestaande verdragen beschikken.
Het is duidelijk dat wij de positieve effecten van het Europees beleid op de diverse terreinen duidelijker zichtbaar moeten maken. De burgers beoordelen de instellingen op hun resultaten. En toch had voorzitter Barroso gelijk toen hij Straatsburg erkende dat een Europa van projecten geen alternatief is voor een plan voor Europa.
Wij kunnen beslist meer en beter presteren met wat wij hebben. De gebrekkige coördinatie van het economisch beleid in Europa, zijn zwakke optreden op wereldniveau of op het gebied van de justitiële en politiële samenwerking zijn niet te beschouwen als technische of institutionele problemen, maar komen voort uit een gebrek aan politieke wil. Dit kan niet door welke tekst dan ook worden rechtgezet, zelfs niet als wij het een grondwet noemen.
Dit gebrek aan politieke wil heeft vooral gevolgen op het stuk van de immigratieproblematiek, die ook op uw agenda staat.
Sta mij toe hierover enkele opmerkingen te maken, want het betreft hier een bijzonder urgent probleem, waar het Parlement extra veel aandacht aan besteedt.
Immigratie: zeven jaar na Tampere
De immigratieproblematiek is een van de grootste sociologische uitdagingen van onze tijd. Als wij op het mondialiseringsproces - vooral in Afrika - invloed willen uitoefenen, moet dit probleem uitgroeien tot een van onze voornaamste beleidsprioriteiten.
In de zeven jaar sinds Tampere, hebben wij slechts op één van de vier terreinen van het gemeenschappelijk immigratiebeleid reële resultaten geboekt, namelijk bij de bestrijding van illegale immigratie.
Op de andere terreinen - legale immigratie, samenwerking met derde landen en de integratie van immigranten - hebben wij weinig of geen vooruitgang geboekt. De unanimiteitsregel staat het nemen van beslissingen in de weg.
Politieke wil impliceert dat je over de instrumenten moet beschikken om er gestalte aan te geven, hetgeen op zijn beurt betekent besluiten bij gekwalificeerde meerderheid in de Raad en toepassing van de medebeslissingsprocedure binnen het Europees Parlement via de zgn. 'passerelle-bepaling' van article 67 van het EG-Verdrag.
Het immigratiebeleid kan niet los worden gezien van het te voeren ontwikkelingsbeleid. Wij moeten ons vooral richten op het aangaan van partnerschappen met de landen van herkomst, vooral in de Afrikaanse landen bezuiden de Sahara. Wij moeten hen meer en betere mogelijkheden bieden en van hen verlangen dat zij delen in de verantwoordelijkheid - zoals ook reeds is bepaald in het Verdrag van Cotonou - en wij moeten illegale immigratie met andere dan alleen maar repressieve middelen bestrijden.
Daarnaast zou ik ook twee specifieke problemen willen vermelden op het gebied van veiligheid en justitie, waar het erom gaat de zaken niet uit te stellen, maar dringend tot actie over te gaan.
Politiële en justititële samenwerking in strafzaken
Ook hier is het eens te meer - zoals iedereen zich realiseert - de intergouvernementele besluitvorming die ons ophoudt. Het Grondwettelijk Verdrag bepaalt te dien aanzien dat de derde pijler in de Gemeenschapssfeer wordt geïntegreerd.
Volgens de bestaande verdragen beschikken wij echter over een "passerelle-clausule" (artikel 42 van het EU-Verdrag), die ons de mogelijkheid biedt over te schakelen op de communautaire methode. Dat betekent niet alleen snellere besluitvorming, maar ook meer effectiviteit en meer democratische controle. Het Parlement pleit wat dat betreft al geruime tijd voor toepassing van deze optie.
Het valt toe te juichen dat een aantal lidstaten en de Commissie dit voorstel steunen. Ik zou hen willen verzoeken zich er rekenschap van te geven dat het hier geen tactiek betreft om delen van het Grondwettelijk Verdrag toch door te voeren, maar alleen om gebruik te maken van een procedure waar wij al over beschikken.
Het PNR-arrest (persoonsgegevens van passagiers)
De nieuwe situatie die is ontstaan door het op verzoek van het Parlement gevelde arrest van het Hof van Justitie heeft ertoe geleid dat het besluit van de Raad en de Commissie inzake de verwerking van vliegtuigpassagiersgegevens door de Amerikaanse autoriteiten ongedaan is gemaakt, hetgeen betekent dat loyale samenwerking tussen onze instellingen onontbeerlijk is geworden.
Zoals nu weer is gebleken, leidt het ontbreken van loyale samenwerking ertoe dat de rechtbanken onze besluiten uiteindelijk ongedaan maken, waarvoor de burgers de prijs moeten betalen, met alle gevolgen van dien voor het prestige van de Unie.
Dit had kunnen worden voorkomen als wij bij wijze van overbrugging tussen de derde en de eerste pijler hadden besloten gebruik te maken van de "passerelle-clausule", waarover ik het hierboven al gehad heb.
De Raad en de Commissie moeten nu de dringend de nodige besluiten nemen. Maar wij moeten samen - Parlement, Raad en Commissie - toewerken naar de volgende fase, namelijk de sluiting van een definitief akkoord met de lidstaten na november 2007. Wij mogen er niet voor terugschrikken in debat te gaan over de grondrechten van de burgers, noch over de rol die de parlementen moeten vervullen in deze zo gevoelig liggende materie.
Onder het Britse voorzitterschap heeft de loyale samenwerking waarop ik doelde ons, mede dankzij de medebeslissingsprocedure, in staat gesteld in recordtijd een moeilijk te bereiken compromis te sluiten over de opslag van communicatiegegevens.
Ik moge er nog aan herinneren dat de Raad bij die gelegenheid heeft toegezegd het kaderbesluit inzake gegevensbescherming onverwijld te zullen goedkeuren, maar dat hij die toezegging nog niet is nagekomen.
Ik hoop dat de Raad dit kaderbesluit alsnog zal goedkeuren, evenals het daaraan gelieerde PNR-besluit.
Tevens hoop ik dat het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, tot de oprichting waarvan u in 2003 heeft besloten, spoedig gestalte zal krijgen. Het Parlement betreurt het dat sommige lidstaten zich verzetten tegen verlening van bevoegdheden aan dit bureau uit hoofde van de derde pijler.
Ik betreur het dan ook dat de kwestie van het grondrechtenbureau van de agenda voor vandaag is afgevoerd.
Ten slotte wil ik nog iets zeggen over de manier waarop de interparlementaire dynamiek functioneert en over de symbolische herdenking van historische gebeurtenissen op bepaalde data.
Parlementaire dynamiek
Er zijn belangrijke vorderingen geboekt in de samenwerking tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen. Samen hebben wij een parlementaire dynamiek ontwikkeld die het bezinningsproces ten goede kan komen, een actief optreden kan bevorderen en de legitimiteit van de Unie kan versterken.
Het bewijs daarvoor is geleverd op de op 8 en 9 mei - de Dag van Europa - gehouden interparlementaire bijeenkomst, die wij samen met het Oostenrijkse voorzitterschap hebben georganiseerd.
Onder het Finse voorzitterschap zal er nog zo'n bijeenkomst plaatsvinden, en daarnaast treffen wij gezamenlijk voorbereidingen voor tegen het jaar 2008, als de financiële vooruitzichten moeten worden herzien, vooral voor wat betreft de eigen middelen van de EU.
Herziening van het Grondwettelijk Verdrag impliceert automatisch dat het ook een parlementaire dimensie moet krijgen. De tijd voor onderhandelen tussen regeringen achter gesloten deuren is voorbij. Vooruitgang bij de opbouw van Europa is niet mogelijk zonder de burgers erbij te betrekken, m.a.w. zonder grotere betrokkenheid van de zijde van de parlementen. Dat is een van de voornaamste lessen die deze ervaring kunnen worden getrokken.
In dit verband wil het Europees Parlement zijn steun betuigen voor het voorstel van het Oostenrijkse voorzitterschap om de beraadslagingen van de Raad als wetgevingsorgaan transparant te maken.
Ik hoop dat u het daarover eens kunt worden.
Terug naar Messina?
De tijd die voor ons ligt, is vol symbolische data waarvan wij goed gebruik moeten maken. De vijftigste verjaring van de ondertekening van het Verdrag van Rome in 2007 valt samen met de tiende verjaardatum van de Europese Raad van Amsterdam, toen de eerste succesvolle poging werd gedaan om onze instellingen te hervormen.
Niet alle verjaardagen zijn echter even glorieus.
De Commissie suggereert dat wij nog verder terug moeten terugkijken - naar Messina - en op zoek moeten gaan naar de sporen van de grondleggers van Europa.
Messina was in 1955 ongetwijfeld de compensatie bij uitstek voor het mislukken van de Europese Defensiegemeenschap, maar het ging niet alleen maar over de gemeenschappelijke markt.
Bij herlezing van de verklaring van Messina valt op hoe groot de politieke ambities toen waren.
Er was toen al een voorstel voor een gemeenschappelijk energiebeleid en er werd ook al gewag gemaakt van harmonisatie van het sociaal beleid, alsook van gemeenschappelijke regels inzake de arbeidsduur, een kwestie waarover onze ministers het een paar dagen geleden nog niet eens konden worden.
Zouden wij in het licht van die omstandigheden thans nog de doelstellingen onderschrijven die indertijd door het Europa van de Zes zijn uitgestippeld? Terugkijkend op Messina moeten wij nu niet minder ambitie aan de dag leggen dan 50 jaar geleden. Om de waarden en doelstellingen van de Unie te definiëren hoeven wij maar te kijken naar het Grondwettelijk Verdrag, dat u al heeft onderschreven.
Zouden die waarden en doelstellingen in een nieuwe verklaring opnieuw moeten worden bevestigd of geherformuleerd en zouden wij ons opnieuw moeten begeven in complexe onderhandelingen, waarbij alles weer opnieuw moet worden besproken waarover wij zo moeizaam tot een akkoord zijn gekomen?
Tot besluit wil ik nog herinneren aan de woorden die Paul-Henri Spaak hierover in zijn mémoires met als titel "Combats inachevés" heeft uitgesproken, namelijk dat 'telkens als er zich problemen voordeden, putten wij uit onze gezamenlijke overtuigingen om de verbeeldingskracht te kunnen opbrengen die nodig was om ze te boven te komen".
Hebben wij met 25 en spoedig met 27 nog voldoende gemeenschappelijke overtuigingen? Hebben wij nog de verbeeldingskracht die nodig is om de problemen van vandaag te overwinnen?
Het kan zijn dat het probleem buiten zijn context meer is dan alleen maar een contextueel probleem. Wij mogen de context echter niet als voorwendsel gebruiken .Ongeacht de tekst waarover wij het eens willen worden, hij kan alleen van waarde zijn dankzij de gezamenlijke overtuigingen die erin tot uiting komen en de politieke wil die wij kunnen opbrengen om ze ook in praktijk te brengen
Dank u voor uw aandacht.
---- --
Ministerie van Buitenlandse Zaken