Federale regering Belgie
Toespraak Premier uitreiking Galenusprijs
(2006-06-20)
Persdienst Eerste Minister
TOESPRAAK VAN EERSTE MINISTER GUY VERHOFSTADT BIJ DE UITREIKING VAN DE
GALENUS-PRIJS VOOR FARMACOLOGISCH ONDERZOEK
Brussel, 20 juni 2006
Embargo: 17.30 uur
Dames en heren,
Met haar gezondheidssector heeft ons land altijd aan de top van de
wereld gestaan. We mogen zelfs zeggen dat met Vesalius de
wetenschappelijk geneeskunde in België is gestart. Maar ook de laatste
vijftig jaar zijn wij steeds een voorbeeld geweest. Dit zowel op het
vlak van het aanbod als op het vlak van het onderzoek. Op het vlak van
het onderzoek is onze reputatie vooral gevestigd door Paul Janssen,
die meer dan honderd patenten op zijn naam heeft staan. Zijn rol wordt
inmiddels gedeeld met verschillende bedrijven en onderzoeksinstituten
die nu samen de onderzoeksreputatie van België hoog houden.
Ook wat betreft het aanbod betwist geen enkel rapport of studie dat
onze gezondheidszorgen van de meest hoogstaande kwaliteit zijn. Dit
ligt aan de uitstekende opleiding van zowel artsen als verplegers,
maar ook aan de expertise die op verschillende terreinen is opgebouwd.
Minstens even belangrijk is de toegankelijkheid van onze
gezondheidszorgen. Wij hebben geen wachtlijsten. Geneeskunde is bij
ons niet onbetaalbaar voor wie met minder moet rondkomen. En evenmin
worden de beste zorgen voorbehouden voor wie het meest betaalt.
Kortom, wat zovele landgenoten als heel normaal beschouwen, is voor
meer dan 90% van de wereldbevolking nog steeds een verre droom.
Maar deze kwaliteit en toegankelijkheid zijn niet evident. We leven in
een tijd waarin mensen steeds ouder worden wat dus ook de zorgvraag
verandert. Bovendien veranderen zowel de levensstijl als de wensen van
mensen. Mee evolueren is dus de boodschap. Daar zijn we het allemaal
over eens. We zijn het ook eens over het belang van de vrije
artsenkeuze en de vrijheid van therapie.
Er is helaas één grens. Een belangrijke grens. We kunnen enkel de
kwaliteit, toegankelijkheid en de vrijheid behouden als we de grens
van de betaalbaarheid niet overschrijden. Daarom heeft de regering
besloten om de uitgaven voor de gezondheidszorgen te verhogen met 4,5%
per jaar. Dit is niet niks. Het is meer dan het dubbele van onze
economische groei. Maar we hebben tegelijk besloten dat deze 4,5% de
maximumgrens is. Anders komen we tot een budgettaire ontsporing waar
niemand beter van wordt. Deze grens is evenwel enkel haalbaar wanneer
we tegelijk met de verhoging van het budget ook een aantal andere
maatregelen nemen. Maatregelen waarvan ik niet op voorhand verwacht
had dat ze op algemeen applaus zouden kunnen rekenen. Er moeten nu
eenmaal keuzes worden gemaakt. Maar dankzij de rigoureuze opvolging
van dit budget, zijn we erin geslaagd om ons aan onze doelstellingen
te houden. En dat is voor iedereen een goede zaak.
Vandaar ook dat we met de farmaceutische industrie een aantal
afspraken hebben gemaakt. Een van die afspraken was de oprichting van
het Agentschap voor geneesmiddelen. Dit Agentschap moet ervoor waken
dat nieuwe geneesmiddelen van hoge farmaceutische kwaliteit zijn, dat
ze onschadelijk zijn en dat ze, eenmaal goedgekeurd, snel voor de
patiënt ter beschikking staan. Want, laat ons eerlijk zijn, vooral dat
laatste was een probleem in ons land. Het duurde veel te lang voordat
nieuwe geneesmiddelen de juiste goedkeuring en registratie verkregen.
Waardoor ze eerder in het buiten dan in het binnenland in omloop
kwamen.
Deze vertragingen zijn niet alleen een spijtige zaak voor de patiënten
die de beste geneesmiddelen verdienen. Het is ook schadelijk voor de
industrie en demotiverend voor het onderzoek. Het wetsontwerp voor de
oprichting van het Agentschap voor geneesmiddelen is intussen
goedgekeurd door Kamer en Senaat. En ik kan u nu al aankondigen dat
dit punt opnieuw vrijdag op de Ministerraad staat ditmaal om de
concrete oprichtingsmodaliteiten zullen bespreken.
We zullen het bovendien niet bij dit Agentschap laten. Ten laatste in
september zal er een nieuw Farmaceutisch Platform opgericht worden.
Dit platform zal hét overlegforum worden tussen de overheid en de
farmaceutische sector. Op dit platform zullen we nagaan hoe de
farmaceutische sector haar investeringen en hoge innovatiegraad kan
behouden, terwijl tegelijkertijd de controle van de kosten van de
gezondheidszorg en de meerwaarde voor de patiënt behouden kan blijven.
Ik denk dat we met iedereen een stap vooruit zetten als we met het
Platform deze doelstelling kunnen bereiken.
Dames en heren,
Ik ben sterk overtuigd van de noodzaak van onderzoek en innovatie, van
research and development. Het is zowel voor onze economie, voor onze
werkgelegenheid als voor de ziektebestrijding de sleutel voor de
toekomst. Vandaar dat we ook alles doen om in innovatie te investeren,
om onderzoek te stimuleren. Daarom hebben we allerlei onderzoekers een
belastingsverlaging toegekend in de vorm van een vrijstelling van een
deel van de bedrijfsvoorheffing. Doctorandi en post-docs aan
universiteiten of hogescholen krijgen een vrijstelling van 65%.
Onderzoekers van erkende wetenschappelijke instellingen, van
ondernemingen die met die instellingen betrokken zijn en van Young
Innovative Companies genieten 50% vrijstelling. En ondernemingen die
onderzoek laten verrichten door doctors in de toegepaste
wetenschappen, de exacte wetenschappen, de geneeskunde,
dierengeneeskunde of burgerlijk ingenieur krijgen een vrijstelling van
25%. We zijn bovendien van plan om deze maatregelen nogmaals uit te
breiden naar bijvoorbeeld de biochemische en scheikundige ingenieurs.
Hiermee geven we bijna iedereen die met onderzoek en innovatie bezig
is, een stevige duw in de rug.
Maar dit is niet enige. Een van de komende dagen verschijnt namelijk
een wet die een extra stimulans moet geven voor het farmaceutisch
onderzoek in het bijzonder. Met deze wet geven we een
belastingsverlaging die afhankelijk is van de mondiale investering van
een farmaceutische onderneming in Research and Development, en van de
toegevoegde waarde van die onderneming in België. Deze maatregel, waar
jaarlijks 35 miljoen euro wordt voor uitgetrokken, zal zorgen voor
investeringen in innovatie en dus investeringen in werk in ons land.
Dames en heren,
Hoe noodzakelijk belastingsverlagingen en investeringen ook mogen
zijn, geld is niet alles. Ook erkenning is belangrijk. Zeker voor
jonge onderzoekers. Wanneer een gebrek aan zonlicht wegens te veel
werk gecombineerd wordt met een gebrek aan erkenning, dan houd je dit
beroep niet lang vol. Daarom vind ik het een uitstekende zaak dat de
Artsenkrant de gerenommeerde Galenusprijs ook in ons land uitreikt.
Over de inhoud van het werk van de laureaten kan ik helaas niet dieper
ingaan. Alleen al de titels zijn voor mij reeds te gecompliceerd. Maar
ik heb vertrouwen dat de jury dat zij net zoals de vorige jaren
opnieuw een jonge toponderzoeker in de bloemen zet. Ik wil in elk
geval elk van de laureaten al feliciteren en wens hen nog veel succes
toe. Ons land heeft u nodig.
Ik dank u.