Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Contactpersoon Ons kenmerk UB/K/06/48151 Doorkiesnummer Datum 20 juni 2006

Onderwerp Behandeling uitkeringsaanvragen

Op 23 februari jl. heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen van mw. Verburg c.s. (Kamerstukken 2005 ­ 2006, 26448, nr. 253) waarin de regering wordt verzocht de behandelingstermijn van het UWV zodanig te verkorten dat de uitkering 4 weken na aanvraag kan worden uitgekeerd en de Tweede Kamer te informeren over de mogelijkheden om de maximale behandelingstermijn voor de WW substantieel te verkorten.

Op 27 april jl. heeft de Tweede Kamer twee moties aangenomen van mw. Noorman ­ Den Uyl c.s. (Kamerstukken 2005 ­ 2006, 24515, nrs. 85 en 86). In deze moties wordt de regering verzocht het UWV op te dragen de kosten van schulden die zijn ontstaan door te late en te lage uitbetaling van de uitkering te vergoeden. Daarnaast wordt de regering verzocht om UWV op te dragen op eigen initiatief te toetsen of er recht is op kopjesregeling of Toeslagenwet en actieve voorlichting te geven over een mogelijk recht op deze regelingen.

Bijgaand geef ik u mijn reactie op de bovengenoemde drie moties.

Motie mw. Verburg over behandelings- en betalingstermijn

Ziektewet
Voor de Ziektewet geldt een wettelijke beslistermijn van 4 weken voor de beslissing over het bestaan van arbeidsongeschiktheid tot werken. Als gevolg van de problemen die UWV ondervindt met de invoering van een aangepast computersysteem voor de afhandeling van ZW-aanvragen en door de wijziging van de dagloonregels door Walvis is de tijdigheid van de ZW-beslissingen gedaald.

Met UWV heb ik afgesproken dat UWV, in de situaties waarin nu nog niet binnen 4 weken beslist kan worden, contact opneemt met de uitkeringsgerechtigde om te bezien of er behoefte bestaat aan verstrekking van een voorschot. Als dit het geval is en UWV geen indicaties heeft dat de ZW-aanvraag zal worden afgewezen, verstrekt UWV dit voorschot. Hiermee geeft UWV eveneens invulling aan een advies van de Nationale Ombudsman naar aanleiding van zijn op 30 mei 2006 gepubliceerde onderzoek naar de uitvoering van de ZW.

Ons kenmerk UB/K/06/48151

WIA en Wajong
Voor de WIA geldt een wettelijke beslistermijn van 10 weken na ontvangst van de aanvraag. Voor de Wajong is sprake van een wettelijke termijn van 8 weken. Ik zie helaas geen mogelijkheid om deze beslistermijn te verkorten, gezien de verschillende processtappen (verzekeringsgeneeskundig onderzoek, arbeidskundig onderzoek en juridische beoordeling en specifiek voor de WIA de beoordeling van reïntegratieverslag en beslissing door de beslissingsautoriteit) die UWV moet doorlopen bij een WIA/Wajong-aanvraag. Aangezien een WIA/Wajong-uitkering tenminste 13 weken voor het aflopen van de wachttijd dient te worden aangevraagd is de beslistermijn over het algemeen afdoende om te voorzien in een inkomen aansluitend aan het aflopen van de wachttijd. In die gevallen waarin UWV na het einde van de wachttijd nog geen beslissing heeft genomen, neemt UWV contact op met de uitkeringsgerechtigde om te bezien of er behoefte bestaat aan verstrekking van een voorschot. Als dit het geval is en UWV geen indicaties heeft dat de WIA/Wajong-aanvraag zal worden afgewezen, verstrekt UWV dit voorschot.

Werkloosheidswet
Voor de Werkloosheidswet geldt een wettelijke beslistermijn van 8 weken na ontvangst van de aanvraag. Bij een uitkeringsaanvraag WW wordt invulling gegeven aan de volgende uitgangspunten:
Werk boven uitkering: de inzet van CWI (en UWV) is gericht op het indien mogelijk voorkomen van een uitkeringsaanvraag en begeleiden naar ander werk en secundair op gegevensuitvraag in verband met de beoordeling van de uitkeringsaanvraag; Rechtmatige uitkeringsverstrekking: de inzet van UWV is gericht op het verkrijgen van de noodzakelijke gegevens en bewijsstukken om tot een rechtmatige uitkeringsverstrekking te komen;
Tijdige uitkeringsverstrekking: de inzet van UWV is gericht op het tijdig voorzien in inkomen.

In de huidige beslis- en betalingstermijn komen deze drie aspecten terug. Betrokkene dient uiterlijk op de eerste werkdag na het intreden van de werkloosheid bij CWI aangifte te doen van zijn werkloosheid en zich te registreren als werkzoekende. CWI beziet op dat moment wat de mogelijkheden van betrokkene zijn op de arbeidsmarkt. Binnen één week na het intreden van de werkloosheid dient bij CWI een uitkeringsaanvraag ingediend te worden. Binnen 8 werkdagen na de aanvraag vindt overdracht van de uitkeringsaanvraag van CWI naar UWV plaats. Doorgaans draagt CWI de uitkeringsaanvraag tijdig over aan UWV. Een belangrijk deel van de uitkeringsaanvragen wordt door CWI zelfs binnen 5 werkdagen overgedragen. Vervolgens vindt verwerving van aanvullende gegevens, de beoordeling en betaling door UWV plaats. In 95% van de gevallen beslist UWV binnen 8 weken. In 80% van de gevallen beslist UWV binnen 4 weken. In overleg met UWV en CWI onderzoek ik hoe de procesgang kan worden geoptimaliseerd.

---

Ons kenmerk UB/K/06/48151

In overleg met UWV en CWI zijn de volgende verbeteringen van de procesgang onderkend: Bij dreigende werkloosheid kan betrokkene zich al als werkzoekende registreren bij het CWI en een uitkeringsaanvraag indienen. In de voorlichting zal CWI actief op deze mogelijkheid wijzen. Bij gebruik van deze mogelijkheid zal UWV tijdig kunnen beslissen; In 2007 zal het Digitaal Klantdossier werk en inkomen geïmplementeerd worden. Dit draagt bij aan een snellere communicatie tussen aanvrager, CWI en UWV; De per 1 januari 2006 in werking getreden dagloonregels Walvis leiden, doordat de polisadministratie geen gegevens van voor 1 januari 2006 bevat, tijdelijk tot meer gegevensuitvraag bij werkgevers voor de dagloonvaststelling. UWV heeft mij voorgesteld, ter voorkoming van vertraging in de uitkeringsvaststelling, tijdelijk een afwijkende werkwijze te hanteren. Ik heb besloten deze tijdelijke afwijkende werkwijze van UWV te accorderen. Deze afwijkende werkwijze geldt overigens voor WW en ZW; UWV onderzoekt overige mogelijkheden tot verbetering van de procesgang. Hierbij wordt onder meer gekeken naar andere vormen van verwerving van noodzakelijke informatie (onder meer telefonisch uitvragen) en naar mogelijkheden om de tijd die na de formele beslissing nodig is voor de beoordeling van het eerste werkbriefje te verkorten.

Met bovenstaande maatregelen wordt de doorlooptermijn voor WW-beslissingen en de eerste WW-betaling bekort. Daarnaast wordt samen met UWV verkend welke aanvullende dereguleringsvoorstellen kunnen bijdragen aan verkorting van de beslistermijn. De verwachting is echter niet gerechtvaardigd dat met deze maatregelen in alle gevallen binnen 4 weken beslist en betaald kan worden. In vervolg op een experiment dat UWV eerder heeft uitgevoerd zal UWV daarom bij iedere volledig ingediende aanvraag waarbij niet binnen 4 weken beslist kan worden, contact opnemen met de aanvrager om te bezien of er behoefte bestaat aan verstrekking van een voorschot. Als dit het geval is en UWV geen indicaties heeft dat de WW-aanvraag zal worden afgewezen, verstrekt UWV dit voorschot.

Motie mw. Noorman ­ Den Uyl over vergoeden van schulden bij te laat of te laag betalen

In deze motie wordt de regering verzocht het UWV op te dragen de kosten van de schulden die zijn ontstaan door de te late of te lage uitbetaling van de uitkering te vergoeden. Het gaat hierbij in mijn ogen om twee principieel andere situaties. Bij te late betaling door UWV bestaan momenteel al mogelijkheden doordat de uitkeringsgerechtigde UWV om een schadebesluit kan vragen of bij de rechter een vordering uit onrechtmatige daad kan indienen. Daarnaast vergoedt UWV op verzoek wettelijke rente over de te laat betaalde uitkering. Via deze mogelijkheden wordt in mijn ogen in de uitvoeringspraktijk reeds vorm gegeven aan de wens van mevrouw Noorman ­ Den Uyl zoals deze uitgesproken is in de motie. Daarbij heb ik er kennis van genomen dat bij de plenaire behandeling van het wetsvoorstel van de leden Wolfsen en Luchtenveld dat voorziet in een dwangsom bij niet tijdig beslissen (kamerstukken 2004 -2005, 29934) gesproken is over het nut van de uitbreiding van dergelijke algemene
---

Ons kenmerk UB/K/06/48151

(dwang)middelen in relatie tot oplossingen in de regelgeving en uitvoering waardoor overschrijding van beslistermijnen wordt voorkomen. Ik zie geen aanleiding om naar aanleiding van de motie van mw. Noorman ­ Den Uyl c.s. aanvullende maatregelen te treffen met betrekking tot de te late betaling.

Een andere situatie betreft de te lage betaling door UWV. De beslissing om geen uitkering toe te kennen dan wel een lagere uitkering toe te kennen dan waarop betrokkene meent recht te hebben, kan heel goed tijdig en rechtmatig genomen zijn. In zo'n situatie bestaat er geen enkele reden voor schadevergoeding. Als in deze situatie het inkomen van belanghebbende beneden het sociaal minimum ligt, kan de belanghebbende mogelijk aanspraak maken op een aanvulling op grond van de Toeslagenwet of eventueel de Wet werk en bijstand. De betrokkene kan tegen de volgens hem onjuiste uitkeringsbeslissing van UWV bezwaar en beroep instellen. Het zal van de uitslag van deze procedure afhangen of UWV een vorm van schadevergoeding dient te betalen. Als de uitkomst is dat UWV een onjuist besluit heeft genomen en ten onrechte geen of een te lage uitkering heeft verstrekt, zal een nabetaling volgen waarover wettelijke rente vergoed kan worden. Voor aanvullende schade kan betrokkene UWV om een schadebesluit vragen of bij de rechter een vordering uit onrechtmatige daad indienen.

Motie mw. Noorman ­ Den Uyl over actieve toetsing en voorlichting TW en kopjesregeling

In deze motie wordt de regering verzocht om UWV op te dragen op eigen initiatief te toetsen of er recht is op kopjesregeling of Toeslagenwet en actieve voorlichting te geven over een mogelijk recht op deze regelingen. Met betrekking tot de kopjesregeling beoordeelt UWV nu reeds zelfstandig of er sprake is van mogelijk recht op een kopje.

Voor de beoordeling van het recht op Toeslag is zowel de gezinssituatie (alleenstaande, gehuwde of minderjarige kinderen) als het inkomen van een eventuele partner van belang. Deze informatie is niet nodig voor de beoordeling van het recht op ZW, WW of WIA en dient voor de beoordeling van een eventueel recht op Toeslag aanvullend te worden uitgevraagd. Dit betekent zowel een zware belasting in de levering van gegevens en bewijsstukken door uitkeringsgerechtigden als een extra belasting voor het UWV. Ik zie daarom geen mogelijkheden voor de toetsing op eigen initiatief door UWV van het recht op Toeslag. Door het verplichte hergebruik van beschikbare gegevens (onder meer uit de Polisadministratie en GBA) zal UWV overigens wel in staat zijn om de administratieve last voor uitkeringsgerechtigden met betrekking tot het aanvragen van een Toeslag in de toekomst te verminderen.

Met betrekking tot de Toeslagenwet ondersteun ik wel dat deel van de motie waarin
---

Ons kenmerk UB/K/06/48151

opgeroepen wordt tot actieve voorlichting door UWV. Met UWV heb ik afgesproken dat deze voorlichting zowel loopt via informatie op de formele beschikkingen, waarbij gewezen wordt op het bestaan van mogelijk recht op Toeslag, als via brochures en de UWV-internetsite.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)


---