Graag bieden wij u hierbij de reactie aan op uw verzoek van 15 juni 2006 met kenmerk 06-BUZA-B-51 inzake Onderhandelingen met het Verzetsleger van de Heer (LRA). Hierbij worden tevens de vragen van Kamerlid Brinkel van 15 juni 2006 met kenmerk 2050615220 inzake vrede in Uganda beantwoord.
Het vinden van een duurzame oplossing voor het structurele probleem van achterstelling van Noord-Uganda en het verbeteren van de buitengewoon ernstige humanitaire situatie ten gevolge van de reeds 20 jaar durende strijd met de LRA vormen een kernpunt van het Nederlandse bilaterale beleid voor Uganda. Dit is tevens één van de prioriteiten binnen het regionale Grote Meren beleid. Beëindiging van dit slepende conflict is bovendien essentieel voor de implementatie van het Comprehensive Peace Agreement (CPA) voor Sudan waarbij Nederland nauw betrokken is.
Recentelijk hebben gesprekken plaatsgevonden tussen de regering van Zuid-Sudan (GoSS) en de LRA-leiding, die mogelijk kunnen leiden tot onderhandelingen tussen de Ugandese regering en het LRA. Ons is voorts bekend dat Pax Christi op verzoek van partijen besprekingen met het LRA heeft gefaciliteerd. Voor zover op dit moment bekend, zijn de standpunten van de Ugandese en Sudanese regeringen als volgt.
De GoSS beschouwt de voortdurende aanwezigheid van de LRA en het Ugandese leger (UPDF) op eigen grondgebied als een ernstige bedreiging van de stabiliteit in Zuid-Sudan en bovendien een belemmering voor de implementatie van het CPA. De GoSS meent dat besprekingen te verkiezen zijn boven een militaire confrontatie met het LRA en zoekt door middel van rechtstreekse onderhandelingen tussen de Ugandese regering en het LRA zowel een oplossing voor de problemen op haar eigen grondgebied als poogt hiermee een bijdrage te leveren aan regionale stabiliteit. De Ugandese president Museveni heeft in zijn gesprek met de Sudanese vice-president Salva Kiir met het initiatief ingestemd en het wachten is momenteel op het samenstellen van een delegatie. Politieke wil van de Ugandese regering om de besprekingen tot een succesvol einde te brengen is een voorwaarde voor het welslagen van het vredesproces. Het LRA heeft eveneens met de besprekingen ingestemd en reeds een delegatie benoemd. De Sudanese regering van Nationale Eenheid heeft zich tot nu toe van commentaar onthouden, maar aangenomen wordt dat ook deze regering graag een einde ziet aan het conflict omdat het uiteindelijk ook een Sudanees veiligheidsprobleem is en bovendien Sudan in een negatief daglicht stelt. Volgens onze informatie hebben beide Sudanese regeringen het Memorandum of Understanding, waarmee toegang van het Ugandese leger op Sudanees grondgebied is geregeld, niet verlengd.
Nederland verwelkomt de signalen over een initiatief van de GoSS om samen met de overige betrokken partijen te komen tot een vreedzame oplossing voor de problemen in Noord-Uganda en Zuid-Sudan. De gesprekken tussen de regering van Zuid-Sudan (GoSS) en de LRA-leiding, die mogelijk kunnen leiden tot onderhandelingen tussen de Ugandese regering en het LRA bevinden zich evenwel nog in een pril stadium. Het is derhalve nog te vroeg om iets te kunnen zeggen over de uitkomsten van deze eventuele onderhandelingen.
Nederland gaat ervan uit dat voor een duurzame oplossing van de situatie in Noord-Uganda vredesbesprekingen, amnestie en berechting elkaar dienen aan te vullen. Vrede en gerechtigheid gaan immers hand in hand. Hiervoor heeft Nederland zich ook in de kerngroep voor Noord-Uganda (bestaande uit Nederland, Noorwegen, het VK en de VS) steeds hard gemaakt. Daarbij is een gegeven dat het ICC, op verzoek van de Ugandese regering, onderzoek heeft verricht en op basis daarvan arrestatiebevelen heeft uitgevaardigd ten aanzien van de vijf hoogste leiders van het LRA. Verdragspartijen bij het ICC Statuut, waaronder in de eerste plaats Nederland, zijn verplicht met de aanklager samen te werken aan de arrestatie en volledige samenwerking te bieden bij de aanhouding en overdracht van personen tegen wie arrestatiebevelen zijn uitgevaardigd.
Wij zijn van mening dat kansen op vrede in Uganda en Zuid-Sudan door betrokken partijen dienen te worden aangegrepen. De regering is door de GoSS gevraagd na te gaan of de kerngroep voor Noord-Uganda bij mogelijke vredesbesprekingen in Zuid-Sudan een waarnemersrol zou willen vervullen. Hierover wordt thans overleg gevoerd met de leden van de kerngroep. Voor de Nederlandse regering geldt dat bij een eventuele ondersteuning van de onderhandelingen zij de verplichtingen voortvloeiend uit het Statuut van Rome, in het bijzonder met betrekking tot de aanklachten door het ICC tegen de leiders van het LRA, ten volle respecteert.
De Minister De Minister
van Buitenlandse Zaken, voor Ontwikkelingssamenwerking,
Dr. B.R. Bot A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
---- --
Ministerie van Buitenlandse Zaken