Verwerping cassatie in fraudezaken evenementenbeleid provincie
Gelderland
Samenvatting door griffier van de Hoge Raad (buiten
verantwoordelijkheid van de Hoge Raad)
Achtergrond:
De Hoge Raad heeft op 20 juni 2006 uitspraak gedaan in de
samenhangende strafzaken tegen de verdachte S. (destijds een
gedeputeerde van de provincie Gelderland) en de verdachte L. (destijds
directeur van verschillende B.V.'s die zaken deden met de provincie
Gelderland). De zaken hebben met name betrekking op de vraag of er
sprake is geweest van omkoping en/of fraude rondom een contract
waarbij de provincie Gelderland een alleenrecht voor het organiseren
van evenementen zou hebben verleend aan één van de B.V.'s waarvan L.
destijds directeur was.
In de zaak van verdachte L. hebben zowel de rechtbank als het hof
bewezen verklaard dat gebruik is gemaakt van een contract waaronder
een handtekening was geplaatst die moest doorgaan voor de handtekening
van de Commissaris van de Koningin in Gelderland. Verdachte L. heeft
een ambtenaar van de provincie Gelderland giften en beloften gedaan
met het oogmerk die ambtenaar te bewegen om, in strijd met zijn
plicht, ten opzichte van L of één van zijn B.V.'s, anders te
handelen dan zou behoren, in het kader van het evenementenbeleid van
de Provincie Gelderland.
De rechtbank Arhem heeft in de zaken van de beide verdachten op 12
december 2003 uitspraak gedaan. De verdachte S. is veroordeeld tot een
gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
twee jaren, alsmede tot een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120
dagen hechtenis vanwege, kort gezegd, valsheid in geschrifte meermalen
gepleegd.
De verdachte L. is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf
van zes maanden met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een
werkstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en een geldboete
van ⬠5000,- subsidiair honderd dagen hechtenis vanwege, kort gezegd,
valsheid in geschrifte en omkoping van een ambtenaar.
Op 25 maart 2005 heeft het hof Arnhem in hoger beroep de verdachte S.
veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een
proeftijd van twee jaren, alsmede tot een werkstraf van 120 uren,
subsidiair 60 dagen hechtenis, vanwege valsheid in geschrifte eenmaal
gepleegd. Het hof heeft aan de verdachte L. terzake van dezelfde
feiten als in eerste aanleg dezelfde straffen als in eerste aanleg
opgelegd.
Het cassatieberoep bij de Hoge Raad:
De verdachten hebben cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraken van
het hof. De zaak wordt voor de verdachte S. behandeld door mr. W.J.E.
Hendriks, advocaat in Amsterdam. Voor de verdachte L. wordt de zaak
behandeld door mr. A.H.J.G. van Voorthuizen, advocaat in Ede.
In beide zaken wordt met name geklaagd over de bewijsvoering.
De advocaat-generaal mr. W.H. Vellinga heeft in zijn conclusies van 18
april 2006 de Hoge Raad geadviseerd de cassatieberoepen te verwerpen.
Uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad heeft in beide zaken over het merendeel van de klachten
geoordeeld dat deze klachten niet tot cassatie kunnen leiden en niet
nopen tot de beantwoording van rechtsvragen in het belang van de
rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (artikel 81 Wet op de
rechterlijke organisatie).
In de zaak tegen L. heeft de Hoge Raad naar aanleiding van een klacht
overwogen dat van omkoping van een ambtenaar ook sprake kan zijn in
een geval waarin giften en beloften aan een ambtenaar worden gedaan
teneinde aldus een relatie met die ambtenaar te doen ontstaan en/of te
onderhouden met het doel een voorkeursbehandeling te krijgen. De Hoge
Raad heeft het oordeel van het hof op dit punt in stand gelaten.
Gevolgen van deze uitspraak
De veroordeling van de beide verdachten is door de uitspraak van de
Hoge Raad definitief geworden.
Zie voor de volledige uitspraken:
(met rolnummer 01803/05) LJ-nummer AW3583
(met rolnummer 01804/05) LJ-nummer AW3584
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 20 juni 2006 Naar boven