Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep in de zaak L over geweldpleging tegen Anja Joos

Samenvatting door griffier van de Hoge Raad (buiten verantwoordelijkheid van de Hoge Raad)

De Hoge Raad heeft op 20 juni 2006 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen L., die verdacht wordt van openlijke geweldpleging op 6 oktober 2003 op het Gerard Douplein in Amsterdam tengevolge waarvan Anja Joos is overleden.

Achtergrond
Op 26 maart 2004 heeft de rechtbank Amsterdam de verdachte veroordeeld tot negen maanden gevangenisstraf wegens openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en opzettelijk deelnemen aan een aanval waarin onderscheiden personen zijn gewikkeld, terwijl de aanval iemands dood ten gevolge heeft. Op 16 november 2004 heeft het hof Amsterdam in hoger beroep de verdachte, wegens openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaren en tot een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.

Cassatieberoep bij de Hoge Raad
De verdachte heeft cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraak van het hof Amsterdam.
Namens de verdachte heeft mr. B.C. Swier, advocaat in Amsterdam, geklaagd over de bewezenverklaring, met name dat het hof bewezen heeft verklaard dat de verdachte "in vereniging" geweld heeft gepleegd. Op 21 maart 2006 heeft advocaat-generaal mr. W.H. Vellinga in zijn conclusie de Hoge Raad geadviseerd het cassatieberoep te verwerpen.

Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak overwogen dat van het "in vereniging" plegen van openlijk geweld sprake is indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, zonder dat deze bijdrage zelf van gewelddadige aard behoeft te zijn. In dit geval heeft de verdachte zich daaraan schuldig gemaakt, want hij heeft met de anderen de confrontatie met het slachtoffer gezocht, ook nog nadat was geconstateerd dat zij geen diefstal had gepleegd. Hij maakte deel uit van een groep die naar haar bleef joelen en schreeuwen, die met stoelen naar haar sloeg, naar haar opdrong en haar insloot.
Vervolgens kwam zij te vallen waarna iemand uit de groep haar enige malen heeft getrapt. Dat alles zonder dat de verdachte zich op enig moment van de gebeurtenissen heeft gedistantieerd.

Het hof heeft daaruit kunnen afleiden dat de verdachte door zo te handelen een voldoende significante bijdrage aan het openlijk geweld heeft geleverd en dus strafbaar is.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 20 juni 2006 het door L. ingestelde cassatieberoep verworpen. Dit heeft tot gevolg dat de beslissing van het hof in stand blijft. Met deze uitspraak van de Hoge Raad is de veroordeling van de verdachte onherroepelijk geworden.

LJ Nummer

AV7268


Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 20 juni 2006 Naar boven