Beantwoording Kamervragen over Europese verplichting om strafrechtelijke sancties te harmoniseren om misbruik van intellectueel eigendom te bestrijden
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag | |Directie Integratie Europa / Intern
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |
|Datum | 19 juni 2006 |Behand|Eeuwke Faber | | | |eld | | |Kenmer|DIE-862/06 |Telefo|+31 70 348 4357 | |k | |on | | |Blad |1/5 |Fax |+31 70 348 4086 | |Bijlag| |eeuwke.faber@minbuza.nl | |e(n) | | | |Betref|Beantwoording vragen van het lid Van| | |t |Bommel over de Europese verplichting| | | |de Europese verplichting om | | | |strafrechtelijke sancties te | | | |harmoniseren om misbruik van | | | |intellectueel eigendom te bestrijden| |Zeer geachte Voorzitter,
Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister van Justitie en de staatssecretaris van Economische Zaken, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Bommel over de Europese verplichting om strafrechtelijke sancties te harmoniseren om misbruik van intellectueel eigendom te bestrijden. Deze vragen werden ingezonden op 1 mei 2006 met kenmerk 2050612590.
De Staatssecretaris voor Europese Zaken,
Atzo Nicolaï
Antwoord van de heer Nicolaï, staatssecretaris voor Europese Zaken, mede namens de heer Donner, minister van Justitie en mevrouw Van Gennip, staatssecretaris van Economische Zaken, op vragen van het lid Van Bommel over de Europese verplichting om strafrechtelijke sancties te harmoniseren om misbruik van intellectueel eigendom te bestrijden
Vraag 1
Wat is uw reactie op het voorstel van de Europese Commissie om van lidstaten te eisen dat zij hun strafrechtelijke sancties harmoniseren c.q. verhogen om misbruik van intellectueel eigendom te bestrijden? 1)
Vraag 2
Deelt u de visie van de Europese Commissie dat misbruik van intellectueel eigendom in Nederland door de autoriteiten minder hard wordt bestreden dan andere vormen van illegale handel? Indien ja, welke stappen gaat u zetten om verbetering te brengen in deze situatie? Indien neen, wat is uw mening over het oordeel van de Europese Commissie?
Vraag 3
Deelt u de opvatting dat er geen enkele aanleiding is te komen tot een Europese verplichting tot het strenger aanpakken van misbruik van intellectueel eigendom aangezien nationale strafrechtstelsels voldoende ruimte bieden om dat te bewerkstelligen? Indien neen, hoe verhoudt zich dit tot het uitgangspunt van subsidiariteit?
Antwoord
Op 4 april 2006 zond ik uw Kamer de notitie van het kabinet met betrekking tot de gevolgen van de uitspraak van het Hof van Justitie van 13 september 2005 inzake milieustrafrecht (Kamerstukken II 2005/06, 30 037, nr. 9). In deze notitie geeft het kabinet aan dat een terughoudende interpretatie van de uitspraak van het Hof past en dat het arrest naar ons oordeel geen grond vormt voor de constatering dat het voorschrijven van type en hoogte van strafsancties onder de Gemeenschapsbevoegdheden zou vallen. De Commissie had naar aanleiding van de uitspraak van het Hof van Justitie inzake milieustrafrecht van 13 september 2005 (zaak C-176/03) reeds aangekondigd dat zij zou voorstellen een eerder ontwerp-kaderbesluit over strafrechtelijke maatregelen ter handhaving van intellectuele eigendomsrechten om te zetten in een richtlijn. Op 26 april jl. heeft de Europese Commissie hiertoe een ontwerp-richtlijn aangenomen. De nieuwe ontwerp-richtlijn komt in de plaats van de oorspronkelijk voorgestelde richtlijn en het oorspronkelijk voorgestelde kaderbesluit van juli 2005. De huidige ontwerp-richtlijn bevat - evenals de aanvankelijke ontwerp-richtlijn - onder andere een verplichting tot strafbaarstelling van opzettelijke inbreuken op intellectuele eigendomsrechten en een bepaling over de aard van de sancties. De ontwerp-richtlijn bevat tevens een bepaling over de minimumhoogte van de maximumstraffen die Lidstaten op de inbreuken stellen. Deze bepaling maakte aanvankelijk deel uit van het ontwerp-kaderbesluit. Het is voor het eerst dat de Commissie een dergelijke bepaling in een ontwerp-richtlijn opneemt. De ontwerp-richtlijn bevat geen bepalingen over rechtsmacht en justitiële samenwerking in strafzaken. Het eerder voorliggende ontwerp-kaderbesluit bevatte dergelijke bepalingen wel. De Commissie stelt voor deze materie in de toekomst in een horizontaal instrument te regelen. Het kabinet zal zijn visie op dit voorstel, zoals gebruikelijk, in een BNC-fiche neerleggen. Belangrijke vragen daarbij zijn of het nodig is om naast richtlijn 2004/48/EG betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten en naast de privaatrechtelijke, bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving van deze rechten op nationaal niveau te komen tot een verplichting van de Gemeenschapswetgever tot strafbaarstelling van inbreuken op deze rechten, welke de reikwijdte van een eventuele richtlijn zou moeten zijn, hoe de inbreuken die voor onderlinge aanpassing in aanmerking zouden komen, zouden moeten worden omschreven, en of het mogelijk en ook nodig is in een eventuele richtlijn specifieke bepalingen inzake aard en hoogte van strafsancties op te nemen. In overeenstemming met de eerder genoemde notitie met betrekking tot de gevolgen van de Hofuitspraak milieustrafrecht zal in dit fiche specifieke aandacht worden besteed aan de consequenties van het voorstel voor het Nederlands strafrecht. In dit fiche zullen wij uiteraard ook onze appreciatie geven van de vraag hoe dit voorstel zich verhoudt tot de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit. Voornoemde laat echter onverlet dat Nederland de noodzaak van een effectieve bestrijding van namaak en piraterij en van Europese samenwerking daarbij onderkent. Niet alleen hebben namaak en piraterij belangrijke economische (waaronder op het gebied van innovatie) en sociale gevolgen, ook zijn er risico's voor de consumenten met name waar het volksgezondheid en veiligheid betreft.
Uit de aangehaalde bronnen blijkt niet dat de Europese Commissie de mening is toegedaan dat misbruik van intellectueel eigendom in Nederland door de autoriteiten minder hard wordt bestreden dan andere vormen van illegale handel.
Vraag 4
Acht u het in het algemeen wenselijk dat de Europese Commissie (bepaalde) strafrechtelijke sancties oplegt, waardoor sommige lidstaten mogelijk nieuwe strafrechtelijke regels opgedrongen kunnen krijgen of hun reeds geldende regels moeten aanscherpen? Kunt u uw antwoord toelichten.
Antwoord
Ik verwijs u hiervoor naar de eerdergenoemde notitie van het kabinet met betrekking tot de gevolgen van de Hofuitspraak milieustrafrecht.
Vraag 5
Deelt u de mening van de Oostenrijkse kanselier en EU-voorzitter Wolfgang Schüssel dat rechters van het Europees Hof van Justitie meer oog moeten hebben voor nationale gevoeligheden? 2) Kunt u uw antwoord toelichten.
Antwoord
Nee. Internationale en nationale rechters passen recht en rechtsregels toe. De rechters van het Europees Hof van Justitie hebben bij de interpretatie van het Europees recht voldoende ruimte (zie bijvoorbeeld artikel 95 lid 4-6, EG-verdrag met betrekking tot de interne markt en de "rule of reason"-jurisprudentie met betrekking tot dwingende redenen van algemeen belang) om in bepaalde gevallen rekening te houden met de specifieke positie van lidstaten. Bovendien heeft het Hof de bevoegdheid om - zij het in beperkte mate - te toetsen aan het subsidiariteitsbeginsel (artikel 5, EG-verdrag). Daarnaast geldt dat het Hof scherp toeziet op de proportionaliteit. Ik verwijs overigens naar het antwoord op uw eerdere vragen (13 februari 2006, kenmerk 2050606660).
1)http://europa.eu.int/rapid/pressReleasesAction.do?reference=IP/06/532&format=HTML&aged=0&language=EN&guiLanguage=en
2) Financial Times, 'EU court "must heed national feelings', 20-4-2006
---- --