INLIA
Rechten van kinderen steeds meer erkend 16/06/2006
In de afgelopen maanden hebben rechters de rechten van het kind, zoals
in internationale verdragen vastgelegd, steeds vaker zwaarder laten
wegen dan de nationale wetgeving . Het betreft uitspraken inzake
bijstandsuitkeringen, ontruimingen en vreemdelingendetentie.
Bijstand voor asielzoekerskinderen
De Centrale Raad van Beroep, het hoogste rechtsprekend orgaan voor
uitkeringszaken, heeft op 24 januari 2006 in een bodemprocedure
bepaald dat ouders die rechtmatig in Nederland verblijven, maar zonder
recht op reguliere voorzieningen van het COA, voor hun kinderen toch
een bijstandsuitkering moeten ontvangen.
Op 8 augustus 2005 had de rechter in een voorlopige voorziening het
verzoek al toegewezen. Hiermee wordt het Internationale Verdrag voor
de Rechten van het Kind (IVRK) boven de Nederlandse Koppelingswet
gesteld. De Raad bracht in haar uitspraak wel een beperking aan ten
opzichte van de voorlopige voorziening: kinderen die niet rechtmatig
in Nederland verblijven kunnen geen aanspraak maken op bijstand omdat
het verstrekken van mogelijk langdurige uitkeringen aan kinderen (...)
de voortzetting van hun verblijf hier te lande kan stimuleren,
waardoor het vreemdelingenbeleid ernstig zou worden doorkruist.
Desalniettemin is de uitspraak een belangrijke doorbraak in de strijd
om kinderen de rechten die ze volgens het ook door Nederland
ondertekende IVRK hebben ook in de praktijk te kunnen uitoefenen. De
Raad schrijft: Hoewel de Nederlandse staat deze kinderen niet tot zijn
grondgebied heeft toegelaten heeft hij welbewust aanvaard dat zij
gedurende een zekere tijd in Nederland verblijven. Dat is een een
expliciete erkenning van de zorgplicht van de staat. Defence for
Children International noemde de uitspraak van de CRvB dan ook een
opsteker voor het kind en het verdrag. De CRvB geeft in feite ook aan
dat het terecht is dat gemeenten de afgelopen jaren noodopvang hebben
geboden aan asielzoekers (met kinderen) die het verloop van hun
procedure in Nederland mogen afwachten.
Wij adviseren dan ook gezinnen met kinderen, die zonder voorzieningen
op straat staan, met een procedure die in Nederland afgewacht mag
worden, een aanvraag voor bijstand in te dienen bij de Sociale Dienst
van de gemeente waar zij verblijven.
Ook bij ontruimingen gaat IVRK voor
Inmiddels heeft de Rechtbank Haarlem op 22 mei 2006 ook in een
ontruimingsprocedure uitgesproken dat de verstrekkingen aan ouders van
minderjarige kinderen niet mogen worden beëindigd, onder verwijzing
naar de verhoogde beschermwaardigheid van kinderen op grond van het
IVRK en naar de uit het IVRK voortvloeiende zorgplicht van de
Nederlandse staat voor kinderen die de staat niet tot zijn grondgebied
heeft toegelaten, maar welbewust aanvaard en toegestaan dat
zij gedurende een zekere tijd in Nederland verblijven.
Langdurige detentie van minderjarige kinderen opnieuw onrechtmatig
verklaard
Zeer onlangs, op 14 juni 2006 kwam de Rechtbank Den Bosch tot het
oordeel dat het onrechtmatig is om kinderen voor langere tijd te
detineren. Twee kinderen van 14 en 16 jaar die al 5 maanden met hun
moeder in Kamp Zeist zaten opgesloten in afwachting van hun uitzetting
naar Mongolië moesten in vrijheid worden gesteld. De rechtbank kwam
tot dit oordeel omdat de IND geen duidelijke belangenafweging had
gemaakt. Naarmate de detentie langer duurt hecht de rechtbank meer
gewicht aan een deugdelijke motivering.
Hiermee wordt eindelijk het dringende en herhaalde beroep van de
advocaat op de bescherming van het IVRK gehonoreerd. In een eerder
vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 14 maart 2005 was al eens
bepaald dat detentie van minderjarige kinderen in een detentiecentrum
hooguit enkele weken mag duren.
Deze uitspraak is een steun in de rug voor de campagne Geen kind in de
cel die negen maatschappelijke organisaties (waaronder ook INLIA) op
dit moment voeren, en waarover u elders op deze site meer vindt.