Nederlandse Politiebond
Verslag overleg met de minister op 15 juni 2006
Gepubliceerd: vrijdag 16 juni 2006.
foto: Dick Harte
Op donderdag 15 juni 2006 vond in Den Haag formeel politieoverleg
plaats tussen de minister van BZK en de landelijke poli- tiebonden.
Namens de NPB waren aanwezig bondsvoorzitter Hans van Duijn en bonds-
penningmeester Jan Willem van de Pol. Hieronder een kort verslag.
Voorziening tot samenwerking: bonden ontraden een te snelle start
Tijdens het overleg met de minister is gesproken over de invoering van
de Voorziening Tot Samenwerking politie Nederland (VTS) met ingang van
1 juli 2006. Zoals bekend ondersteunt de minister het plan van de
korpsbeheerders en korpschefs om te komen tot meer eenheid in het
beheer van de Nederlandse politie. Tot op zekere hoogte is de NPB daar
ook voorstander van, zeker op het gebied van de Informatie en
Communicatie Technologie (ICT). De wijze waarop de uitvoering van het
project tot op heden gestalte krijgt, verdient echter een dikke
onvoldoende!
Geen draagvlak
In de eerste plaats is het de minister en de korpsbeheerders in het
geheel niet gelukt ook maar enig draagvlak te creëren bij de
betreffende werknemers. De ondernemings- raden van ISC, CIP en het NPI
hebben geen spaan heel gelaten van het toekomstige
bedrijfsvoeringsconcept of beter gezegd: het ontbreken daarvan. Bij de
achterban bestaat veel onrust over de formatieplannen NA het
totstandkomen van de VTS.
Vaagheden
In het tweede plaats staat het door de minister aangeleverde
'Referentiekader Voorziening Tot Samenwerking' bol van de vaagheden.
Wat zijn bijvoorbeeld de beleidsprioriteiten voor de korpsen die
eerdaags zullen worden vastgesteld? Welke taken op het gebied van
personeelsbeleid (Human Resource Management) en inkoop zullen voortaan
onder de VTS komen te vallen?
Onduidelijkheden
In de derde plaats kan de minister ons niet duidelijk maken op welke
wijze hij de VTS kan aansturen en welke mogelijkheden hij heeft om de
directie van de VTS ter verant- woording te roepen indien beoogde
toekomstige doelstellingen niet worden gehaald.
Vragen
Ten vierde is de vraag welke positie de VTS krijgt als eventueel
besloten wordt de Nederlandse politie te reorganiseren tot een
landelijk politieapparaat.
Al met al voldoende argumenten voor de NPB om de minister te adviseren
de invoering van de VTS op te schorten. Verder konden we niet gaan,
omdat de bonden geen beslis- sende positie hebben in deze
besluitvorming. De minister had geen oren naar ons advies en liet
weten het voorgestelde tijdpad te zullen aanhouden. Vanuit de
projectorganisatie zal nog uitvoerig overleg gevoerd worden met de
ondernemingsraden. De minister heeft toegezegd dat er direct na de
oprichting van de VTS een bijzondere commissie (bestuur/ directie VTS
met de politiebonden) zal worden geïnstalleerd. Dit betekent dat wij
meteen van start kunnen gaan met het behartigen van de
rechtspositionele en arbeidsvoorwaar- delijke belangen van de
collega's van het NPI, ISC en CIP binnen de VTS.
NPI
Bij de vorming van de VTS neemt het Nederlands Politie Instituut een
bijzondere positie in. Het NPI is namelijk een privaatrechtelijke
organisatie en zijn werknemers hebben dus een andere rechtspositie dan
de overige politiemedewerkers. Met name voor deze collega's zullen wij
na het tot stand komen van de VTS en de bijzondere commissie
politieambtenarenzaken indien nodig een reparatieslag realiseren.
Verbeterproramma opsporing
Geruchtmakende zaken uit de praktijk hebben geleid tot een
verbeterprogramma opsporing. Geïnteresseerden lezen het rapport van de
Commissie Posthumus.
150 zij-instromers op HBO-niveau
Eén van de aanbevelingen is een versterking van de recherche door een
versnelde zij- instroom van medewerkers op HBO-niveau. Op zichzelf
bespreekbaar, maar... De afge- lopen jaren waren voor het zittende
personeel postinitiële opleidingsplaatsen op HBO-ni- veau beschikbaar
en die blijken nog niet voor de helft door de korpsen te zijn
ingevuld. En dat terwijl een nog veel grotere behoefte aan
recherchepersoneel op HBO-niveau te verwachten is. Als korpsen op deze
wijze doorgaan, is het zittend personeel altijd in een
achterstandspositie. De minister heeft toegezegd ervoor te zullen
zorgen dat de korpsen de voor zittend personeel beschikbare
opleidingsplaatsen bij de Politieacademie invullen.
Prof-checks
In de aanbevelingen worden ook andere zaken genoemd, zoals de
invoering van prof- checks. Wij vragen ons af of de
kwaliteitsverbetering wel langs die weg kan of moet. Het heeft meer
weg van het wegduiken van het management voor de verantwoordelijkheid
van aansturing, ondersteuning en controle van dagelijkse
werkprocessen. Kortom: wij wilden ons nog niet aan dit onderdeel
verbinden. Binnenkort wordt de discussie daarover voortgezet.
Afgesproken is dat de aanbevelingen van de Commissie Posthumus niet
zullen leiden tot rechtspositionele consequenties, tenzij deze
uitdrukkelijk in het overleg tussen de minister en de bonden worden
overeengekomen.
Vastleggen verhoren
Tot slot heeft een meerderheid van de bonden (waaronder de NPB) de
minister geadvi- seerd wat betreft de toepassing van audiovisuele
middelen bij het verhoor van verdach- ten en getuigen verder te gaan
dan de commissie Posthumus aanbeveelt. Dat leidt tot versterking van
de positie van verdachten en getuigen en dus tot een versterking van
de rechtsstaat. Bovendien kan het een bijdrage leveren aan het
voorkomen van oncon- troleerbare beschuldigingen aan het adres van de
politie of politiemedewerkers over het gebruik van niet-toegestane
verhoormethoden of -technieken. In de tweede helft van 2006 zal dit
onderdeel uitvoeriger worden besproken.
Overname van deze informatie is toegestaan mits met bronvermelding. ©
16 06 2006 NPB