Spreekpunten tijdens de bekrachtiging van het Weidevogelverbond
Spreekpunten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman, tijdens de bekrachtiging van het Weidevogelverbond
op 15 juni 2006 in Maasland
Dames en heren,
Het was een koud voorjaar. Dat is over het algemeen niet zo goed voor
alles dat groeit en bloeit. Maar met de natuur is het net als met de
economie. Als het slecht gaat met de één, is er altijd een ander die
profiteert. Dit jaar waren dat de weidevogels. Want omdat het gras
niet zo hard groeide, werd er later gemaaid. En dat gaf veel kleine
pulletjes de kans groot genoeg te groeien om te vliegen. Zelfs al
waren er minder insecten om te eten.
Dat is een lichtpuntje. Wat mij betreft vooral omdat het laat zien dat
het wel goed kán gaan met de weidevogels in Nederland. Gunstige
weeromstandigheden alleen helpen al. Dat roept onmiddellijk de vraag
op wat het effect zal zijn als niet alleen het weer, maar ook andere
omstandigheden meewerken. Wij zijn hier vandaag om te zorgen dat we in
de toekomst antwoord op die vraag kunnen geven.
Ik zeg er meteen bij dat het wat mij betreft vandaag niet alleen over
weidevogels gaat. Hoe zeer ik ook op deze prachtige dieren ben
gesteld. Ik streef niet naar het ontstaan van weidevogelreservaten,
maar wel naar het behoud van onze prachtige cultuurlandschappen, met
daarin een goede biodiversiteit. En de weidevogels staan daar als het
ware symbool voor. Zoals ik al eens eerder zei, kan ik mij het
Hollandse landschap nauwelijks voorstellen zonder het geluid van de
weidevogels. En ook voor de biodiversiteit spelen zij een cruciale
rol.
Het is nu aan ons, bestuurders, natuurbeheerders en andere direct
betrokkenen, om de positie van weidevogels veilig te stellen. En ik
hoef u niet te vertellen dat het drie voor twaalf is.
Vorig jaar november hebben we de noodklok geluid. Want de nood is
hoog. Zo hoog dat we zelfs met z'n allen overwogen hebben om de
doelstellingen maar los te laten. Maar dat willen, en kunnen, we
beslist niet. Ik ben blij dat we dat met z'n allen hebben vastgesteld.
Niet alleen omdat we internationale afspraken hebben gemaakt, maar ook
omdat we de dure plicht hebben de kwaliteiten van onze natuur en ons
landschap ongeschonden door te geven aan volgende generaties.
Daarom gaan we door. Sterker nog: we doen er nog een schepje bovenop.
We gaan meer, beter en slimmer werken.
Voordat ik inga op onze nieuwe aanpak, wil ik graag iets over de
totstandkoming ervan zeggen. Ik heb veel waardering voor de inzet van
alle betrokkenen. U stond allen open voor een goede discussie met
respect voor elkanders invalshoek. De slotfase was nog even spannend.
Dat is niet zo gek, want zowel financieel als bestuurlijk heeft dit
plan grote gevolgen.
Bij sommige actoren, met name de provincie Zuid-Holland, bestaat zorg
over de financiën. Met elkaar moeten we deze zorg zien weg te nemen.
Ik zal mij daarvoor inspannen. De samenwerking tot nu toe moeten we zo
voortzetten. Dat is een goed uitgangspunt voor de uitvoering van het
plan.
Wat we precies gaan doen, staat nauwkeurig omschreven in het
actieprogramma dat we vandaag gaan ondertekenen. Het komt kortweg op
neer op vier belangrijke lijnen.
De eerste is dat we gebiedsgericht gaan werken: we gaan hele stukken
van provincies als geheel aanpakken.
Ten tweede gaan we de bescherming in die gebieden ook echt goed
regelen. Dat klinkt als een open deur. Maar we weten allemaal dat er
nog een wereld te winnen is door goed te kijken naar de effectiviteit
van de maatregelen die we inzetten en ook door de continuïteit in
beheer goed in de gaten te houden. We weten allemaal dat
nestbescherming alleen niet voldoende is. Als er bijvoorbeeld rond het
weiland struiken en bomen staan waarin roofvogels wonen, is het toch
snel gebeurd met de pulletjes. Er is veel meer nodig om een weiland
tot goed kuikenland om te toveren dan alleen laat maaien. En er is
veel meer van dat goede kuikenland nodig.
Dat sluit aan op de derde nieuwe lijn. En die houdt in dat we meer en
intensiever gaan samenwerken op gebiedsniveau. Dan hebben ik het over
de samenwerking tussen natuurbeheerders onderling en met overheden.
Regionale en lokale overheden voeren daarbij de regie. Al die partijen
gaan samen bepalen en doen wat nodig is om goed kuikenland te krijgen.
Ik - of liever het rijk - houdt daarbij de vinger aan de pols.
De laatste, maar niet de minst belangrijke nieuwe lijn is dat we meer
geld en aandacht gaan dirigeren naar de plekken waar de meeste kansen
liggen. Dat lijkt mij niet meer dan logisch.
Dames en heren!
Wie goed heeft opgelet, heeft intussen al een aantal keren de kassa
horen rinkelen. Want natuurbeheer is duur. En deze nieuwe, zwaardere
aanpak gaat dus geld kosten. Om precies te zijn jaarlijks 35 miljoen
euro extra. Een deel van dat bedrag is relatief gemakkelijk te vinden.
Ten eerste ontstaat er ruimte omdat we effectiever gaan werken. Ten
tweede kunnen we de mogelijkheden binnen het tweede
plattelandsontwikkelingsplan optimaal benutten.
Maar dan blijft er nog een fors gat over. Dat zullen we moeten
dichten. Want de plannen staan niet ter discussie. Ik zal daarom mijn
uiterste best doen om het budget rond te krijgen. Ik verwacht van alle
partners hier aanwezig een soortgelijke inzet. Uiterlijk eind dit jaar
verwacht ik dat we de financiën rond hebben.
Maar het gaat niet alleen om geld. Nogmaals: deze nieuwe aanpak staat
of valt met samenwerking. Tussen de partijen hier aanwezig. En omdat
we gebiedsgericht gaan werken, zijn vooral die regionale
samenwerkingsverbanden essentieel voor het slagen van ons nieuwe plan.
Gelukkig zijn er al clubs die laten zien hoe het moet. Ik doel
bijvoorbeeld op het samenwerkingsverband in het Friese Idzegea, waar
verschillende boeren de handen ineenslaan. Hun aantal groeit gestaag
en zij zijn bovendien in overleg met grote terreinbeheerders als
Natuurmonumenten om de samenwerking uit te breiden. Van dit soort
clubs kunnen wij bestuurders veel leren. Wat beweegt een boer er
bijvoorbeeld toe om zich op een goede manier op agrarisch natuurbeheer
toe te leggen?
Ik denk dat de dit een belangrijke vraag is. Het antwoord vormt de
sleutel tot beter weidevogelbeheer. Ik wil niet langer dat boeren het
'er het maar een beetje bij doen'. Het natuurbeheer moet onderdeel
worden van het bedrijf. Ik zie het daarom als mijn opdracht om de
factoren te versterken die boeren tot goed natuurbeheer te motiveren
om en de struikelblokken juist weg te nemen.
Om te beginnen wil ik boeren helpen om te experimenten met nieuwe
bedrijfssystemen. Daarom zal ik tien praktijkbedrijven financieren.
Ook wil ik op iets langere termijn naar een nieuwe
financieringstoeslag voor natuurgerichte landbouwbedrijven kijken. De
midterm review van het GLB lijkt mij daarvoor een uitstekend moment.
De bottom line is dat we helder moeten krijgen hoe we natuur en
agrarische functies op een duurzame manier kunnen combineren. Dat komt
niet alleen ten goede van de weidevogels, maar van de schoonheid van
ons land als geheel. Als we onze mooie landschappen in Nederland
willen houden, dan zullen boeren daar een belangrijke rol in moeten
spelen. Ik ben daarom ook blij dat we vandaag voor het eerst met z'n
allen erkennen dat weidevogels niet zonder de rundveehouderij kunnen.
Dat is een belangrijke stap.
Ik roep boeren op om op hun beurt open te staan voor het inpasbaar
maken van de zorg voor weidevogels in hun bedrijf. Roep niet te snel
dat het niet kan, zou ik zeggen. En als u tegen problemen aan loopt,
laat het dan weten. Wij als overheid kunnen alleen barrières uit de
weg ruimen als we ze weten te liggen, moet u maar denken.
Dames en heren,
Samengevat komt het er op neer dat de strijd om de weidevogel niet
opgeven, maar met nog meer verve voortzetten.
Zoals gezegd is samenwerking de belangrijkste succesfactor van deze
nieuwe aanpak. En samenwerking, zo weet elke ervaren bestuurder, is
pas echt effectief onder een goede regie. Ik ben dan ook blij dat ik
tot slot mag aankondigen dat een speciale regiegroep gaat zorgen dat
we werk gaan maken van het Weidevogelverbond dat we vandaag
bekrachtigen.
Geen betere dag dan vandaag om daarmee te beginnen. Vanaf 15 juni mag
ook in zwaardere pakketten gemaaid worden. Ik roep boeren op om dat
nog steeds met oog voor de weidevogels te doen. En ik hoef niet te
vertellen hoe. Onze agrarisch ondernemers weten als geen ander hoe ze
de beste condities moeten scheppen voor het leven van dier en plant.
De zorg voor de weidevogels vertrouw ik dan ook met een gerust hart
toe aan dit vakmanschap.
Net zoals ik ervan ben overtuigd dat de grote terreinbeheerders,
provincies, gemeenten en waterschappen het vakmanschap in huis hebben
de juiste condities daaromheen te scheppen. Daarom heb ik alle
vertrouwen in toekomst van de weidevogel. Zelfs bij zwaar weer.
Ik dank u voor uw aandacht.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit