De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk : TRCJZ/2006/1601
datum : 13-06-2006
onderwerp : Beantwoording kamervragen over ploegvergunningen
bijlagen :
Geachte Voorzitter,
Hierbij ontvangt u, mede namens de minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de antwoorden van de vragen van
het lid Atsma en Schreijer-Pierik (beiden CDA) over ploegvergunningen,
ingezonden op 4 mei 2006.
1
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de Raad van State dat
boeren die hun land willen ploegen of draineren een vergunning moeten
aanvragen?
Ja.
2
Voor welke activiteiten en in welke gebieden van Nederland moeten
boeren in het vervolg een vergunning aanvragen?
3
Door wie worden of zijn de activiteiten bepaald die vergunningplichtig
zijn? Wie wijst de betreffende gebieden aan?
4
Op grond van welke wet- en regelgeving zijn ondernemers verplicht om
deze vergunning aan te vragen?
De uitspraak van de Raad van State heeft betrekking op het gebied dat
wordt bestreken door het bestemmingsplan 'Buitengebied Dalen' van de
gemeente Coevorden. Het College van gedeputeerde staten (gedeputeerde
staten) van de provincie Drenthe heeft goedkeuring onthouden aan de
plandelen op de plankaart die samenvallen met de gronden die op de
Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) de aanduiding 'hoge
trefkans' hebben. Voor deze door gedeputeerde staten nader op een
kaart begrensde gebieden, hebben zij de gemeente met toepassing van
artikel 28, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO)
een aanlegvergunningenstelsel opgelegd voor elke bodemkundige
bewerking dieper dan 30 centimeter. Daartoe wordt gerekend het
ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en
ontginnen van de gronden, alsmede het vergraven, verruimen en dempen
van sloten en andere watergangen en het aanleggen van drainage, voor
zover het gaat om de bescherming van archeologische waarden, categorie
hoge trefkans/verwachting. De Raad van State heeft geoordeeld dat
gedeputeerde staten van de provincie Drenthe in redelijkheid een
aanlegvergunningenstelsel ter bescherming van archeologische waarden
in de gebieden die op de IKAW zijn aangeduid met 'hoge trefkans' nodig
kunnen achten. De onthouding van goedkeuring aan het bestemmingsplan
door gedeputeerde staten betekent dat de gemeenteraad op grond van
artikel 30, eerste lid, van de WRO binnen de in dat artikel genoemde
termijn een nieuw bestemmingsplan moet vaststellen, waarin een
dergelijk aanlegvergunningstelsel wordt opgenomen.
Een aanlegvergunning kan worden voorgeschreven bij bestemmingsplan.
Het verlenen van een aanlegvergunning geschiedt door de gemeente
overeenkomstig de WRO. Het aanvragen van een aanlegvergunning kan
worden voorgeschreven voor het uitvoeren van werken, niet zijnde
bouwwerken, of werkzaamheden in een bij het plan aan te geven gebied.
Een aanlegvergunning mag alleen dan worden voorgeschreven voor zover
deze noodzakelijk is om te voorkomen dat een terrein minder geschikt
wordt voor verwerkelijking van de bestemming, dan wel ter handhaving
en ter bescherming van de verwerkelijkte bestemming. Een vergunning is
niet noodzakelijk indien sprake is van werken of werkzaamheden van
niet ingrijpende betekenis, als bij voorbaat al vaststaat dat de
werken en/of werkzaamheden in overeenstemming zijn met de bestemming
of als het gaat om normale onderhoudswerkzaamheden in het kader van
agrarische bedrijfsvoering, zoals het ploegen (niet diepploegen) en
oogsten.
In bepaalde gebieden kan daarenboven ten aanzien van bepaalde werken
worden voorgeschreven dat een aanlegvergunning slechts mag worden
verleend mits voorafgaand aan het verlenen van de vergunning een
verklaring van geen bezwaar is ontvangen van gedeputeerde staten.
Gedeputeerde staten kunnen de verklaring weigeren wegens strijd met
een goede ruimtelijke ordening.
5
Klopt het bericht dat de betreffende ondernemers zélf voor de kosten
van mogelijk archeologisch onderzoek opdraaien?
Indien ten behoeve van een aanlegvergunning archeologisch onderzoek
moet worden verricht, komen de kosten in beginsel ten laste van de
aanvrager van de aanlegvergunning. De gemeente kan in een voorkomend
geval echter een bijzondere financieringsregeling treffen waarmee de
aanvrager van de vergunning in de kosten tegemoet kan worden gekomen.
6
Hoe verhoudt deze vergunningplicht zich tot het streven van het
kabinet om te komen tot vermindering van de regelgeving en verlaging
van de administratieve lastendruk?
7
Bent u bereid de wet- en regelgeving zodanig aan te passen dat voor
activiteiten als ploegen en draineren niet standaard een vergunning
nodig is?
De vergunningplicht geldt niet standaard voor activiteiten als
diepploegen en draineren. Het gaat, als aangegeven in het antwoord op
de vragen 2 en 3, om een in een specifieke situatie door gedeputeerde
staten van de provincie Drenthe getroffen maatregel ter bescherming
van archeologische waarden in een specifiek gebied die op de IKAW zijn
aangeduid met 'hoge trefkans' van dergelijke waarden. Aanpassing van
de wet- en regelgeving is dan ook niet nodig. Er is in casu sprake van
een redelijke belangenafweging geweest en de maatregel is niet
onevenredig belemmerend, zoals blijkt uit het oordeel van de Raad van
State. Overigens vormt ook de doorlichting van autonome
vergunningstelsels bij provincies en gemeentes een onderdeel van de
door dit kabinet ter hand genomen acties om de regeldruk te
verminderen en de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit