Hierbij stel ik u, mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, op de hoogte van het voornemen de Raad van Advies voor Wetenschappelijk Onderzoek in het kader van Ontwikkelingssamenwerking (RAWOO) op te heffen.
Dit besluit sluit aan bij de besluitvorming in de ministerraad voor de verbetering van de kennis- en adviesfunctie bij de Rijksoverheid (zie de brief van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 12 mei 2006). Besloten is het stelsel van sectorraden op te heffen en elk departement de vrijheid te geven een optimaal arrangement in te richten om nieuwe kennisthema's te verkennen en de interactie tussen kennis en beleid te versterken.
Op 29 september 2005 heb ik u geïnformeerd over mijn beleid ten aanzien van kennis en onderzoek in het kader van ontwikkelingssamenwerking. Zoals ik daarin heb betoogd, beschouw ik onderzoek als één van de instrumenten van mijn beleid, omdat ik ervan overtuigd ben dat een beter gebruik van kennis noodzakelijk is voor het behalen van de millenniumontwikkelingsdoelen.
De Nederlandse regering heeft in het verleden een voortrekkersrol gespeeld door een adviesorgaan in het leven te roepen op het gebied van onderzoek in het kader van ontwikkelingssamenwerking, waarin ook deskundigen uit ontwikkelingslanden zitting hadden. De RAWOO heeft zich in lijn daarmee in de loop der tijd ontwikkeld tot een instituut dat in het bijzonder in onderzoekskringen in ontwikkelingslanden wordt gewaardeerd. De oorspronkelijke taak, het adviseren van de Nederlandse regering, is echter in de loop der jaren op de achtergrond geraakt, omdat de behoefte aan die advisering minder groot werd naarmate het gedachtegoed meer geïncorporeerd raakte in het beleid.
De manier waarop kennis en onderzoek in mijn beleid is geïntegreerd, rechtvaardigt naar mijn mening niet een aparte sectorraad. De behoefte die in het verleden bestond aan structurele advisering op het vlak van onderzoek in het kader van ontwikkelingssamenwerking, is thans niet meer aanwezig. Mijn beleid voorziet in andere vormen van samenwerking tussen mijn ambtenaren en kennisinstellingen. Deze komen onder meer tot uitdrukking in samenwerkingsverbanden in het kader van de IS-academie, maar ook in de aanstelling van een Raadsadviseur Kennis en Onderzoek. Daarnaast voorziet de Commissie Ontwikkelingssamenwerking van de Adviesraad Internationale Vraagstukken in de behoefte aan verkenning van nieuwe kennisthema's.
De beëindiging van het mandaat van de RAWOO betekent dan ook niet dat onderzoekers en andere deskundigen uit binnen- en buitenland niet meer zullen worden geraadpleegd over het beleid. In de huidige tijd zijn er tal van manieren om deze raadpleging efficiënter en doeltreffender te organiseren dan via een geïnstitutionaliseerde sectorraad.
Ik ben voornemens om op zeer korte termijn de AMvB, waarmee de RAWOO is ingesteld, in te trekken. Op het moment van inwerkingtreding van dat besluit zal de RAWOO zijn opgeheven.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
---- --
Ministerie van Buitenlandse Zaken