European Union



CJE/06/49

13 juni 2006

Pers en Voorlichting

PERSCOMMUNIQUE nr. 49/06

13 juni 2006

Arrest van het Hof van Justitie in zaak C-173/03

Traghetti del Mediterraneo SpA / Repubblica italiana

Het Hof bevestigt dat een lidstaat aansprakelijk is voor schade die aan een particulier is toegebracht door een kennelijke schending van het gemeenschapsrecht die kan worden toegerekend aan een hoogste rechterlijke instantie

Deze aansprakelijkheid kan niet worden beperkt tot de gevallen van handelen te kwader trouw of grove schuld van de rechter, indien een dergelijke beperking ertoe leidt dat aansprakelijkstelling is uitgesloten in gevallen waarin sprake is van een kennelijke miskenning van het gemeenschapsrecht. Aansprakelijkstelling is ook mogelijk indien de kennelijke schending van het gemeenschapsrecht voortvloeit uit een uitlegging van rechtsvoorschriften of uit een beoordeling van feiten en bewijs.

In 1981 heeft de onderneming voor zeevervoer Traghetti del Mediterraneo ("TDM") een concurrerende onderneming, Tirrenia di Navigazione, gedagvaard voor het Tribunale di Napoli. TDM vorderde vergoeding van de schade die zij haars inziens had geleden door het beleid van lage prijzen dat haar concurrente dankzij overheidssubsidies op de markt voor cabotage in het zeevervoer tussen het vasteland van Italië en Sardinië en Sicilië voerde.

TDM betoogde met name dat het litigieuze gedrag oneerlijke mededinging en misbruik van machtspositie inhield, twee gedragingen die door het EG-Verdrag zijn verboden.

De vordering tot schadevergoeding is afgewezen door alle Italiaanse rechterlijke instanties bij wie de zaak aanhangig is gemaakt, te weten in eerste aanleg het Tibunale di Napoli, in hoger beroep de Corte d'appello di Napoli en in cassatie de Corte suprema di cassazione. Omdat de faillissementscurator van het inmiddels in liquidatie verkerende TDM van mening is dat het arrest van deze laatste rechterlijke instantie is gebaseerd op een onjuiste uitlegging van de communautaire regels, heeft hij Repubblica italiana voor het Tribunale di Genova gedaagd. Hij vordert vergoeding van de schade die TDM heeft geleden door de uitleggingsfouten van de hoogste rechterlijke instantie en door de niet-nakoming van de verplichting tot prejudiciële verwijzing naar het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.

In deze omstandigheden verzoekt het Tribunale di Genova het Hof van Justitie of het gemeenschapsrecht, en in het bijzonder de door het Hof in het arrest Köbler geformuleerde beginselen, zich verzetten tegen aan nationale regeling zoals de Italiaanse wet die enerzijds uitsluit dat de lidstaat aansprakelijk is voor schade die aan particulieren is toegebracht door een schending van het gemeenschapsrecht door een nationale rechterlijke instantie die uitspraak doet in laatste aanleg, wanneer deze schending het gevolg is van een uitlegging van rechtsregels of van een beoordeling van feiten en bewijs door deze rechterlijke instantie, en die anderzijds deze aansprakelijkheid beperkt tot gevallen van handelen te kwader trouw of grove schuld van de rechter.

Het Hof herinnert er allereerst aan dat het beginsel dat een lidstaat verplicht is tot vergoeding van de schade die aan particulieren is toegebracht door schendingen van het gemeenschapsrecht die hem kunnen worden toegerekend, geldt voor alle gevallen van schending van het gemeenschapsrecht, ongeacht het orgaan van deze staat waarvan de handeling of het verzuim de schending uitmaakt.

Vervolgens benadrukt het dat de essentiële rol van de rechterlijke macht bij de bescherming van de rechten die voor particulieren uit het gemeenschapsrecht voortvloeien, zou worden verzwakt indien deze particulieren onder bepaalde voorwaarden geen vergoeding kunnen krijgen van de schade die is toegebracht door een schending van het gemeenschapsrecht die kan worden toegerekend aan een nationale rechterlijke instantie die uitspraak doet in laatste aanleg. In een dergelijk geval moeten particulieren de mogelijkheid hebben de overheid aansprakelijk te stellen in het kader van de juridische bescherming van hun rechten.

Het Hof wijst erop dat de uitlegging van rechtsvoorschriften en de beoordeling van feiten en bewijs wezenlijke delen van de rechtsprekende functie zijn, en dat deze in bepaalde gevallen kunnen leiden tot een kennelijke schending van het toepasselijke recht.

Het uitsluiten van elke mogelijkheid om de overheid aansprakelijk te stellen wanneer de aan de nationale rechter verweten schending betrekking heeft op de uitlegging van rechtsvoorschriften of op diens beoordeling van feiten of bewijs, zou erop neerkomen dat aan het beginsel van overheidsaansprakelijkheid elke betekenis wordt ontnomen, en zou ertoe leiden dat particulieren geen bescherming in rechte genieten indien een nationale rechterlijke instantie die uitspraak doet in laatste aanleg, een kennelijke vergissing begaat in het kader van een dergelijke uitlegging of beoordeling.

Met betrekking tot de beperking van de aansprakelijkheid van de overheid tot gevallen van handelen te kwader trouw of grove schuld van de rechter herinnert het Hof eraan dat de overheid voor schade die aan particulieren is toegebracht door een schending van het gemeenschapsrecht die kan worden toegerekend aan een nationale rechterlijke instantie die uitspraak doet in laatste aanleg, slechts aansprakelijk kan worden gesteld in het uitzonderlijke geval waarin deze rechterlijke instantie het toepasselijke recht kennelijk heeft geschonden.

Deze kennelijke schending wordt met name beoordeeld aan de hand van een aantal criteria zoals de mate van duidelijkheid en nauwkeurigheid van de geschonden regel, de al dan niet verschoonbaarheid van de onjuiste rechtsopvatting of de niet-nakoming door de betrokken rechter van zijn verplichting om een prejudiciële vraag te stellen. Zij wordt in elk geval vermoed wanneer de betrokken beslissing kennelijk voorbijgaat aan de rechtspraak van het Hof op het betrokken gebied.

Ook al kan niet worden uitgesloten dat in het nationale recht een precisering wordt gegeven van de criteria inzake de aard of de mate van de schending waaraan moet zijn voldaan opdat de overheid aansprakelijk kan worden gesteld voor een schending van het gemeenschapsrecht die kan worden toegerekend aan een nationale rechterlijke instantie die uitspraak doet in laatste aanleg, mogen deze criteria in geen geval eisen stellen die verder gaan dan een kennelijke schending van het toepasselijke recht.

Bijgevolg is het in strijd met het gemeenschapsrecht, de mogelijkheid om de overheid aansprakelijk te stellen te beperken tot de gevallen van handelen te kwader trouw of grove schuld van de rechter, indien een dergelijke beperking ertoe leidt dat de betrokken overheid niet aansprakelijk kan worden gesteld in gevallen waarin een kennelijke schending van het toepasselijke recht heeft plaatsgevonden.

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt.

Beschikbare talen: CS DE EL EN ES FR HU IT NL PL SK SL

De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de internetpagina van het Hof
http://curia.eu.int/jurisp/cgi-bin/form.pl?lang=NL&Submit=rechercher&n umaff=C-173/03
vanaf ongeveer 12.00 uur.

Voor nadere informatie wende men zich tot de heer Stefaan Van der Jeught.
Tel: 00 352 4303 2170 Fax: 00 352 4303 3656
---

Arrest van 30 september 2003 (C-224/01, Jurispr. 2003, blz. I-10239).
Legge n° 117 (sul) risarcimento dei danni cagionati nell' esercizio delle funzioni giudiziarie e responsabilità civile dei magistrati (GURI nr. 88 van 15 april 1988, blz. 3) (wet nr. 117 inzake de vergoeding van in de uitoefening van de rechtsprekende functie veroorzaakte schade en inzake de civielrechtelijke aansprakelijkheid van magistraten van 13 april 1988).