Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beleidsnotitie India

Vormgeving van een bilaterale samenwerkingsrelatie met India voor de periode 2006-2010 | |

|                                                                |
Inleiding

In 2005 werd de uitfasering van een belangrijk deel van de bilaterale relatie tussen Nederland en India, te weten de ontwikkelingssamenwerking, afgerond. De uitfasering volgde op het eenzijdige besluit van de Indiase regering in 2003 om bilaterale OS-relaties met een aantal (kleine) donorlanden, waaronder Nederland, te beëindigen. Dit besluit en de sterke opkomst van India als economische grootmacht noopten tot herdefiniëring van de Nederlandse relatie met India. In de 'landenbrief' van 12 december 2003 werd toegezegd dat de Tweede Kamer nader geïnformeerd zou worden over de voortzetting van de bilaterale relatie met India.

Het doel van deze notitie is uiteen te zetten op welke wijze de Nederlandse overheid de bilaterale samenwerkingsrelatie met India dusdanig kan ontwikkelen dat deze ten voordele is van beide landen. India en Nederland onderhouden al decennia lang goede bilaterale betrekkingen. Dit geldt voor de overheid, maar ook voor het bedrijfsleven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en people-to-people contacten. Met de toename van al deze contacten is het van belang dat de coherentie wordt versterkt. Door betere afstemming tussen overheidsinterventies (van de Haagse departementen en Nederlandse vertegenwoordigingen in India) en interventies van andere spelers kunnen synergievoordelen worden behaald. Voor beleidsterreinen waarop dit bij uitstek mogelijk is wordt hieraan in deze notitie expliciet aandacht besteed. Gezien de enorme aantrekkingskracht van India is het verder van belang dat Nederland met name op die sectoren inzet waar het een comparatief voordeel dan wel een duidelijke meerwaarde heeft. Tot slot zal zorgvuldig een kanaalkeuze moeten worden gemaakt: wat geschiedt bilateraal en welke onderwerpen lenen zich meer voor een multilaterale aanpak (EU, VN).

Deze notitie begint met een situatieschets van de ontwikkelingen in India met nadruk op de verwachte ontwikkelingen tussen nu en 2010. Vervolgens wordt uiteen gezet hoe Nederland, gegeven de specifieke Indiase context, zijn bilaterale betrekkingen ten aanzien van India het beste kan vormgeven. Daarna wordt ingegaan op de relatie tussen de EU en India. Tot slot wordt toegelicht wat de vervolgstappen zullen zijn.

India in de periode 2006-2010

India werd jarenlang gekenmerkt als de sleeping giant. Na de onafhankelijkheid in 1947 koos India voor ontwikkeling op socialistische voet, uitgaand van de eigen kennis, kracht en inzichten. Kernbegrippen waren import-substitutie, niet-gebondenheid en een zekere mate van autarkie. Ondanks interne en externe spanningen heeft India sindsdien een democratisch, seculier bestel weten te handhaven met een onafhankelijke rechtspraak en vrije pers. Het economische beleid leidde echter begin jaren negentig tot een financiële crisis. Het wegvallen van de Sovjet-Unie als traditionele bondgenoot, de opkomst van China en de toenemende globalisering deden verder de beleidsmakers in New Delhi inzien dat het roer om moest. Hervormingen, liberalisering en een grotere integratie met de wereldeconomie waren daarbij sleutelwoorden. Daarnaast positioneert India, met een miljard inwoners, zich in toenemende mate als een regionale grootmacht met aspiraties tot grootmacht tout court. Hieronder zal in het kort de Indiase context worden geschetst als kader voor het Nederlandse beleid.


1 Politieke context

India is een grootmacht in wording en eist op basis daarvan een vooraanstaande plaats op in de internationale gemeenschap en rechtsorde. Als seculiere democratie met een in toenemende mate vrije markteconomie en de jure naleving van mensenrechtenverplichtingen heeft het een aanzienlijke verwantschap met het Westen. Dit besef dringt geleidelijk in zowel India als het Westen door en leidt tot veranderende mondiale betrekkingen. In India voltrekt dit proces zich langzaam en is nog niet voltooid. Het proces lijkt echter onomkeerbaar en brengt met zich mee dat India het potentieel heeft in de komende decennia in veel opzichten uit te groeien tot een vaste partner van het Westen binnen de internationale rechtsorde.

De chronische spanning met pieken en dalen tussen kernwapenmachten India en Pakistan is ondanks de recente dooi in de betrekkingen tussen beide landen een blijvende bron van zorg. Daarnaast is zowel in India als in de overige landen in de regio in verschillende mate sprake van interne spanning en conflict, die al dan niet gepaard gaan met (grove) mensenrechtenschendingen. In alle landen van de Zuid-Aziatische regio zijn militante bewegingen actief die politieke, religieuze, sociaal-economische of etnische doelstellingen nastreven met gewelddadige middelen. India is zich bewust van zijn geo-politieke ligging en probeert door middel van bemiddeling en invloed een steentje bij te dragen om de regionale spanningen te verminderen.

De bril waarmee India tot 2004 naar de EU heeft gekeken was voornamelijk een economische. De EU is India's grootste handelspartner en is ook de grootste bron van buitenlandse investeringen in India. In 2004 werd, onder Nederlands voorzitterschap, het EU-India Strategisch Partnerschap overeengekomen, dat tot doel heeft de betrekkingen tussen India en de EU te verdiepen en te verbreden door het een meer politiek karakter te geven in aanvulling op de reeds aanzienlijk ontwikkelde economische en handelsbetrekkingen. De beslissing tot het aangaan van het partnerschap heeft de samenwerking tusen beide partners al merkbaar vergroot en verwacht wordt dat deze de komende jaren zal toenemen naarmate het partnerschap concrete vorm krijgt. Op veel terreinen kan worden gesteld dat de EU en India dezelfde doelstellingen delen.

Voor de campagne om een permanente zetel in de VN Veiligheidsraad te verkrijgen heeft India een (gelegenheids-)coalitie gevormd, de G4: met Brazilië, Duitsland en Japan. Tijdens de VN Top in september 2005 heeft dit initiatief niet tot het beoogde resultaat geleid. Begin 2006 is de coalitie als G3 (zonder Japan) opnieuw met een voorstel gekomen. India is tevens wereldwijd betrokken bij VN-vredesmissies als een van de belangrijkste troepenleveranciers.


2 Economische context

De Indiase regering zet stappen om India verder te integreren in het internationale economische bestel. De huidige regering probeert de economie te moderniseren door deze te hervormen. Zo zijn er fiscale hervormingen doorgevoerd (o.a. invoering van BTW), zijn er special economic zones ingesteld, zijn tariefmuren gedeeltelijk afgebroken, werden patentregels aangepast aan Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights (TRIPS) standaarden en zijn plafonds op buitenlandse directe investeringen in bepaalde sectoren verhoogd. Daarnaast heeft de regering zich toegelegd op het terugdringen van de bureaucratie en corruptie en het ontwikkelen van de gebrekkige fysieke infrastructuur van het land. Een andere belangrijke ontwikkeling in de economische hervormingen van de afgelopen jaren is de voortgaande decentralisatie van de federale overheid naar de deelstaten. Deelstaten kunnen in toenemende mate zelf de snelheid van de economische en sociale hervormingen bepalen. Van buitenaf is er ook veel aandacht voor India als belangrijke opkomende economie. De aanhoudende hoge economische groei (2004: 7,5%, 2005: 8,1 %, prognose 2006: 7,6%) en het hervormingsbeleid van de regering, voor zover dit in de praktijk gebracht wordt, bieden veel kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven.

De Indiase economie toont echter twee gezichten. Ten eerste is er het gezicht van de grote groei in sommige sectoren en delen van het land. Het tweede gezicht laat stagnatie in de landbouwsector zien. Zowel in de groeisectoren als in de stagnerende sectoren zijn de gebrekkige fysieke en financiële/fiscale infrastructuur en relatief beperkte buitenlandse investeringen een belemmerende factor. Het grote verschil in ontwikkeling tussen de sectoren heeft directe gevolgen voor de verdeling van de welvaart: er is sprake van een toenemende kloof tussen arm en rijk. In India leven circa 300 miljoen armen (minder dan 1 dollar per dag). Dat is meer dan in heel Sub-Sahara Afrika. Tegelijk is de armoede binnen India betrekkelijk geconcentreerd. De huidige Indiase regering is zich terdege bewust van het belang van armoedebestrijding. De recente economische groei heeft niet geleid tot meer werkgelegenheid in landbouw en industrie. De groeiende dienstensector kan lang niet al het aanbod opvangen. Het risico van blijvend hoge werkloosheid is reëel en daarom is het scheppen van werkgelegenheid in India uiterst belangrijk. De groei van de economie en van de bevolking leidt tot overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen (water, bodem, biodiversiteit en energie), toenemende milieuvervuiling en klimaatverandering. De kosten van milieudegradatie in India worden door de Wereldbank geschat op 4,5 tot 8% van het BNP. De toename van het aantal hiv/aids-besmettingen heeft ook aanzienlijke negatieve gevolgen voor de economische ontwikkeling van het land. Volgens schattingen van de Asian Development Bank loopt het economische verlies door lagere productiviteit en het wegvallen van hoog opgeleide arbeidskrachten thans al in de miljarden. In het huidige ontwikkelingsstadium van India is de bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) belangrijk. Dit begrip is niet nieuw in India en de grote Indiase bedrijven hanteren al MVO-principes. Voor de meeste MVO-normen is wetgeving totstandgekomen, maar schort het aan effectieve controle en afdwinging (vooral in de informele sector).

Op het gebied van handelspolitiek is India één van de belangrijkste spelers in de Wereldhandelsorganisatie (WTO). India heeft zich in de WTO als spreekbuis opgeworpen voor de ontwikkelingslanden, die vaak onvoldoende capaciteit hebben om zelfstandig een goede onderhandelingspositie op te bouwen. India vormt met onder andere Brazilië een sterke coalitie van zuidelijke landen, de G20+.

De OESO gaat India (dat geen lid is) in 2007 een landenexamen afnemen, zoals ook al China. Politiek gezien lijkt dat een goed moment, wanneer de huidige regering nog in het zadel zit. Een dergelijke diepgaande analyse van de Indiase economie kan als een belangrijke bron van inspiratie voor verdere hervormingen dienen.


3 Sociale context

Het is vooral de opkomende (urbane) middenklasse die van de economische ontwikkeling profiteert. De tweedeling tussen arm en rijk komt onder meer tot uitdrukking in goede particuliere scholen en ziekenhuizen voor hen die zich dat kunnen permitteren, terwijl de armen vooral bediend worden door tekortschietende overheidsvoorzieningen. Deze trend zal zich de komende jaren voortzetten.

De ontwikkeling van onderwijs en gezondheidszorg blijft achter bij de snelle economische ontwikkeling die het land de laatste jaren doormaakt. Tientallen miljoenen kinderen gaan ondanks de inspanningen van de centrale overheid en de deelstaatregeringen ten aanzien van invoering van de leerplicht niet naar school of maken de lagere school niet af. Door de ontoereikende gezondheidszorg, vooral op het platteland, is de kindersterfte relatief hoog. Zo'n 40-50% van de kinderen onder de vijf jaar is chronisch ondervoed en dat percentage is tweemaal zo hoog als in landen in Sub-Sahara Afrika. De duizenden ngo's in India die op ontwikkelingsgebied actief zijn, vormen een essentiële aanvulling op de inspanningen van de overheid, zeker als het gaat om het bereiken van de armste groepen.

Gelijkheid van mannen en vrouwen en verbetering van de positie van vrouwen nemen een belangrijke plaats in in de Indiase beleidsdoelstellingen van de ontwikkelings- en sociale agenda. Op het terrein van democratisering en politieke participatie van vrouwen heeft India snelle ontwikkelingen doorgemaakt. De grondwetswijziging in 1993 die leidde tot een 10 % quotum voor vrouwen in lokale besturen (de panchayati raj) heeft geleid tot zichtbare veranderingen in politieke participatie van vrouwen. Desondanks blijft discriminatie van vrouwen diep geworteld in de maatschappij. Vooral in de rijkere staten blijft selectieve abortus ten nadele van meisjes (foeticide) een probleem vormen. Met name in het noorden van India blijft openlijke discriminatie van vrouwen een belangrijke reden dat meisjes niet naar school gaan en economisch afhankelijk worden. De ondergeschikte positie van vrouwen komt tot uiting in alle kritische ontwikkelingsindicatoren, zoals ondervoeding, slechte gezondheid, moedersterfte en toegang tot onderwijs.


4 Beleidsaccenten van de Indiase regering

In december 2002 presenteerde de Planning Commission van de Indiase overheid een zeer lijvig document waarin zij haar visie gaf op India in 2020 en de weg om daar te komen. De uitdagingen die in het rapport staan geformuleerd hebben betrekking op sociale, demografische, economische en politieke aspecten. Zekerheden worden niet gegeven maar bepaalde trends worden wel voorspeld. Zo staat vermeld dat India in 2020 naar alle waarschijnlijkheid meer inwoners zal tellen, die beter zijn opgeleid, gezonder zijn en een hoger welvaartspeil genieten dan op enig ander moment in de geschiedenis. Verder zal India meer en beter zijn geïntegreerd in de wereldeconomie (handel, investeringen en technologische innovatie). Ook zal India bestuurd worden door een transparantere, efficientere overheid op centraal en decentraal niveau waarbij verantwoording aan de burgers centraal zal staan.

Voor de middellange termijn heeft de Indiase premier Manmohan Singh een aantal prioriteiten gesteld. Ten eerste verdere hervormingen van het staatsbestel (minder bureaucratie en minder corruptie), ten tweede verdere liberalisering van de economie (privatiseringen, meer buitenlandse investeringen, meer marktwerking), ten derde meer aandacht voor armoedebestrijding met name op het platteland (ontsluiting rurale gebieden, verhoging landbouw output) en ten vierde een inhaalslag in de modernisering en uitbreiding van de fysieke infrastructuur (wegen, havens en vliegvelden).

Betrekkingen tussen Nederland en India

Het zal duidelijk zijn dat India relevant blijft. De sterke opkomst van India in de wereld dwingt tot het toekennen van een groter belang aan de relatie met dat land. Nederland wenst een duidelijke beleidsvisie op India te hebben, inclusief de wijze waarop de bilaterale relatie en samenwerking vorm moeten worden gegeven om de verschillende belangen zo goed mogelijk te dienen.

Gegeven de Indiase context, de verwachte ontwikkelingen en de Indiase prioriteiten zal Nederland in zijn bilaterale betrekkingen met India met name inzetten op economische, technisch-wetenschappelijke en culturele samenwerking. Intensivering van deze betrekkingen vergt verdere aanpassing van het Nederlandse vreemdelingenbeleid hetgeen derhalve ook prioriteit heeft. Ter bevordering van internationale veiligheid en regionale stabiliteit zal Nederland met India en zijn buurlanden samenwerken op het gebied van terrorismebestrijding, watermanagement, milieubeheer, ontwikkelingssamenwerking en duurzame energievoorziening. Tot slot zal Nederland zowel in zijn bilaterale betrekkingen als via het multilaterale kanaal met India samenwerken op het gebied van internationale rechtsorde en mensenrechten.


1 Economische samenwerking

Waar voorheen ontwikkelingssamenwerking de kern van de bilaterale relatie vormde ligt het zwaartepunt nu bij economische samenwerking. Op het gebied van ontwikkelingssamenwerking steunt de Nederlandse regering armoedebestrijding nu voornamelijk via het kanaal van de medefinancieringsorganisaties en via multilaterale organisaties. In dit verband wordt opgemerkt dat de wens van de huidige Indiase regering met een aantal landen (opnieuw) een bilaterale OS-relatie aan te gaan, mits een minimale omvang van 25 miljoen dollar in acht wordt genomen, niet geleid heeft tot een herstart van het Nederlandse bilaterale OS-programma. Wel wordt rechtstreeks ontwikkelingsgeld ingezet ter bevordering van handel en private sectorontwikkeling. Dit gebeurt via het programma ter financiële ondersteuning van ondernemers met investeringsplannen in opkomende markten (PSOM) en het Programma Uitzending Managers (PUM). Daarnaast staat India op de ORET-lijst.

Op het snijvlak van handel en ontwikkeling zijn de Nederlandse overheid, het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld bij uitstek belangrijke partners. Hun interventies dienen complementair te zijn teneinde synergievoordelen te bereiken. India is één van de prioriteitslanden van de Dutch Trade Board (DTB), waarbij dit complementariteitsbeginsel in de praktijk wordt gebracht. Een uitgebreid publiek-privaat netwerk geeft sinds begin dit jaar actief uitvoering aan het DTB Actieplan India. Hierin is in kaart gebracht wat de kansen en belemmeringen zijn voor Nederlandse bedrijven in India en hoe publieke en private partijen hier met hun dienstverlening op kunnen inspelen. Doelstelling van het actieplan is de positie van bedrijven die al zakendoen met India te versterken, het bewustzijn van de kansen in India voor bedrijven die nog geen zaken doen met India te verhogen en hen te stimuleren om activiteiten op India te ontplooien. Hiermee vormt dit actieplan een concrete uitwerking van de in deze notitie voorgenomen intensivering op het gebied van economische en technisch-wetenschappelijke samenwerking.

De ontwikkelingen in India bieden legio kansen voor Nederlandse bedrijven. In de bouw, infrastructuur (haven- en luchthavenconstructie), logistiek (binnenvaart en baggerwerkzaamheden) en de agro-sector zijn reeds vele Nederlandse bedrijven actief en kunnen Nederlandse investeringen en expertise gebruikt worden. De hoog ontwikkelde Indiase medische sector, de ICT, en de biotechnologie bieden Nederlandse bedrijven volop kansen. Het DTB Actieplan India verschaft gedetailleerde informatie over deze kansrijke sectoren.

Voorts zijn Nederlandse financiële dienstverleners en energiebedrijven actief in India. Ook de uitdagingen op het gebied van milieu, waterbeheer en duurzame energievoorziening bieden kansen voor Nederlandse bedrijven. Te denken valt aan het low carbon development-traject als bijdrage aan emissiereductie van broeikasgassen en duurzame energievoorziening. Op het gebied van afvalwaterbehandeling, afvalverwerking en energiezuinige technologie liggen er eveneens mogelijkheden tot samenwerking.

De opkomst van India biedt ook kansen voor verdere ontwikkelingen in Nederland. De succesvolle Indiase IT-industrie geeft Nederlandse bedrijven nieuwe mogelijkheden, zowel voor activiteiten in India als, in samenwerking met Indiase partners, voor uitbreiding van de activiteiten in Nederland zelf. Daarnaast zien Indiase bedrijven, IT en andere, Nederland in toenemende mate als een aantrekkelijk investeringsland, met name ook als gateway to Europe: in de eerste negen maanden van het fiscale jaar 2005/6 was Nederland de grootste ontvanger van Indiase directe buitenlandse investeringen. De regering is dan ook voornemens deze vormen van samenwerking verder te versterken. In dat verband treft het ministerie van Economische Zaken thans voorbereidingen voor de opening van een kantoor in India van de directie Buitenlandse Investeringen in Nederland. De stijgende import vanuit India zal leiden tot een versterking van de mainport Rotterdam en ook Schiphol zal kunnen profiteren van een toenemend aantal vluchten op India die tijdens recente bilaterale luchtvaartbesprekingen zijn overeengekomen. Ook biedt de groeiende groep van welgestelde Indiërs kansen voor toerisme. Met als grote impuls het in 2005 in Amsterdam georganiseerde International Indian Film Academy Awards Weekend werkt de gemeente Amsterdam reeds actief aan het aantrekken van Indiase toeristen.

Met de Nederlandse bedrijven die actief zijn in India stijgt ook de verantwoordelijkheid vanuit Nederland voor de manier waarop hun activiteiten worden ingericht. Bij maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) vormen de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, de ILO-Verklaring inzake Fundamentele Arbeidsnormen en Rechten op het Werk en het VN Global Compact het uitgangspunt. Deze normen dienen tot de spelregels van de internationale economische betrekkingen te horen. Handhaving van deze minimum ILO-normen bevordert het level playing field. Naast het werk van kenniscentrum MVO-Nederland, voert het ministerie van Economische Zaken een actief MVO-beleid op India. MVO raakt meer en meer geïntegreerd in de voorlichtings- en handelsbevorderende activiteiten van de overheid (met name de EVD). In het financiële buitenlandinstrumentarium is een MVO-toetsingskader geïntroduceerd. Het Centrum tot Bevordering van Importen uit ontwikkelingslanden (CBI, een agentschap van het ministerie van Buitenlandse Zaken) levert op dit terrein ook een belangrijke bijdrage door ondernemingen die de Europese markt op willen te steunen bij het behalen van de arbeids- en milieunormen die de Europese consument eist. Het Nederlandse maatschappelijk middenveld (met name ontwikkelingsorganisaties) speelt eveneens een belangrijke rol bij het aanreiken van handvatten aan Indiase ondernemingen voor de vormgeving van MVO. Door hun kennis van de lokale situatie en behoeften kunnen Nederlandse ngo's en hun lokale partners ondernemingen adviseren bij de praktische uitvoering van het MVO-beleid. Specifieke activiteiten die het bedrijfsleven lokaal opzet dienen geïntegreerd te worden in lokale structuren en processen. In India verdienen vooral sociale aspecten (zoals kinderarbeid, vakbondsvrijheid en discriminatie) en milieuaspecten aandacht. Binnen de operationele aspecten is met name transparantie van ketenverantwoordelijkheid een aandachtspunt. Offshore outsourcing versterkt de noodzaak voor ketenverantwoordelijkheid van Nederlandse bedrijven. Bedrijven kunnen vrijwillige afspraken maken met partijen uit de productieketen over te hanteren arbeids- en milieunormen. De Nederlandse overheid kan bij sommige MVO-normen een ondersteunende rol spelen, vooral in multilateraal verband. Te denken valt aan eerbiediging van mensenrechten en bestrijding van corruptie. Nederlandse bedrijven met investeringsrelaties in het buitenland dienen de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen te implementeren. Overigens lopen bedrijven die betrokken zijn bij het omkopen van buitenlandse ambtenaren en bestuurders toenemende risico's. Omkoping in het buitenland is sinds 2001 strafbaar in Nederland.

Voor India is er een breed scala aan instrumenten beschikbaar. Zo is er het programma ter ondersteuning van haalbaarheidsstudies (PESP), het programma voor financiering via technische assistentie (IBTA-OL), een programma voor investeringen (IFOM) en zijn er middelen voor Promotionele Projecten van Posten (PPP) en voor samenwerking op het snijvlak van veiligheid, energie en economische ontwikkeling in bijvoorbeeld kustbeheer (ministerie van Verkeer en Waterstaat).

In India heeft Nederland een uitgebreid handelsnetwerk bestaande uit de ambassade te New Delhi, het consulaat-generaal in Mumbai en twee Netherlands Business Support Offices in Chennai en Ahmedabad. Op de ambassade is een LNV-raad geplaatst met het oog op de Nederlandse belangen in de agro-food sector. Ook is er een bilaterale werkgroep in India teneinde fytosanitaire barrières tussen India en Nederland weg te nemen. Het ministerie van Economische Zaken treft momenteel voorbereidingen voor zowel de plaatsing van een technisch-wetenschappelijk attaché (TWA) als de opening van een kantoor van de directie Buitenlandse Investeringen in Nederland (DBIN).

Op het gebied van hiv/aids-bestrijding zet de Nederlandse regering voornamelijk in op activiteiten gericht op bewustwording, zowel van de Indiase bevolking als van het Nederlandse en het georganiseerde Indiase bedrijfsleven, en op verbetering van de rechten van hiv-positieve patiënten, in het bijzonder vrouwen. Ook de Nederlandse medefinancieringsorganisaties zijn met gerichte activiteiten actief op dit gebied.

Geregeld vinden (bilaterale) bezoeken, handelsmissies, informatiebijeenkomsten en seminars plaats die de economische relatie met India ondersteunen.


2 Onderwijs, wetenschap, onderzoek en innovatie

In het bijzonder op het terrein van kennis en innovatie dient Nederland, ook uit het oogpunt van de Lissabon-strategie, meer dan voorheen in te zetten op een strategische relatie met India. Het aantrekken van toptalent naar Nederland is een belangrijke doelstelling, ook voor de ontwikkeling van de Nederlandse kenniseconomie.

Omdat veilig kan worden aangenomen dat het aanbod van Indiase studenten de komende jaren nog zal blijven groeien, liggen er zeker serieuze kansen voor het Nederlandse hoger onderwijs. Daarbij speelt ook nog mee dat Nederlandse universiteiten vooral voor PhD-programma's ruimte en behoefte hebben aan goede PhD-studenten. Ook op het gebied van onderzoek is India voor Nederland interessant. De mogelijkheden bij de onderzoekssamenwerking betreffen met name intensivering, kwaliteitsverbetering en technologische benutting van het onderzoek.

Er is talent genoeg in India. Nederland kent onder de niet-Engelstalige landen het grootste aanbod Engelstalig onderwijs in Europa. Onder het Europese Erasmus Mundus beurzenprogramma volgden inmiddels circa 30 Indiase studenten een opleiding aan Nederlandse universiteiten. Tegen deze achtergrond staan ook voor toptalent uit India de Kennisbeurzen en Huygens Scholarship open. Bij het verkrijgen van toegang tot de Indiase onderwijsmarkt en het bevorderen van de samenwerking tussen Nederlandse en Indiase onderwijsinstellingen kan een onderwijssteunpunt Netherlands Education Support Office (NESO) een belangrijke rol spelen. Het voornemen is om in 2006 in India zo'n onderwijssteunpunt te openen.

Kennissamenwerking met India is mogelijk op uiteenlopende terreinen en hoeft niet beperkt te blijven tot contacten tussen studenten. Met het Indiase alumni-netwerk zou een lezingencyclus opgezet kunnen worden. Nederland beschikt voorts over een aantal financiële instrumenten ter bevordering van innovatie en technologische samenwerking zoals de innovatiesubsidie voor samenwerkingsprojecten in opkomende markten (ISOM) en een programma voor technologische samenwerking (BIT). In 2006 zal er een technisch-wetenschappelijk attaché aan de ambassade worden toegevoegd met het oog op het bevorderen van technisch-wetenschappelijke samenwerking.


3 Cultuur en erfgoed

Nederland streeft naar verbreding van de samenwerking op cultureel gebied, met nadruk op het behoud van gemeenschappelijk cultureel erfgoed. Met India zal een breed MoU afgesloten worden op basis van het bestaande culturele verdrag. Het MoU zal naast het gemeenschappelijk cultureel erfgoed onder meer aandacht besteden aan beeldende kunst, film, nieuwe media, muziek, vormgeving en contacten met de grote Hindustaanse bevolkingsgroep in Nederland (ruim 130.000 mensen van Surinaams-Indiase achtergrond en ongeveer 20.000 Indiërs). Ook voor de restauratie van de VOC-archieven zal een MoU tussen Nederland en India worden afgesloten. Een bezoek van Indiase deskundigen, vooral op het gebied van restauratie, aan Nederland is voorzien voor 2006.

Door de promotie van Nederland als kennisland kan de Indiase aandacht voor Nederlandse waarden, normen en cultuur toenemen. Vergroting van het bewustzijn inzake de Nederlandse historisch/culturele rol, onder het meer opgeleide deel van de bevolking, is essentieel. Hiertoe kunnen (audiovisuele) media en manifestaties op gerichte groepen worden ingezet. In 2006 zal de ambassade een notitie over publieksdiplomatie opstellen waarin aandacht wordt besteed aan zaken als het hoger onderwijs en het cultuuraanbod en aan de ethische waarden die in de Nederlandse samenleving worden gehuldigd op het gebied van mensenrechten en gelijkberechtiging van mannen en vrouwen. Tevens zal aandacht worden besteed aan het Nederlandse hiv/aids-beleid en de ervaringen die Nederland heeft opgedaan gedurende de laatste twintig jaar met programma's voor druggebruikers.

De organisatie van meer traditionele cultureel/artistieke evenementen (zoals concerten, exposities, dans en visual art) wordt voortgezet.


4 Consulair en vreemdelingenbeleid

Het Nederlandse vreemdelingenbeleid dient meer dan voorheen te worden afgestemd op de praktijk waarin personenverkeer een belangrijke factor is in economische, wetenschappelijke en culturele samenwerking. Op 22 december 2005 is een notitie over het legalisatie- en verificatiebeleid van buitenlandse brondocumenten namens de betrokken bewindspersonen (Vreemdelingenzaken en Integratie, Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Buitenlandse Zaken) aangeboden aan de Tweede Kamer. Met de invoering van het nieuwe beleid is op 12 mei 2006 gestart. Het beleid voorziet onder andere in het vergaren van aanvullende informatie door consulaire afdelingen van de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland of de bevoegde instanties in Nederland door middel van een in te vullen vragenlijst. Deze aanvullende informatie zal de bevoegde instanties in Nederland, zoals de IND en gemeentes, van dienst zijn bij hun beslissing buitenlandse brondocumenten te aanvaarden. Dit geldt ook voor brondocumenten uit India.

Het bezwaar dat het Koninkrijk tegen de Indiase toetreding tot het Apostilleverdrag aantekende kan worden heroverwogen zodra India tastbare vooruitgang heeft geboekt ten aanzien van de kwaliteit van de akten. De verbetering in India zal duurzaam moeten zijn, want een eenmaal ingetrokken bezwaar kan niet opnieuw worden aangetekend.

Wat betreft het faciliteren van immigratie van kennis is de kennismigrantenregeling een stap in de goede richting, maar deze behoeft verdere verfijning. Eind 2005 is een aantal knelpunten in de Kennismigrantenregeling nader bekeken naar aanleiding van het bezoek van de minister van Economische Zaken aan India van oktober 2005 en de motie Bakker van november 2005. Een tijdelijke interdepartementale werkgroep onder leiding van het ministerie van Economische Zaken heeft eind maart 2006 praktische beleidsacties geformuleerd welke het kabinet zal ondernemen teneinde deze knelpunten te verhelpen. Recent is de reikwijdte van de regeling opgerekt om ook medewerkers van buitenlandse bedrijven en andere groepen arbeidsmigranten tegemoet te komen. In eerste instantie was de regeling slechts van toepassing op buitenlandse werknemers van Nederlandse bedrijven. Verder worden op dit moment de mogelijkheden bezien om nareizende familieleden van kennismigranten ook gebruik te laten maken van de regeling.

Op het gebied van terugkeerbeleid streeft Nederland ernaar een MoU af te sluiten met India om terugkeer van illegale Indiërs beter te regelen. Nederland is er voorstander van dat verwijderbare vreemdelingen met vermoedelijk de Indiase nationaliteit, op een EU-laissez-passer naar India reizen alwaar aan de Indiase grens onderzoek naar de identiteit/nationaliteit kan worden verricht.

Een groot deel van het Nederlandse visumbeleid wordt door Schengenregelgeving bepaald. Nederland zal binnen de regelgeving waar mogelijk met het visumbeleid een bijdrage leveren aan het bevorderen van de economische activiteiten tussen beide landen. Er zal voorts een pilot worden uitgevoerd op het gebied van outsourcing en ook de afgifte van E-visa is een ontwikkeling die aandacht verdient.

In de consulaire dialoog die met India wordt gevoerd vraagt Nederland o.a. aandacht voor de behandeling van visumaanvragen door India van medewerkers van Nederlandse ngo's en media. Hoewel de beslissing tot afgifte danwel weigering van een visum of verblijfstitel tot de soevereiniteit van India behoort, kan het uitblijven van een besluit of onduidelijkheid over de gronden van een afwijzing het werk van deze organisaties belemmeren.

Op initiatief van India heeft in november 2005 bilateraal overleg over uiteenlopende consulaire kwesties plaatsgevonden. De hierbij gemaakte inventarisatie van bilaterale consulaire kwesties is vastgelegd in agreed minutes. Medio 2006 zal een tussenstand worden opgemaakt, waarna in het najaar een nieuwe consulaire bijeenkomst georganiseerd zal worden, waarschijnlijk in New Delhi.


5 Internationale veiligheid en stabiliteit

Ter bevordering van internationale veiligheid zet Nederland bilateraal in op intensivering van de militaire samenwerking en de samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding. Via het multilaterale kanaal wordt in dit kader met name ingezet op samenwerking op het gebied van non-proliferatie van kernwapens.

Het Nederlandse wapenexportbeleid is sinds begin 2003, met het verbeteren van de betrekkingen tussen India en Pakistan, geleidelijk minder restrictief geworden ten aanzien van leveranties aan krijgsmachtonderdelen voor zover deze betrekking hebben op materieel dat niet geschikt is voor inzet in het Kashmir-conflict. Dit betekent dat het ministerie van Defensie en de Nederlandse defensie-industrie zich vooral richten op de eventuele verkoop van maritiem materieel. Wellicht zullen de gesignaleerde mogelijkheden tot een vlootbezoek leiden. Regelmatig nemen Indiase officieren van de krijgsmacht deel aan opleidingen bij het Instituut Defensie Leergangen in Rijswijk. Tevens heeft India interesse getoond voor de Nederlandse commandantenopleiding voor onderzeeboten.

Op het gebied van non-proliferatie van kernwapens is er door de voorgenomen nucleaire afspraken tussen de VS en India een fait accompli gesteld waar principieel verzet weinig aan zal kunnen veranderen. Voor de Nederlandse appreciatie van de overeenkomst is het van groot belang, dat de civiele nucleaire sector in India afdoende wordt afgescheiden van de militaire nucleaire installaties, zodat geen stimulans aan het militaire nucleaire programma kan worden worden gegeven door intensievere internationale samenwerking met India op civiel nucleair gebied. Nederland heeft geïndiceerd in principe bereid te zijn mee te werken aan een aanpassing van de NSG-Richtlijnen. Voorwaarden hierbij zijn dat dit niet ten koste mag gaan van het NPV en dat er sprake moet zijn van voortgang op het gebied van verdragsmatige ontwapening, d.w.z. dat het zeer wenselijk is dat India het Alomvattend Kernstopverdrag (CTBT) ratificeert en bereid is om spoedig onderhandelingen te beginnen over een Nucleair Splijtstofverdrag (FMCT).

Nederland zal waar mogelijk bijdragen aan regionale stabiliteit door samenwerking tussen India en zijn buurlanden te ondersteunen. Met name watermanagement en duurzame energievoorziening zijn terreinen die in toenemende mate regionale samenwerking behoeven. Met de snelle economische ontwikkeling van een aantal landen in de regio neemt de kans op conflicten rond deze thema's toe. Uit centrale ODA-middelen kan Nederland regionale milieu- en waterprogramma's steunen die langzaam vertrouwen scheppen en leiden tot concrete samenwerking in de Zuid-Aziatische regio. Ook samenwerking met India op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, bijvoorbeeld in Afghanistan, kan opgepakt worden.


6 Milieu, water en energie

Niet alleen vanuit het oogpunt van stabiliteit, maar ook vanuit het oogpunt van ecologische duurzaamheid is aandacht voor waterbeheer en milieu in India en de regio cruciaal. Ten aanzien van dit beleidsterrein zijn de bilaterale overheids-interventies beperkt tot het financieel steunen uit een klein fonds (KNIP) van enkele gerichte activiteiten in het kader van natuurbeheer en biodiversiteit, en steun uit centrale ODA-middelen van regionale milieu- en waterprogramma's. Daarnaast is er het programma Partners voor Water (publiek-private samenwer-king tussen overheid, bedrijfsleven, kennisinstellingen en ngo's) dat zich in het bijzonder op India richt.

In het kader van het Clean Development Mechanism-programma (ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) zijn betalingen verricht voor projecten die in India tot een beperking van de uitworp van broeikasgassen leiden. Er zijn tevens instrumenten ter bevordering van samenwerking met het bedrijfsleven en kennisinstellingen op het gebied van onderzoek naar bijvoorbeeld alternatieve energiebronnen. Een recente studie, begin 2005 uitgevoerd in opdracht van de EVD, geeft een overzicht van de potentiële markt voor milieutechnologie in India. Deze studie geeft een indicatie van de omvangrijke economische kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven maar wijst tegelijkertijd op de grote uitdagingen zoals een erg prijsbewuste markt, de noodzaak van goede contacten en een lange termijn visie.

8 Internationale rechtsorde en mensenrechten

Het bespreken van de mensenrechtensituatie in India met Indiase autoriteiten is een moeilijk en gevoelig proces. Veelal worden de kwesties als interne aangelegenheden beschouwd die geen (bevoogdende) buitenlandse betrokkenheid behoeven. De Indiase democratie, de levendige ngo-gemeenschap en vrije pers aangevuld met onafhankelijke rechtspraak bieden volgens de Indiase overheid voldoende checks and balances. De huidige Indiase regering heeft zich gecommitteerd aan het aanpakken van een aantal mensenrechtengerelateerde kwesties, zoals de positie van vrouwen, minderheden en kastelozen.

Bilateraal wordt op bescheiden schaal bijgedragen aan het verbeteren van de mensenrechtensituatie door contacten te onderhouden met ngo's in Nederland en India. Hiervoor is een klein budget beschikbaar. Indirect worden via het medefinancierings- en multilaterale kanaal ngo's gesteund die op dit terrein werkzaam zijn. Ook hier vullen de interventies van de Nederlandse regering en van het Nederlandse maatschappelijk middenveld elkaar aan.

Ter bevordering van het functioneren van de internationale rechtsorde zal Nederland India verder willen betrekken bij de huidige VN-hervormingen. In multilaterale mensenrechtenfora richt Nederland zich op samenwerking met India op onderwerpen die Nederland en EU prioritair achten. Zorgvuldige voorbereiding en afstemming tussen EU en India voorafgaand aan de VN-mensenrechtenraad en de VN-Derde Commissie zouden kunnen leiden tot betere samenwerking op sommige dossiers en tot het voorkomen van Indiase tegenwerking op andere (landen-) dossiers.

In het kader van het EU-India Strategisch Partnerschap zet Nederland via de EU in op het bevorderen van een substantiële dialoog met India over nationale en internationale mensenrechtenonderwerpen (incl. HIV/aids en sexuele en reproductieve rechten en vrouwenrechten) met name op (hoog) ambtelijk niveau. Tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap is het mogelijk gebleken om als EU op constructieve wijze een mensenrechtendialoog met India aan te gaan.

Tot slot zal Nederland trachten India te overtuigen het Statuut van Rome te tekenen en te ratificeren. Een bezwaar van India tegen het Internationale Strafhof in de huidige vorm is dat de zeggenschap van de Veiligheidsraad over al of niet vervolgen, de onpartijdigheid van het Hof ondermijnt en deze tot een politiek instrument zou maken. Er zijn echter indicaties dat de huidige regering mogelijk inschikkelijker is. India is, eventueel mede in de context van VN-hervorming, wellicht tot ondertekening te bewegen.

Betrekkingen tussen de Europese Unie en India

India en de EU zijn beide economische grootmachten en hebben veel gedeelde waarden zoals democratie, pluralisme, vrije pers, levendig maatschappelijk middenveld en een voorkeur voor multilateralisme. Sinds juni 2000 vinden EU-India topbijeenkomsten plaats, jaarlijks alternerend in New Delhi of in de hoofdstad van het EU-voorzitterschap.

Tijdens de vijfde EU-India Top in Den Haag in november 2004 besloten de EU en India een strategisch partnerschap aan te gaan dat zowel politieke, culturele als economische samenwerking beoogt. Mede in het kader van het EU Security Strategy Paper heeft de EU een strategische samenwerking met vijf landen, te weten VS, Japan, Rusland, Canada en China. Naast verbreding en verdieping van de betrekkingen tussen India en de EU dient het partnerschap ertoe de strategische coherentie en doelmatigheid van de relatie te vergroten. De Europese Commissie heeft met haar Mededeling betreffende het partnerschap een ambitieuze aanzet gegeven om het EU-beleid ten aanzien van India op een hoger niveau te tillen.

Het partnerschap identificeert vormen van samenwerking op uiteenlopende terreinen. De samenwerking dient ter bevordering van vrede en stabiliteit, democratisering, eerbiediging van mensenrechten en goed bestuur in en buiten de regio, waaronder terrorismebestrijding en bestrijding van smokkel. Maar ook de bestrijding van armoede, de bevordering van duurzame ontwikkeling, bescherming van het milieu en beleid ten aanzien van klimaatverandering worden beoogd. Tot slot wordt samenwerking ter verbetering van economische relatie en versterking van het internationale handelssysteem nagestreefd. Het EU-India Joint Plan of Action van september 2005 geeft een concrete uitwerking van alle samenwerkingsinitiatieven van het partnerschap.

Het effectief optreden van de EU ten aanzien van India vereist een consistente en coherente input van alle lidstaten en de Commissie in zowel New Delhi als in Brussel. Nederland zet zich in voor versterkte Europese samenwerking, onder andere door actieve inbreng in EU-overlegstructuren. Ook worden de EU-waarden en normen uitgedragen tijdens inkomende en uitgaande bilaterale bezoeken. Dit geldt zowel voor terreinen waarop de Commissie exclusieve bevoegdheid heeft als op terreinen met gedeelde of intergouvernementele bevoegheden.

Conclusie

De beleidsinitiatieven zoals beschreven in deze notitie zullen worden gedeeld met het bedrijfsleven, kennisinstellingen en het maatschappelijk middenveld. Deze discussie levert mogelijk nieuwe inzichten op ten aanzien van de complementariteit van de verschillende interventies en kan de samenwerking een verdere impuls geven. Daarnaast zal de beleidsnotitie in de politieke dialoog met India aan de orde worden gesteld teneinde de beoogde intensievere samenwerking gezamenlijk concreet uit te werken.


---- --