Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl
2513AA22XA

Contactpersoon Uw brief 2050614070 Doorkiesnummer Ons kenmerk AM/SAM/2006/47680 Datum 13 juni 2006 Onderwerp Kamervragen van het lid Van Hijum

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van het lid Van Hijum (CDA) over `offensief oudere werklozen'.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)

Bijlage(n): TK Vragen en Antwoorden 2050614070


2050614070

Vragen van het lid Van Hijum (CDA) aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over offensief oudere werklozen. (Ingezonden 30 mei 2006)


1
Deelt u de zorgen over de mate waarin het Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekeringen (UWV), gemeenten en het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) er momenteel in slagen om oudere werklozen aan het werk te helpen, zeker als het uitstroompercentage wordt vergeleken met het resultaat van de aanpak van de jeugdwerkloosheid?

Uit cijfers van zowel het UWV als CWI blijkt dat de kansen voor oudere werkzoekenden (55-
64) om weer aan het werk te komen nog niet optimaal zijn. De regering deelt deze constatering. Het is gebruikelijk dat in een periode van stijgende werkloosheid eerst de jeugdwerkloosheid stijgt; en als de werkloosheid daalt, ook de jongeren (15-24) daar het eerst profijt van hebben. Gelet op de urgentie om jongeren aan werk te helpen ­ de werkloosheid onder jongeren is tweemaal zo hoog als de totale werkloosheid - zijn de extra inspanningen daarom vooral gericht op jongeren. Voor ouderen lijkt de urgentie niet in dezelfde mate als bij jongeren ­ werkloosheid ouderen (5,8%) ligt nog altijd beneden de totale werkloosheid van
6,5% in 2005.
Nu sinds een jaar de totale werkloosheid daalt, merken we dat in eerste instantie bij de jongeren (15 t/m 24 jaar): in absolute aantallen is hier de werkloosheid de afgelopen 12 maanden gedaald van 116 naar 92 duizend (maart 2006, CBS, EBB). Bij de ouderen (55 t/m
64 jaar) bleef de werkloosheid eerst nog stijgen, van maart 2005 tot januari 2006 van 44 naar
53 duizend. Sinds januari 2006 is er ook bij de ouderen een daling waar te nemen, tot 46 duizend (maart 2006, alle cijfers voor seizoen gecorrigeerd). De verwachting is dat bij een blijvende daling van de werkloosheid als gevolg van een aantrekkende economie, dit ook te merken zal zijn bij de ouderen.


2
Welke maatregelen hebben de regering en sociale partners tot nu toe genomen om de uitstroom van oudere werklozen te bevorderen? Hoe beoordeelt u in dat kader de resultaten van de regiegroep `Grijs werkt', die een cultuuromslag bij bedrijven op gang moet brengen?

Zie antwoord 3


3
Welke aandacht is er in de aanpak van de regiegroep voor het inschakelen van oudere werknemers bij het opleiden en begeleiden van jongeren die bijvoorbeeld in een opleiding of leerwerktraject zitten? Zijn er `best practices' bij bedrijven die het model van `meester, gezel en leerling' toepassen die bredere aandacht verdienen?

Vanuit sociale partners is sprake van eensgezindheid over de wenselijkheid tot het verhogen van de arbeidsparticipatie van oudere werknemers. Dit blijkt uit de voortgang van afspraken uit de werktop. Ook wordt dit onderstreept door het recente advies `Arbeid en Leeftijd' van 20 januari 2006 van de Stichting van de Arbeid. De `Regiegroep GrijsWerkt' werkt met sociale partners samen om de aandacht van bedrijven voor met name leeftijdsbewust beleid te vergroten. Onder andere door het activeren van ondernemingsraden en het stimuleren dat er
---

afspraken in CAO's worden opgenomen die leeftijdsbewust beleid ondersteunen. De Regiegroep zal sociale partners betrekken bij komende activiteiten, zoals sector/ regiobijeenkomsten.
De regering focust in het kabinetsstandpunt `Stimuleren langer werken van ouderen'van 29 april 2004 vooral op het voorkomen van vervroegd uittreden en daarmee op het stimuleren van langer doorwerken. Via communicatie en voorlichting (via de `Regiegroep GrijsWerkt') worden vooroordelen en negatieve beeldvorming ten aanzien van oudere werknemers bestreden, waarmee een klimaat moet ontstaan waardoor oudere werkzoekenden makkelijker aan een baan kunnen komen. De eerste tussenrapportage van de `Regiegroep GrijsWerkt' die ik eind juni aan de TK zal aanbieden, wijst op voortekenen van een cultuuromslag in positieve zin.
Ook zet de regering andere maatregelen in gericht op het aan het werk helpen van oudere werkzoekenden. Het algemene reïntegratiebeleid moet leiden tot een actievere en meer op maat gesneden aanpak van de reïntegratie. Gemeenten, CWI, UWV en werkgevers hebben de verantwoordelijkheid en de middelen om de individuele ondersteuning bij de zoektocht van ook werkloze ouderen naar werk (bemiddeling, stages, scholing of een sollicitatietraining), zo effectief mogelijk te laten verlopen. Als specifieke maatregelen kunnen genoemd worden de premievrijstelling WAO-basispremie voor werkgevers bij het in dienst nemen (vanaf 50 jaar) en in dienst houden (vanaf 55 jaar) van oudere werknemers, en de fiscale arbeidskorting voor oudere werkernemers die hoger is naarmate de leeftijd toeneemt.
Uit de door de regering eind 2004 ingestelde tijdelijke subsidieregeling `Stimuleren leeftijdsbewust beleid' worden tevens aansprekende voorbeelden opgespoord. Deze voorbeelden kunnen andere bedrijven inspireren, dan wel interessant zijn door de toegepaste methode. De voorbeelden hebben betrekking op bijvoorbeeld bewustwording, scholing, functieaanpassing, gezondheid, belastbaarheid, verlies kennis door uitstroom en dergelijke. Specifiek zijn tot nu toe via de stimuleringsregeling leeftijdsbewust beleid zes projecten geïdentificeerd die, gelet op hun aanpak, aansluiten bij het genoemde model van `meester, gezel en leerling'. Deze zullen via de `Regiegroep GrijsWerkt' worden verspreid zodra blijkt dat zij als aansprekende voorbeelden kunnen dienen.
Overigens blijkt dat werkgevers de weg naar de stimuleringsregeling leeftijdsbewust beleid weten te vinden. Inmiddels zijn circa 1000 aanvragen van werkgevers ontvangen, en zullen totaal ongeveer 450 projecten worden uitgevoerd.

4
Welke mogelijkheden ziet u om reïntegratiemiddelen via Individuele
Reïntegratieovereenkomsten (IRO's) gerichter in te zetten om oudere werklozen om te scholen en gereed te maken voor de vervulling van het toenemend aantal vacatures op de arbeidsmarkt?

Oudere werklozen met een WW-uitkering en een afstand tot de arbeidsmarkt, die een eigen idee hebben over de vormgeving van hun reïntegratietraject, kunnen via de reïntegratiecoach aangeven dat zij in aanmerking willen komen voor een IRO. De IRO kan scholing bevatten maar die scholing moet gericht zijn op functies waar vraag naar is. Daarop wordt getoetst met het scholingsprotocol. Daarnaast kan de reïntegratiecoach zelf ook maatwerk leveren onder andere door middel van modulaire inkoop. Tenslotte koopt het UWV via zijn aanbestedingsprocedure specifieke trajecten in voor ouderen. (Om)Scholing kan daar indien nodig deel van uitmaken.


1) Trouw, 24 mei 2006

---

Toelichting: deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Bussemaker (PvdA), ingezonden 29 mei 2006, (vraagnummer 2050614050).


---