Openbaar Ministerie

Voorlopige hechtenis opgeheven verdachte ontucht

Utrecht, 13 juni 2006

Vandaag heeft de rechtbank besloten de voorlopige hechtenis op te heffen van een man die verdacht wordt van ontucht met minderjarige jongens.

De man stond vandaag terecht voor drie feiten. Voor het eerste feit, gemeenschap met een jongen tussen de 12 en 16 jaar werd het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard. Voor dit feit was het tot 2002 vereiste een klacht in te dienen. Indien iemand aan een dusdanige gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens lijdt zodat hij de gevolgen niet kan overzien, moet een vertegenwoordiger de klacht namens het slachtoffer indienen. De rechtbank meent dat de jongen een dusdanige gebrekkige ontwikkeling heeft dat hij niet is staat is te beoordelen of zijn belang gediend is met het indienen van een klacht. Dit heeft tot gevolg dat het OM niet ontvankelijk is in haar vervolging. De officier van justitie is van mening dat er wel sprake is van een klacht, omdat de jongen duidelijk had aangegeven dat hij de seksuele handelingen niet wilde ondergaan. Het OM ziet haar standpunt bevestigd in een uitspraak van de Hoge Raad. De officier van justitie overweegt appel in te stellen tegen deze beslissing van de rechtbank.

De twee andere feiten betreffen ontucht met jongens destijds in de leeftijd van 14 en 15 jaar. In het geval van de 15-jarige jongen wordt de man ervan verdacht zich via msn voor te doen als een 15-jarig meisje. Hij haalde de jongen over een webcam aan te schaffen en zich voor de webcam af te trekken.

In het geval van de 14-jarige jongen kwam de verdachte bij de moeder van de jongen over de vloer als huisvriend na het overlijden van de vader. Hij wordt ervan verdacht de jongen in zijn slaapkamer te hebben benaderd en te hebben gepijpt en afgetrokken.

Op de zitting vandaag heeft de rechtbank besloten dat de computer van de verdachte nader moet worden onderzocht en dat de zaak voor dit onderzoek wordt aangehouden tot 25 september 2006. Tegen de verwachting van het OM in besloot de rechtbank dat er geen gronden, te weten onderzoeksgrond en recidivegevaar, zijn om de voorlopige hechtenis te handhaven. De voorlopige hechtenis is om die reden opgeheven. De rechtbank heeft wel aangegeven dat de rechtbank uiteindelijk bij een bewezenverklaring een gevangenisstraf van een langere duur zou kunnen opleggen.

Het OM is het niet eens met de opheffing van de voorlopige hechtenis omdat zij vindt dat er wel voldoende gronden zijn om de verdachte vast te houden. Het is nu eenmaal bekend dat de kans op herhaling bij zedendelicten relatief groot is. De verdachte heeft vanaf oktober 2005 in voorarrest gezeten. In de zittingszaal leidde de beslissing van de rechtbank tot emotionele reacties.