Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bieden wij u hierbij, mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, de geannoteerde agenda aan van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 12 juni 2006.

De Minister De Staatssecretaris

van Buitenlandse Zaken, voor Europese Zaken,

Dr. B.R. Bot Mr. Drs. A. Nicolaï

Geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van 12 juni 2006

Algemene Zaken

Voorbereiding Europese Raad
De Raad zal zich buigen over de ontwerp-conclusies van de Europese Raad. De Europese Raad zal naar verwachting spreken over een verlenging van de bezinningsperiode over de toekomst van Europa en over de noodzaak om activiteiten voort te zetten gericht op een grotere betrokkenheid van de burger bij Europa. De Europese Raad zal aandacht schenken aan onderwerpen die van rechtstreeks belang zijn voor de burger, zoals veiligheid, de uitwerking van maatregelen in het kader van de Lissabon-strategie, energie en uitbreiding. Voorts zal aandacht worden besteed aan subsidiariteit en transparantie en tenslotte aan onderwerpen van de internationale actualiteit. Hieronder wordt op een aantal elementen nader ingegaan.

Bezinningsperiode: de Europese Raad zal een jaar na de afkondiging in juni 2005 van de periode van bezinning de debatten en activiteiten die in de lidstaten hebben plaatsgevonden evalueren. Wat zijn de zorgen en wensen die bij de burger leven? Wat verwacht men van de Europese Unie? Het Oostenrijks voorzitterschap heeft daarover een rapport in voorbereiding. De analyse van het kabinet van het jaar van bezinning in Nederland is u reeds toegegaan per brief d.d. 19 mei 2006. Voorts zal Nederland op de Europese Raad de aandacht vestigen op het belang van meer openbaarheid van bijeenkomsten van de Raad van Ministers en van een grotere betrokkenheid van nationale parlementen bij de toetsing van wetgevingsvoorstellen van de Commissie op subsidiariteit en proportionaliteit. Dit in het kader van de inzet van het kabinet om de burger meer inzicht te geven in de wijze waarop besluiten in Europa tot stand komen en de rol die Nederland daarin speelt.

Grondwettelijk verdrag: ten aanzien van het ontwerp Grondwettelijk Verdrag (GV) is de positie van het kabinet onveranderd, namelijk dat het GV niet ter ratificatie zal worden aangeboden. Tijdens de bezinningsperiode heeft Nederland hiervoor steeds meer begrip kunnen kweken. Lidstaten realiseren zich dat het functioneren van de EU niet alleen in de twee lidstaten waar het GV per referendum is verworpen kritische vragen bij de burger oproept. Hoewel het aantal lidstaten dat het GV heeft geratificeerd langzaam stijgt, maakt een aantal andere lidstaten geen aanstalten dit te doen. Een oplossing voor de situatie rond het GV wordt dan ook niet op deze Europese Raad verwacht.

Duurzame Ontwikkelings Strategie: de Europese Raad zal naar verwachting een vernieuwde Europese Duurzaamheidsstrategie aannemen. Het gaat om een herziening van de oorspronkelijke strategie die in 2001 in Göteborg is aangenomen, en die elke vijf jaar tegen het licht wordt gehouden. Het nu voorliggende ontwerp voldoet aan de criteria die Nederland had gesteld, namelijk dat het gaat om een actiegerichte strategie, voorzien van concrete doelstellingen, tijdpaden en indicatoren. Ook is een duidelijk monitoring mechanisme opgenomen. De drie pijlers van duurzame ontwikkeling (economie, ecologie en sociale ontwikkeling) komen in hun onderlinge samenhang naar voren, waarbij Nederland er bijzonder aan hecht dat de Duurzaamheidsstrategie en de Lissabonstrategie elkaar aanvullen en waar mogelijk versterken. De strategie beoogt een extra politieke impuls te geven aan die beleidsterreinen, waar sprake is van niet-duurzame ontwikkelingen, zoals de klimaatproblematiek, het transport en het verlies aan biodiversiteit. Een andere verbetering ten opzichte van de oorspronkelijke strategie is de integratie van het externe optreden van de Unie in het duurzame ontwikkelingsbeleid.

Energie: de Europese Raad zal een discussie voeren over de externe betrekkingen van de Unie op energiegebied. Als basis voor deze discussie dient een gezamenlijk document van de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid, dat op 29 mei jl. verscheen. Dit document werd opgesteld conform het verzoek van de afgelopen Voorjaarsraad (op initiatief van de Benelux-landen) om inbreng voor een EU-strategie over bovengenoemd onderwerp. De toonzetting van het document is goed: terecht spreekt er een coöperatieve houding uit jegens de belangrijkste derde landen op energiegebied. De buitenlands- en veiligheidspolitieke dimensie ontbreekt echter goeddeels en het document geeft onvoldoende aan welke concrete beleidsinstrumenten de Unie kan inzetten om het doel van goed functionerende energiemarkten te verwezenlijken. Met het oog op de ontwerp-conclusies zal Nederland, in lijn met het Benelux-paper, er onder meer voor pleiten dat de EU-strategie voor externe energierelaties ook in gaat op het belang van het bevorderen van stabiliteit in brede zin, inclusief goed bestuur, in belangrijke producenten- en doorvoerlanden. Ook de beveiliging van energietransportroutes wereldwijd verdient aandacht. De Europese Raad zal duidelijk moeten maken aan derde landen wat de Europese aanpak voor hen te bieden heeft en tevens moeten vaststellen hoe het externe beleidsinstrumentarium van de Unie hieraan kan bijdragen. Dit vergt onder meer versterkte inzet van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid, zoals ook beschreven in de notitie energievoorzieningszekerheid en buitenlands beleid die de Kamer op 24 mei jl. (kenmerk DES/MI-355/06) werd toegezonden.

Uitbreiding: de Europese Raad zal ook spreken over uitbreiding. Wat betreft de onder meer door Nederland gevraagde discussie over uitbreiding, zal de Europese Raad zich vooral richten op de vraag waar deze discussie onder het Finse Voorzitterschap van de EU over zal moeten gaan. Wat Nederland betreft zal deze discussie zich niet alleen richten op de vraag wat onder de absorptiecapaciteit van de Europese Unie moet worden verstaan, maar ook op de vraag hoe de kwaliteit van het uitbreidingsproces verder verbeterd kan worden. Nederland heeft daarvoor een drietal concrete suggesties, die u reeds per brief toegingen ten behoeve van het Algemeen Overleg over uitbreiding op 11 april jl. Voorts vindt Nederland dat de discussie over uitbreiding in 2006 moet worden afgerond en dat de conclusies van deze discussie formeel moeten worden vastgesteld door de Raad, om dit moment helder te markeren en te kunnen communiceren naar het publiek in de lidstaten. Ten aanzien van Roemenië en Bulgarije steunt Nederland de wens om in het najaar van 2006 volledige duidelijkheid van de Commissie te verkrijgen over de vraag of deze landen per 1 januari 2007 zullen kunnen toetreden en, zo ja, onder welke nader te stellen voorwaarden dat dan zal moeten gebeuren. Turkije, Kroatië en de landen van de westelijke Balkan zullen worden opgeroepen hun verplichtingen onder bestaande afspraken na te komen.

Uitbreiding (wordt eventueel geagendeerd)
Mogelijk zal tijdens de Raad worden gesproken over de Associatie Raad met Turkije en de toetredingsconferentie met Kroatië en Turkije, bijeenkomsten die zijn voorzien in de marge van de RAZEB. De toetredingsconferentie met Turkije zal gaan over hoofdstuk 25 (Wetenschap en Onderzoek). In deze bijeenkomst zal het hoofdstuk worden geopend en gesloten, omdat is geconstateerd dat Turkije aan alle voorwaarden voldoet. Als achtergrond kan hierbij het volgende worden vermeld. Bij de ondertekening van het zogenoemde 'Ankara-protocol' (waarbij de douane-Unie tussen Turkije en de Unie werd uitgebreid naar de 10 nieuwe lidstaten) gaf Turkije aan dat zulks niet de erkenning van de Republiek Cyprus impliceert. In haar tegenverklaring sprak de Unie uit dat de relevante onderhandelingshoofdstukken niet zullen worden geopend indien Turkije het protocol niet volledig en non-discriminatoir heeft geïmplementeerd (zie ook mijn antwoord op de Kamervragen van het lid Van Dijk (CDA) van 16 januari jl. over het eventueel niet naleven van Turkije van de contractuele verplichtingen in het Ankara protocol). Het genoemde hoofdstuk 25 behoort niet tot deze zogenoemde 'relevante' hoofdstukken. Naast de toetredingsconferentie is zoals gezegd ook de 45e Associatie Raad met Turkije gepland, waarin bespreking is voorzien van de betrekkingen tussen de EU en Turkije in al hun facetten.

Migratie
De Raad zal worden geïnformeerd over de voorbereidingen van een regionale conferentie over migratie en ontwikkeling in Rabat op 10 en 11 juli. De nadruk van deze conferentie zal onder meer liggen op de specifieke migratieroutes via West-Afrika naar Europa, het tegengaan van illegale migratie en het voorkomen van humanitaire tragedies, zoals die in Ceuta, Melilla en Mauretanië hebben plaatsgevonden. Nederland hecht belang aan deze conferentie, die zou moeten leiden tot een versterking van praktische samenwerking op het terrein van migratie en ontwikkeling. Nederland hecht er wel aan dat de uitkomsten van de conferentie worden geïntegreerd in de bredere aanpak van ontwikkeling en migratie in Afrika. Daarnaast wordt de Raad geïnformeerd over de voorbereidingen voor de VN Hoge Politieke Dialoog in New York a.s september. De Europese Commissie zal eind juni een Mededeling uitbrengen ter voorbereiding op deze Dialoog.

EU-Grondrechtenagentschap
Mogelijkerwijs zal tijdens de Raad worden gesproken over een voorstel voor een verordening tot oprichting van een EU-Grondrechtenagentschap. Voorts zal tijdens de Raad eventueel worden gesproken over een besluit waarbij het Agentschap wordt gemachtigd zijn activiteiten uit te oefenen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (titel VI van het EU-Verdrag). De Europese Raad van december 2003 besloot het in Wenen gevestigde Waarnemingscentrum voor bestrijding van Racisme en Vreemdelingenhaat (EUMC) om te zetten in een EU-Grondrechtenagentschap. Nederland hecht grote waarde aan de naleving van de grondrechten binnen de Unie en heeft zich daarom net als de andere lidstaten voorstander getoond van dit agentschap. Binnen de Unie bestaat geen instantie die zich gespecialiseerd bezig houdt met de naleving van de grondrechten bij de totstandkoming en implementatie van het gemeenschapsrecht. In die leemte moet het Agentschap voorzien. Nederland kan er eveneens mee instemmen dat het Agentschap zijn activiteiten uitoefent op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken. Daarbij kan het immers bij uitstek gaan om maatregelen die naar hun aard raken aan grondrechten. Wel dient - mede conform de wens van de Eerste Kamer - overlapping van de activiteiten van het agentschap met die van de Raad van Europa te worden voorkomen. Om deze reden zet Nederland zich ervoor in dat het mandaat van het agentschap beperkt blijft tot de instellingen en de lidstaten van de Unie voor zover zij het gemeenschapsrecht uitvoeren. Eventueel kunnen de kandidaat-lidstaten participeren in het agentschap met het oog op hun toetreding. Voorts zet Nederland zich ervoor in dat de Raad van Europa zoveel mogelijk institutioneel ingebed wordt in het agentschap door middel van deelname in de Raad van Bestuur en het Dagelijks Bestuur. Ook zal er een samenwerkingsovereenkomst worden afgesloten tussen het agentschap en de Raad van Europa om de synergie tussen beide instellingen te waarborgen.

Externe betrekkingen

Voorbereiding EU-VS Top
De Raad zal vooruitblikken op de EU-VS Top die op 21 juni aanstaande plaatsvindt. Tijdens deze top worden onder andere de onderwerpen bevordering van vrijheid, mensenrechten en democratie, vrede en veiligheid, energievoorzieningszekerheid, terrorismebestrijding en versterking van de economische relatie besproken. Daarnaast zullen ontwikkelingen in onder meer Iran en het Midden-Oosten aan de orde komen. Tijdens de top zullen naar verwachting een toekomstgerichte Verklaring en twee voortgangsrapportages over de politieke en economische betrekkingen worden aangenomen. Nederland hecht grote waarde aan goede transatlantische betrekkingen en is voorstander van een brede, strategische agenda voor de Top.

Westelijke Balkan
De Raad bespreekt recente ontwikkelingen in de regio. Hierbij zal onder andere worden teruggeblikt op het referendum over onafhankelijkheid dat op 21 mei jl. in Montenegro is gehouden. De Raad zal zich spoedig moeten gaan uitspreken over de toekomstige relatie met Montenegro. Zorgvuldigheid en eensgezindheid van EU-optreden zijn hierbij voor Nederland belangrijke uitgangspunten. De Raad zal tevens aandacht schenken aan de overgang van het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger (HV) in Bosnië-Herzegovina naar een kantoor geleid door de Speciale Vertegenwoordiger van de EU (EUSV). Mogelijk zal de Raad tevens spreken over de samenwerking met het Joegoslavië-Tribunaal (ICTY). Volledige samenwerking met het ICTY blijft essentieel voor verdere toenadering van de landen in de regio tot de EU. Arrestatie van Mladic en Karadzic heeft hierbij de hoogste prioriteit. En marge van de Raad zal de Stabilisatie- en Associatie Overeenkomst (SAO) met Albanië worden ondertekend.

Cuba
De Raad spreekt over het Gemeenschappelijk Standpunt inzake Cuba dat uiterlijk medio juni moet worden verlengd. De Unie voert kritische gesprekken met de Cubaanse autoriteiten waarin met name het onvoldoende nakomen van mensenrechten en de noodzaak van democratisering worden benadrukt. Daarnaast worden contacten onderhouden met het maatschappelijk middenveld om mensenrechten en democratisering te ondersteunen.

De Raad buigt zich mogelijk ook over de zogenaamde 'juni-maatregelen' (onder andere geen hoge bezoeken vanuit de EU, systematisch uitnodigen van dissidenten voor viering van nationale feestdagen van EU-lidstaten in Havana) die in 2003 door de EU werden ingesteld als reactie op de hoge gevangenisstraffen voor 75 Cubaanse dissidenten. Deze maatregelen leidden tot een diplomatieke boycot door Cuba van de diplomatieke EU-vertegenwoordigingen in Havanna en het verbreken van de relaties op het terrein van ontwikkelingssamenwerking. In januari 2005 werd besloten tot tijdelijke opschorting van de juni-maatregelen. Tegelijkertijd werd als alternatief een pakket van maatregelen genomen gericht op het versterken van de steun aan de vreedzame politieke oppositie in Cuba. Cuba hief daarna de diplomatieke boycot in Havanna op. Vervolgens werd in het kader van hoge bezoeken door verschillende Europese vertegenwoordigers in Havanna de mensenrechtensituatie op regeringsniveau aan de orde gesteld en aangedrongen op vrijlating van alle politieke gevangenen. Sinds de vorige evaluatie van het Gemeenschappelijk Standpunt in juni 2005 is de mensenrechtenrechtensituatie in Cuba verder verslechterd. Er zijn geen dissidenten vrijgelaten en de vreedzame oppositie wordt in toenemende mate geïntimideerd. Nederland ziet geen aanleiding het huidige beleid ten aanzien van Cuba te versoepelen. De steun aan vreedzame democratische krachten dient te worden voortgezet en de EU moet zich onverminderd blijven inspannen voor de vrijlating van alle politieke gevangenen. Nederland is voorstander van het aan de orde stellen van de mensenrechtensituatie in Cuba in het kader van een te hervatten politieke dialoog. Voorwaarde hiervoor zou moeten zijn dat Cuba aangeeft een dergelijke dialoog ernstig te nemen. Nederland is van mening dat een eensgezind Europees optreden richting Cuba cruciaal is voor de effectiviteit van het EU-beleid.

Irak
De Raad bespreekt de politieke situatie in Irak. Het is van groot belang dat de onlangs beëdigde regering er in slaagt de geweldspiraal te keren. Ondanks de brede samenstelling van de nieuwe regering wordt het een krachtproef om een breed draagvlak onder de bevolking te winnen. De invulling van de nog niet bezette posten van de ministers van Defensie en Binnenlandse Zaken zal daarbij van doorslaggevende betekenis zijn. De belangrijkste uitdagingen betreffen verbetering van de veiligheids- en mensenrechtensituatie, economische wederopbouw en een mogelijk herzieningsproces van de grondwet gerelateerd aan de federalisering van Irak. De internationale gemeenschap kan hieraan een cruciale bijdrage blijven leveren door politiek engagement en technisch inhoudelijke assistentie. Nederland blijft in dit kader bijdragen aan NAVO- en EU-initiatieven. Naar verwachting zullen onderhandelingen over een EU-Irak handels- en samenwerkingsovereenkomst op korte termijn worden geopend.

Iran nucleair
De Raad bespreekt de stand van zaken met betrekking tot het Iraanse nucleaire dossier. De vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad en Duitsland zijn in beraad over een concreet pakket van aanmoedigings- én strafmaatregelen (zogenaamde 'tweesporen-benadering') ter voorlegging aan Iran. Daarnaast wordt in VNVR-kader gewerkt aan de totstandkoming van een ontwerp-resolutie waarin de maatregelen die de IAEA-Bestuursraad en de VNVR reeds op vrijwillige basis van Iran verlangen, bindend zouden worden verklaard. Nederland blijft zich inzetten voor eensgezindheid in de VNVR zodat een diplomatieke oplossing kan worden gevonden. De Raad zal wellicht tevens spreken over de bevindingen van de Europese Commissie die op verzoek van de lidstaten de mogelijkheden onderzoekt om de EU-steun aan het Iraanse maatschappelijk middenveld te intensiveren. Nederland heeft, zoals in eerdere verslagen over de RAZEB aan u bericht, er bij de Commissie en de lidstaten meermalen voor gepleit om de ondersteuning aan het maatschappelijk middenveld te intensiveren en op dit gebied nauw samen te werken.

Alhoewel het accent tijdens de Raad ligt op de nucleaire kwestie, blijven de overige bekende punten van zorg onverminderd de aandacht van de Europese Unie behouden.

MOVP (Midden-Oosten vredesproces)
De Raad zal de ontwikkeling van het tijdelijk internationaal mechanisme bespreken dat zonder tussenkomst van de door Hamas geleide Palestijnse regering de dreigende humanitaire nood onder de Palestijnse bevolking moet gaan lenigen. Het Kwartet heeft op 9 mei jl. de bereidheid uitgesproken de totstandkoming van een tijdelijk internationaal mechanisme te ondersteunen en het aanbod van de EU verwelkomd dit mechanisme te ontwikkelen. De Commissie heeft ondertussen een voorstel op hoofdlijnen aan EU-lidstaten voorgelegd en vervolgens ook aan Kwartet-partners en andere grote donoren. Nederland is van mening dat het tijdelijk mechanisme snel tot stand dient te komen. Een dergelijk mechanisme zal vergezeld moeten gaan van harde garanties tegen eventueel misbruik en 'lekkage' van financiële middelen naar Hamas. De drie aan Hamas gestelde eisen over afzweren van geweld, erkenning van Israël en aanvaarding van de door de PLO aangegane verplichtingen inclusief de zogeheten 'routekaart' blijven onverminderd van kracht en zolang aan deze eisen niet is voldaan zal de Unie geen directe ondersteuning aan de Palestijnse Autoriteit verlenen. Voorts zal de Raad in het licht van deze eisen wederom spreken over het EU-beleid ten aanzien van contacten met Hamas gelieerde personen, alsmede het visumbeleid van de lidstaten inzake deze personen. De Raad zal tevens aandacht besteden aan Israëlische maatregelen die een negatieve invloed hebben op de levensomstandigheden van de Palestijnse bevolking. De regering zal blijven aandringen op hervatting door Israël van de volledige afdracht van Palestijnse belasting- en invoergelden en vergroting van de bewegingsvrijheid van Palestijnen. De Raad zal ten slotte - mede naar aanleiding van de recente ontmoeting tussen premier Olmert en president Bush - aandacht besteden aan de zogenaamde convergentieplannen van de nieuwe Israëlische regering. Hierbij acht de regering het van belang dat alleen stappen worden ondernomen die stroken met de zogeheten 'routekaart'.

WTO (Wereldhandelsorganisatie)
Het onderwerp WTO Doha Development Agenda (DDA) staat tentatief geagendeerd voor de komende RAZEB. Als WTO DDA wordt besproken zal Handelscommissaris Mandelson de EU-Ministers informeren over de stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen. Na het missen van de eerste in Hongkong gestelde deadline (30 april) zijn de onderhandelingen voortgezet, voornamelijk op technisch niveau in Genève. Bij alle WTO-partners groeit het besef dat concrete resultaten in de komende twee maanden cruciaal zijn voor het slagen van de Ronde. DG WTO Lamy voert de druk op en heeft het volgende tijdpad geschetst: in de week van 19 juni zullen geconsolideerde modaliteitenteksten voor landbouw en industrieproducten (NAMA) worden neergelegd. Deze zullen worden besproken in Genève, met het oog op mogelijk ministerieel overleg op 29 juni. Het vaststellen van de modaliteiten zou de weg moeten vrijmaken voor andere nog openstaande kwesties. Eind juli -de tweede (harde) deadline van Hongkong- moet het gehele pakket rond zijn. Nederland steunt het streven van DG WTO Lamy om in geïntensiveerde onderhandelingen de modaliteiten voor landbouw en industrieproducten in juni af te ronden.


---- --