Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Antwoorden op kamervragen van Kant en Van Bommel over vergoeding van behandelingen in een andere lidstaat

Kamerstuk, 12-6-2006

Antwoorden van minister Hoogervorst, mede namens de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, op kamervragen van de Kamerleden Kant en Van Bommel over vergoeding van behandelingen in een andere lidstaat. (2050613590)

Vraag 1
Wat is uw reactie op de uitspraak van het Europees Hof van Justitie dat nationale gezondheidsstelsels de rekening moeten betalen van patiënten die voor een behandeling naar een andere EU-lidstaat zijn uitgeweken, indien zij in eigen land worden geconfronteerd met een "buitensporige vertraging" van de behandeling? 1)

Antwoord 1
Dit arrest is in lijn met de jurisprudentie van het Hof van Justitie, zoals het arrest Peerbooms/Smits. Het Hof gaf al aan dat bij de vraag of toestemming verleend moet worden voor het inroepen van zorg in het buitenland rekening gehouden moet worden met de tijdigheid van de behandeling. Hiervoor gelden objectieve criteria, waaraan de subjectieve gezondheidsaspecten van de verzekerde getoetst worden; zijn gezondheidstoestand en ook diens antecedenten.

Vraag 2
Welke invloed heeft deze uitspraak op het Nederlandse zorgstelsel?

Antwoord 2
Geen.

Vraag 3
Verwacht u door deze uitspraak druk op de wachtlijsten in Nederland door een toename van het aantal patiënten die in een andere EU-lidstaat worden geconfronteerd met een "buitensporige vertraging" van de behandeling?

Antwoord 3
Nee.

Vraag 4
Deelt u de mening dat deze uitspraak, en dan met name de niet nader bepaalde definitie van "buitensporige vertraging", van invloed kan zijn op de Treeknormen in Nederland? Kunt u uw antwoord toelichten?

Vraag 5
Houdt deze uitspraak in dat overschrijding van de Treeknormen in Nederland inhoudt dat Nederlandse patiënten een behandeling in een andere EU-lidstaat vergoed moeten krijgen door de zorgverzekeraars? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 4 en 5
Het arrest Watts spreekt niet over `buitensporige vertraging'. Het stelt dat wachtlijsten op zich zelf zijn toegestaan, maar dat in individuele gevallen volgens een objectieve medische beoordeling moet worden bekeken of een snellere behandeling toch aangewezen kan zijn. De zogenoemde Treeknormen zijn streefnormen (die in onderling overleg tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars zijn geformuleerd), waarbinnen verzekerden de selectieve zorg waarop zij recht hebben dienen te krijgen. Deze normen zijn niet geformaliseerd, maar zijn voor de zorgaanbieders en zorgverzekeraars een uitgangspunt. Nog onlangs, tijdens het algemeen overleg met uw Kamer op 6 april jl., is aangegeven dat de beroepsgroepen gestimuleerd zullen worden om op ziekte gedifferentieerde normen voor de tijdigheid van de behandeling te formuleren. Hierdoor wordt een nadere invulling gegeven aan de streefwaarden van de Treeknormen.
Uiteraard dient van geval tot geval te worden bezien, op basis van een ook in het arrest genoemde objectieve medische beoordeling, of het noodzakelijk is dat wordt afgeweken van de streefnorm. Indien de noodzakelijke zorg voor een individuele verzekerde niet tijdig voorhanden is bij een door de zorgverzekeraar gecontracteerde zorgaanbieder, kan zorg worden ingeroepen bij een niet-gecontracteerde zorgaanbieder in binnen- en buitenland.
Toestemming mag in dat geval niet worden geweigerd. Het is raadzaam dat de verzekerde vooraf contact opneemt met zijn zorgverzekeraar om te voorkomen dat de verzekerde de mogelijkheden voor vergoeding na afloop van de behandeling verkeerd inschat. Geschillen die er op dit vlak ontstaan, betreffen niet zelden experimentele behandelingen waarvoor achteraf geen vergoeding mag worden toegekend door de zorgverzekeraar.

Vraag 6
Hebben patiënten, die in dit geval voor een behandeling naar Nederland uitwijken, recht op een plaats op een wachtlijst? Zo ja, hoe gaat voorkomen worden dat hierdoor de Nederlandse wachtlijsten verder groeien?

Antwoord 6
Patiënten die uitwijken naar Nederland voor een behandeling hebben precies dezelfde rechten als patiënten uit Nederland. Is er voor een bepaalde behandeling een wachtlijst dan komt de buitenlandse patiënt hier gewoon op.

Vraag 7
Hoe verhouden de uitspraken van de minister-president "onderwijs, volksgezondheid en cultuur (om er enkelen te noemen) blijven geheel van ons" 2) en van de minister van Buitenlandse Zaken "sociaal beleid, gezondheidszorg, belastingen tot op zekere hoogte, dat zijn allemaal dingen daar hebben we Europa niet voor nodig" 3) zich tot deze uitspraak van het Europees Hof van Justitie?

Antwoord 7
In de vraag komt het onderscheid tussen volksgezondheid en gezondheidszorg naar voren.
De minister-president en de minister van Buitenlandse zaken hebben met hun uitspraken gewezen op het feit dat Nederland zelf bepaalt hoe de zorg en de verlening van zorg wordt ingericht. Lidstaten zijn met andere woorden bevoegd om hun sociale zekerheidsstelsels in te richten bij gebreke van harmonisatie op communautair niveau. Dit uitgangspunt wordt ook in verschillende vrij verkeersarresten door het Hof van Justitie bevestigd (Kohll/ Decker, Smits/Peerbooms, Müller-Fauré/Van Riet). Wel wijst het Hof er steeds op dat de lidstaten weliswaar zelf verantwoordelijk zijn voor de inrichting van de zorg maar dat zij hierbij wel gehouden zijn het Europese recht te eerbiedigen. Daarnaast geeft artikel 152 van het EG-Verdrag de Commissie ook uitdrukkelijk de bevoegdheid tot het stimuleren van (vrijwillige) samenwerking met een duidelijke toegevoegde waarde. Die toegevoegde waarde van Europese samenwerking tussen lidstaten op het gebied van de volksgezondheid kan bijvoorbeeld gelegen zijn in de bijdrage van gezamenlijke initiatieven ter preventie van grensoverschrijdende bedreigingen van de volksgezondheid.

Vraag 8
Welke mogelijkheden bestaan er om te voorkomen dat lidstaten via een sluipweg, zoals de interne markt, zeggenschap verliezen over bevoegdheden die in essentie nationale aangelegenheden zijn, zoals het vaststellen van Treeknormen?

Antwoord 8
De rechtspraak tast ons inziens niet de bevoegdheid aan tot het vaststellen van Treeknormen, zoals we hiervoor hebben aangegeven. Wel dient het Europese recht geëerbiedigd te worden. Dit is nu eenmaal inherent aan het feit dat Nederland lid van de Europese Unie is. Het volgende kan daarover nog worden opgemerkt:
- Nederland is juist voor marktwerking, dus de toepassing van de genoemde vrij
verkeersjurisprudentie is in lijn met het Nederlandse beleid;
- de inrichting van onze zorgverzekering is zodanig dat aan verzekerden een optimale
keuzevrijheid wordt gegeven of zij hun zorg in Nederland dan wel in een andere lidstaat van de Europese Unie, dan wel daarbuiten, inroepen. Het beperken van de interne markt voor de zorg staat daar haaks op.

1) NRC-Handelsblad, 16 mei jl.
2) Trouw, 14 mei 2005
3) FORUM, 9 maart 2006