Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Nieuwe richtlijn vezelconsumptie

Kamerstuk, 12-6-2006

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

VGP/VV 2689382

12 juni 2006

Inleiding

De Gezondheidsraad herziet in een serie deelrapporten de bestaande Nederlandse Voedingsnormen (1989, 2e editie 1992). Dit advies is het vierde in de serie, na drie deelrapporten waarover u eerder bent geïnformeerd. De voedingsnormen en richtlijnen van de Gezondheidsraad zijn, samen met de informatie uit voedselconsumptiepeilingen (VCP), de basis voor het Nederlandse voedingsbeleid.

In de genoemde Nederlandse Voedingsnormen en in de Richtlijnen Goede Voeding (Voedingsraad, 1986), kwam voedingsvezel slechts kort aan bod. Het recent uitgebrachte advies van de Commissie Richtlijn voor de vezelconsumptie is voor Nederland de eerste grondige evaluatie van de fysiologische effecten van voedingsvezel.
Voedingsvezel is de verzamelnaam voor een groep van stoffen met een zeer diverse fysiologische werking. Om die reden is dan ook geen norm opgesteld maar een minder harde richtlijn.
De Gezondheidsraad beschrijft in dit advies de nieuwe richtlijn voor gezonde personen, met een onderscheid naar volwassenen en kinderen. De richtlijn beschrijft de inname die deficiëntieverschijnselen voorkomt en de kans op chronische ziekten zo klein mogelijk houdt.

Hieronder treft u een samenvatting van de richtlijn aan, gevolgd door mijn reactie hierop en mijn beleidsvoornemens met betrekking tot vezels.

Samenvatting
Voedingsvezel is de verzamelnaam voor die delen van plantaardig voedsel die in de dunne darm van de mens niet verteerd of opgenomen worden. De nieuwe richtlijn voor vezelconsumptie is gebaseerd op een Amerikaans rapport uit 2002 van het gezaghebbende Institute of Medicine. Zij hebben een adequate inneming vastgesteld op basis van zeer gedegen en uitgebreid onderzoek. De Gezondheidsraad heeft deze richtlijn kritisch bekeken en vergeleken met de Nederlandse situatie en is nagegaan of het meest recente wetenschappelijke onderzoek nog aanleiding gaf tot aanpassing.

Voor twee positieve effecten is een verband met vezelinname aangetoond. Op basis van de effecten op de darmwerking en coronaire hartziekten is de richtlijn voor vezelinname door volwassenen en kinderen vanaf 14 jaar gesteld op 3,4 gram per megajoule. Dit komt neer op 30-40 gram per dag. Voorheen gold een aanbeveling van 3,0 gram per megajoule.
Voor kinderen van 1-3 jaar, 4-8 jaar en 9-13 jaar is de aanbeveling respectievelijk 2,8; 3,0 en 3,2 gram per megajoule. Wat overeenkomst met respectievelijk 15 gram, 20-25 gram en 25-30 gram per dag. De Gezondheidsraad heeft besloten geen bovengrens van inname vast te stellen omdat vanwege het volumineuze karakter van vezelrijke producten een te hoge inname niet waarschijnlijk is.

Consumptie van voedingsvezel vermindert het risico op obstipatie (verstopping van de darm) doordat het invloed heeft op de snelheid waarmee voedsel het maagdarmkanaal passeert. Daarnaast acht de Gezondheidsraad voldoende bewezen dat een vezelrijk voedingspatroon beschermt tegen coronaire hartziekten. Er zijn aanwijzingen dat vooral vezels uit granen en fruit dit laatste effect hebben. Relaties tussen vezelconsumptie en bescherming tegen diabetes type 2, overgewicht en dikkedarmkanker is nog niet eenduidig aangetoond, of nog niet te verbinden aan een bepaald niveau of type vezelinname.

Beleidsvoornemens

De kleine verhoging van de richtlijn voor de vezelinname, is op zich geen aanleiding voor grote beleidswijzigingen. Negentig procent van de Nederlandse bevolking neemt minder dan deze hoeveelheid vezel in. Aangezien een hogere inname wel beter is voor de gezondheid, is vezelinname een punt van aandacht in mijn beleid.

Eind 2006 verschijnen de nieuwe Richtlijnen Gezonde Voeding van de Gezondheidsraad waarin aanbevelingen worden gedaan voor het voedingspatroon als geheel. Het Voedingscentrum zal deze nieuwe richtlijnen vertalen in haar communicatie over gezonde voeding (denk aan Schijf van Vijf). Ook vezelinname zal hierbij aandacht krijgen. Groente, fruit en graanproducten zijn een belangrijke bron van vezels. Veel groente, fruit en brood eten is een van de algemene aanbevelingen voor een gezonde voeding die onder andere door het voedingscentrum uitgedragen worden.
Het Voedingscentrum stelt momenteel in mijn opdracht een meerjarenplan groente en fruit op met als doel het stimuleren van de groente- en fruitconsumptie. De consumptie van groente en fruit wordt al via projecten als Schoolgruiten gestimuleerd.

Met een gerichte aandacht voor de consumptie van voedingsvezels wil ik bereiken dat in 2010 minimaal 20% van de Nederlanders voldoet aan de richtlijn voor de vezelconsumptie.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

H. Hoogervorst