De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Contactpersoon Ons kenmerk SV/WV/2006/47114
Doorkiesnummer Datum 9 juni 2006
Onderwerp Duur eigenrisicodragen WGA en omvang
rentehobbel
Op 29 december 2005 zijn de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en de Wet
Invoering en financiering wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Invoeringswet WIA) in
werking getreden. Tijdens de parlementaire behandeling van beide wetten is aangegeven dat
medio 2006 een definitieve beslissing zal worden genomen over de duur waarvoor werkgevers
het risico van de betaling van de WGA-uitkering vanaf 2007 kunnen dragen. Tevens is toen
aangegeven dat deze duur zal liggen tussen de 5 en 10 jaar. Ook is tijdens de parlementaire
behandeling de motie De Vries c.s. (Kamerstukken II, 2004-2005, 30 034 en 30 118, nr. 48)
aangenomen.
In deze brief geef ik uw Kamer de beoordeling van de in deze motie gevraagde informatie op
basis van de meest recente beschikbare informatie. Tevens geef ik aan waarom en voor welke
duur van eigenrisicodragen van de WGA en bijbehorende omvang van de rentehobbel het
kabinet gekozen heeft.
Motie De Vries c.s.
In de motie wordt de regering verzocht om de Tweede Kamer voor het zomerreces van 2006 te
informeren over de volgende punten:
1. de vorming van het eigenrisicodragerschap binnen de WGA-regeling;
2. de ontwikkeling van de premiestelling bij UWV en verzekeraars;
3. de meest recente instroomcijfers;
4. de ontwikkeling van de uitvoering van de WIA bij UWV;
5. de beoordeling van het eigenrisicodragerschap door de Belastingdienst;
6. het verzekeren van inlooprisico's door verzekeraars.
Niet alle gevraagde informatie is beschikbaar of representatief voor de structurele situatie.
Hieronder wordt per punt ingegaan op de beschikbare informatie.
Ons kenmerk SV/WV/2006/47114
Ad 1 en 5. Het aantal eigenrisicodragers voor de WGA
Over de aanvragen en opzeggingen voor eigenrisicodragen WGA tot en met 29 december 2005
beslist het UWV. Over de aanvragen en opzeggingen na die tijd beslist de Belastingdienst.
In 2005 telde Nederland circa 350.000 werkgevers, waarvan er ruim 70.000 eigenrisicodrager
waren. Per 1 januari 2006 is per saldo ongeveer 11% van de eigenrisicodragers terug naar
UWV gegaan. Het jaar 2006 is een overgangsjaar, waarin bijvoorbeeld kleine werkgevers geen
eigenrisicodrager WGA kunnen worden. Om die reden zijn er na 1 januari nog slechts enkele
honderden wisselingen geweest.
Ad 2. De ontwikkeling van de premiestelling bij het UWV en verzekeraars
In 2006 is er nog geen gedifferentieerde WGA-premie bij UWV, maar zijn de WGA-lasten een
onderdeel van de uniforme basispremie WAO/WIA. In 2006 bedraagt deze WGA-component
in de basispremie 0,09%. De gedifferentieerde WGA-premie wordt in 2007 ingevoerd. UWV
berekent uiterlijk in september 2006 de gedifferentieerde WGA-premies voor 2007. De
gemiddelde WGA-premie (zonder opslag) van UWV zal in 2007 in de orde van grootte van
0,2% à 0,3% liggen. Private verzekeraars rapporteren vanuit concurrentieoverwegingen niet
standaard over hun premiestelling. In het overgangsjaar 2006 zijn geen marktprijzen voor
verzekeringen voor WGA eigenrisicodragen tot stand gekomen. De premiestelling in 2007
hangt volgens het Verbond van Verzekeraars af van zes factoren: de instroom in de WGA, de
gemiddelde uitkeringshoogte in de WGA, de gemiddelde verblijfsduur in de WGA, de
indexatie, de totale premieplichtige loonsom en de werkgeverslasten die over de uitkering
moeten worden betaald. Het Verbond van Verzekeraars heeft wel een ramingsmodel
ontwikkeld dat als hulpmiddel voor de premieberekeningen van de aangesloten
verzekeringsmaatschappijen kan dienen. Vanwege de onzekerheid over de genoemde
parameters, wil het Verbond echter nog geen concrete premieniveaus noemen.
Ad 3 en 4. De meest recente instroomcijfers en de uitvoering van de WIA bij UWV
UWV heeft in de eerste kwartaalrapportage 2006 inzicht gegeven in de meest recente
instroomcijfers. Hieruit blijkt dat in het eerste kwartaal 3.200 WIA-uitkeringen zijn toegekend,
waarvan er 700 de IVA betreffen en 2.500 de WGA. Van de volledig arbeidsongeschikten
blijkt tot nu toe 70% als niet-duurzaam te worden beoordeeld.
Deze cijfers betreffen nog slechts één kwartaal en moeten daarom met grote voorzichtigheid
betracht worden. Ik heb het Centraal Planbureau (CPB) verzocht om met meeweging van deze
eerste uitvoeringsinformatie over de WIA een geactualiseerde raming te maken van de WGA-
instroom. Medio vorig jaar heeft het CPB op verzoek van de heer Kist een raming gemaakt
van de WGA-instroom in 2008 voor de bepaling van de rentehobbel in 2006. Deze bedroeg
---
Ons kenmerk SV/WV/2006/47114
18.000 personen. Het CPB voorspelt nu in zijn nieuwe notitie1, die als bijlage bij deze brief is
gevoegd, voor de bepaling van de rentehobbel in 2007 een WGA-instroom van 24.000
personen in 2009. Bij de hieronder beschreven relevante zaken voor de besluitvorming over de
duur van het eigenrisicodragen WGA en omvang van de rentehobbel wordt nader ingegaan op
de consequenties van deze aangepaste raming.
Met betrekking tot de uitvoering van de WIA heeft het UWV aangegeven dat zich enkele
aanloopproblemen voordoen. Deze hebben betrekking op het compleet krijgen van de
reïntegratieverslagen, het verzamelen van loon- en referte-eisgegevens bij de werkgever en het
voorleggen van potentiële IVA-uitkeringen aan de beslissingsautoriteit. Als gevolg daarvan
kost de claimbeoordeling meer tijd.
Ad 6. De plannen van verzekeraars om de inlooprisico's te verzekeren
Op 17 januari 2006 heb ik uw Kamer een brief gestuurd over dit onderwerp (Kamerstukken II,
2005-2006, 30 034 en 30 118, nr. 55). Het Verbond van Verzekeraars heeft aangegeven dat
producten van verzekeraars zich richten op werkgevers. De vraag naar en aanbod van
verzekeringen ter aanvulling op de WGA-uitkeringen is nog volop in ontwikkeling. De
verwachting is echter dat de al jaren gegroeide praktijk om maatwerk te bieden met betrekking
tot het overbruggen van de wachttijd ongewijzigd wordt voortgezet. Verzekeraars sluiten
voornamelijk collectieve polissen af met werkgevers voor al hun werknemers, inclusief
degenen die op het moment van afsluiten van de polis al ziek zijn.
Duur eigenrisicodragen WGA
De motie De Vries c.s. beoogt om alle relevante beslisinformatie over de beslissing omtrent de
duur van het eigenrisicodragen in de WGA op tafel te krijgen. Zo kan een afweging gemaakt
worden tussen de voor- en nadelen van een langere of een kortere periode van
eigenrisicodragen.
De Wet WIA beoogt stimulering van de arbeidsparticipatie van gedeeltelijk arbeidsgeschikten.
Het naar vermogen werken van gedeeltelijk arbeidsgeschikten blijkt vaak de opmaat te zijn
naar volledige reïntegratie. Cijfers uit de WAO staven dit. In 2004 bleek de kans dat een
werkende gedeeltelijk arbeidsongeschikte de WAO verliet meer dan twee keer zo groot als de
kans dat een niet-werkende gedeeltelijk arbeidsongeschikte uitstroomde (6,6% vs. 2,9%)2.
1 CPB notitie 2006/20, "Instroom in de WGA en rentehobbel", 24 mei 2006.
2 In 2004 waren er 152.000 werkende gedeeltelijk arbeidsongeschikten in de WAO, waarvan er 10.000 (6,6%) in
2004 volledig herstelden. Van de 104.000 niet-werkende gedeeltelijk arbeidsongeschikten in de WAO herstelden
er 3.000 (2,9%) volledig.
---
Ons kenmerk SV/WV/2006/47114
Bij de afweging over de duur van eigenrisicodragen speelt de relatie tussen duur en prikkel tot
reïntegratieactiviteit door werkgevers daarom een hoofdrol. Hoe langer de duur van de
eigenrisicoperiode, hoe groter de prikkel om te reïntegreren wordt voor de werkgevers. Zij
hebben immers bij een geslaagde reïntegratie-inspanning een langere terugverdienperiode in
de vorm van bespaarde uitkeringen.
Het CPB merkt in zijn notitie "Rentehobbel bij 5-jaarsperiode van eigenrisicodragen in de
WGA" van 21 juni 2005 op dat door de verkorting van de periode van premiedifferentiatie in
de WGA de reïntegratieprikkel vermindert. Hierdoor zal het WIA-bestand structureel met circa
1% van het totale WIA-bestand toenemen. De collectieve uitgaven en lasten komen hierdoor
structureel circa 80 miljoen per jaar hoger uit.
Voor (particuliere) verzekeraars is van belang dat hoe langer de eigenrisicoperiode duurt, hoe
kleiner het aandeel van de werkloosheidscomponent in de WGA-uitkeringen wordt.
Werkloosheid is een niet puur individueel risico, maar kan meerdere personen in een
specifieke sector tegelijkertijd treffen als gevolg van een conjuncturele neergang. Omdat
verzekeraars het werkloosheidsrisico als een niet calculeerbaar risico beschouwen, wordt het
aanbieden van een verzekering voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten aantrekkelijker bij een
langere periode.
Hiertegenover staat een financieel nadeel. Hoe korter de eigenrisicoperiode is, hoe kleiner de
kosten worden van de overgang van omslagfinanciering naar rentedekking, de zogenoemde
rentehobbel. De opslagen op de publieke WGA-premie in het kader van het gelijke speelveld
worden weliswaar via een verlaging van de IVA-premie teruggegeven aan werkgevers, maar
naarmate meer werkgevers opteren voor eigenrisicodragen zal op macroniveau toch sprake
zijn van lastenverzwaring omdat het totaal van de te verdelen opslagen afneemt. In de bijlage
staat een nadere toelichting op deze systematiek. Bij een eigenrisicoperiode van 10 jaar schat
het CPB deze macrolastenverzwaring voor 2007 in op circa 240 miljoen. Bij een
eigenrisicoperiode van 5 jaar, zal sprake zijn van een macrolastenverzwaring in 2007 van circa
150 miljoen. Het CPB gaat hierbij uit van een instroom in de WGA van 24.000 en een
percentage eigenrisicodragers van 30%.
De keuze voor de duur van het eigenrisicodragen in de WGA betreft derhalve een afweging
tussen enerzijds een grotere reïntegratieprikkel bij een langere eigenrisicoperiode en anderzijds
geringere (tijdelijke) overgangskosten bij een kortere eigenrisicoperiode. Een lange
eigenrisicoperiode heeft een evident en onomstreden voordeel vanwege betere
reïntegratieprikkels.
---
Ons kenmerk SV/WV/2006/47114
De overgangskosten vanwege de overgang naar financiering op basis van rentedekking
(de rentehobbel) zijn tijdelijk van aard. Conform de wens van de Tweede Kamer, zal de
macrolastenverzwaring van 240 miljoen die in 2007 optreedt worden gecompenseerd.
Dit zal worden vormgegeven door middel van een extra verlaging van de Aof-premie van
240 miljoen.
Dit alles afwegende heeft het kabinet gekozen voor een eigenrisicoperiode van 10 jaar.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Bijlage(n): CPB-notitie: Instroom in de WGA en rentehobbel
---
Ons kenmerk SV/WV/2006/47114
Bijlage: Omvang rentehobbel, bepaling opslag en compensatie
De regering streeft naar een zo gelijk mogelijk speelveld voor verzekeraars en UWV. In dat
kader is relevant dat de financiering van private arbeidsongeschiktheidsverzekeringen op
grond van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 gebaseerd dient te zijn op rentedekking.
Het gaat hier immers om mogelijk langlopende verplichtingen. Bij de keuze voor
eigenrisicodragerschap en vervolgens voor het aangaan van een private verzekering voor de
eigenrisicodragerslasten, leidt dat voor de werkgever tijdelijk tot meerkosten vanwege de
andere financieringsvorm (rentedekking in plaats van omslag). Deze meerkosten doorkruisen
het streven naar een zo gelijk mogelijk speelveld en vormen in principe een belemmering voor
privaat verzekeren. De regering heeft toegezegd de effecten van deze meerkosten te willen
mitigeren.
Deze meerkosten, ofwel het verschil tussen de rentedekkingspremie en de omslagpremie,
worden de rentehobbel genoemd. Daarbij is afgesproken dat alleen gekeken wordt naar het
verzekeringstechnische gedeelte van de premie voor de particuliere verzekering, zijnde de
uitkeringslasten en de sociale werkgeverslasten (de netto rentehobbel). Dit betekent dat
uitvoeringskosten, reïntegratiekosten en kostenopslagen wegens winst of provisies buiten
beschouwing blijven.
De berekening van de omvang van de rentehobbel bij de door mij in het wetsvoorstel van de
Invoeringswet WIA voorgestelde duur van eigenrisicodragen van 10 jaar, is uiteengezet in de
begeleidende memorie van toelichting (Kamerstukken II, 2004-2005, 30 118, nr. 3, p. 26). Ten
grondslag aan deze berekeningswijze ligt een door het ministerie van SZW en het Verbond van
Verzekeraars ontwikkeld model, dat medio 2005 op plausibiliteit getoetst is door het CPB.
In genoemde memorie van toelichting heb ik een tabel gepresenteerd met verschillende
instroomniveaus en bijbehorende rentehobbels voor de jaren 2006, 2007 en 2008. Bij een
eigenrisicoperiode van 10 jaar en uitgaande van een WGA-instroom van 24.000 bedraagt de
rentehobbel in 2007 gemiddeld 0,50% van de premieplichtige loonsom. Echter, in zijn nieuwe
notitie3 stelt het CPB dat enkele parameters uit het door SZW en het Verbond van
Verzekeraars ontwikkelde model aanpassing behoeven. Tevens stelt het CPB dat in 2007
rekening gehouden dient te worden met de afwijkende financieringssystematiek voor
vangnetwerknemers. Het CPB stelt nu dat de rentehobbel in 2007, rekening houdend met
boven genoemde factoren, uitkomt op 0,47% van de premieplichtige loonsom.
In de memorie van toelichting heb ik ook beschreven (p. 27) welke wijze van mitigering van
de rentehobbel in 2007 en verder mij voor ogen staat. De rentehobbel van 0,47% wordt in
2007 gemitigeerd door een opslag op de WGA-premie van UWV in 2007 van 0,47%. Het
gemiddelde premieniveau van werkgevers bij UWV komt dan ongeveer overeen met dat van
3 CPB notitie 2006/20, "Instroom in de WGA en rentehobbel", blz. 3-4.
---
Ons kenmerk SV/WV/2006/47114
privaat verzekerde werkgevers. Het totaal van alle opslagen wordt gebruikt om een korting te
geven op de IVA-premie zodat de mitigering op budgettair neutrale wijze geschiedt. De
omvang van de geïnde opslagen hangt echter af van het aandeel bedrijven dat zich publiek
blijft verzekeren. In een extreem geval dat alle werkgevers zich bij het UWV verzekeren kan
precies evenveel korting op de IVA-premie gegeven worden als aan opslag op de WGA-
premie gelegd is. In het andere uiterste dat niemand zich bij UWV verzekert, worden er geen
opslagen geïnd en kan dus ook geen korting op de IVA-premie worden gegeven. Het CPB
raamt dat in 2007 30% van de werkgevers opteert voor eigenrisicodragen. Bij een rentehobbel
van 0,47% kan dan in 2007 een korting van 0,33% (70% van 0,47%) op de IVA-premie
gegeven worden conform de in de memorie van toelichting van de Wet IWIA uiteengezette
systematiek. Hoewel alle opslagen weer worden teruggesluisd via verlaging van de IVA-
premie, is er in deze systematiek, als gevolg van het feit dat een deel van de werkgevers voor
eigenrisicodragen opteert, toch sprake van een lastenverzwaring voor werkgevers. Deze is
gelijk aan 0,14% van de loonsom (het verschil tussen de opslag van 0,47% en de korting van
0,33%). In financiële termen gaat het om circa 240 miljoen. De hierboven genoemde extra
lastenverlichting van 240 miljoen dient ter compensatie van deze lastenverzwaring.
De overgangskosten vanwege de overgang naar financiering op basis van rentedekking (de
rentehobbel) zijn tijdelijk van aard. Het kostennadeel aan het begin van de WGA betekent
bovendien een kostenvoordeel op het eind. Als de WGA ooit wordt beëindigd, zijn via
rentedekking gefinancierde uitkeringen allemaal afgefinancierd terwijl de kosten van het
omslagstelsel nog doorlopen.
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid