Stand van zakenbrief over CIZ en voorwaarden zbo-status
Kamerstuk, 9-6-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-CB-U-2682921
9 juni 2006
Hierbij antwoord ik op uw verzoek om een stand-van-zakenbrief over het
CIZ, die tevens ingaat op de voorwaarden waaronder het CIZ de
ZBO-status zal worden toegekend en wat de positie van de Tweede Kamer
daarbij zal zijn.
1. Functioneren CIZ na de centralisering
Sinds de start van de uitvoering van de indicatiestelling door het CIZ
zijn grote stappen gezet als het gaat om het verder verbeteren en
uniformeren van de indicatiestelling AWBZ.
Het regionaal gefaseerd implementeren van het uniforme
referentiewerkproces, dat regelt hoe de afzonderlijke CIZ-locaties
aanvragen in behandeling nemen en afhandelen, is in het derde kwartaal
2005 gestart en zal in de zomer 2006 zijn voltooid. Alle locaties
zullen dan conform het referentiewerkproces werken. Het gaat om een
ingrijpende implementatie, vandaar een gefaseerde uitrol zodat het
afhandelen van aanvragen niet in gevaar komt. Het referentiewerkproces
is belangrijk omdat het CIZ hierdoor verdergaande uniformiteit en
standaardisatie in werkwijze realiseert in de regio's. Het
referentiewerkproces blijft in ontwikkeling gezien het streven om te
komen tot verdere vereenvoudiging en standaardisering van processen en
stroomlijning van de gegevensvastlegging.
Standaardisatie heeft er in 2005 al toe geleid dat het CIZ de
mogelijkheid kan bieden aan derden (bijvoorbeeld zorgaanbieders en
ziekenhuizen) om, op basis van een met het CIZ gesloten overeenkomst
inzake taakmandaat, mensen te indiceren voor zorg en meteen in zorg te
nemen. Het daadwerkelijke indicatiebesluit wordt ook dan door het CIZ
afgegeven. Uitgaande van een potentieel van ruim 3.000 zorgaanbieders
heeft inmiddels 36% voor taakmandaat een SIP-overeenkomst met het CIZ
en ligt het percentage feitelijke gebruikers op 20% (maart 2006).
Het CIZ streeft naar het verbeteren van de communicatie met cliënten.
Zo is eind 2005 de opzet van de besluitbrieven verbeterd; deze
verbeteringen worden nu geïmplementeerd in de softwaresystemen.
Cliënten kunnen via de website van het CIZ vragen voorleggen aan het
CIZ. Het CIZ is inmiddels in staat om deze vraag direct door te
sluizen naar de betreffende CIZ-regio die dan de beantwoording
verzorgt.
De centralisatie heeft het mogelijk gemaakt via het CIZ (extra)
projecten in opdracht van VWS uit te laten voeren. Het gaat
bijvoorbeeld om de extra indicaties voor ex AAW-ers die zijn
weggewerkt, de herindicaties van budgethouders in verband met de
overgang van PGB-oud naar PGB-nieuw en het systematisch wegwerken van
de niet rechtsgeldige indicaties.
Zo zijn bijvoorbeeld per 1 april 2006 de niet-rechtsgeldige indicaties
in de sector extramurale verpleging en verzorging weggewerkt. Het
inventariseren en wegwerken van de niet-rechtsgeldige indicaties in de
sector extramurale gehandicaptenzorg loopt inmiddels voorspoedig. Op
basis daarvan is de verwachting dat het CIZ vóór 1 juli 2006 alle
gegevens zal hebben verwerkt en waar nodig cliënten zal hebben
voorzien van een rechtsgeldig indicatiebesluit. In verband met de
start van de Wmo per 1-1-2007 is het streven uiterlijk per 1 oktober
2006 tenminste ook alle niet-rechtsgeldige indicaties HV in de sector
extramurale GGZ weggewerkt te hebben.
Het CIZ is erin geslaagd om, parallel aan deze activiteiten, het
daadwerkelijk afhandelen van indicatie-aanvragen hiervan geen hinder
te laten ondervinden en de productie van het CIZ op peil te houden. Zo
zijn in het kalenderjaar 2005 wederom ruim 850.000 indicaties
verstrekt en is in de uitvoering resultaat geboekt ten aanzien van het
verbeteren van de doorlooptijden (bron: Trendrapportage CIZ 2005).
Deze voortgang is geboekt dankzij de inzet van de medewerkers van het
CIZ. Deze waren tot 1 januari 2005 nog in dienst van de RIO's en het
LCIG. Alle medewerkers van het CIZ zijn definitief geplaatst per 1
oktober 2005.
Het CIZ is een organisatie in verandering; ook het komende jaar zal
een groot beroep worden gedaan op medewerkers om de uitvoering verder
te stroomlijnen en te optimaliseren zodat klanten snel en adequaat
worden bediend.
2. Uitvoering indicatiestelling
Het CIZ is op verzoek van VWS verder gegaan met het ontwikkelen van
protocollen voor alle functies in de AWBZ en gebruikelijke zorg. Dit
is gebeurd in overleg met de veldpartijen en heeft voor cliënten
geleid tot meer uniformering en duidelijkheid.
Gegeven de bevoegdheid om beleidsregels vast te stellen die betrekking
hebben op de werkwijze van het indicatieorgaan zal dit instrument
worden benut voor de verankering van de indicatiecriteria. Het CIZ
heeft inmiddels deze indicatiecriteria omgezet in
concept-beleidsregels die één dezer dagen ter kennisname aan de TK
worden gestuurd. Na advies van het CVZ kan de TK worden bericht wat de
definitieve beleidsregels zullen zijn.
Op 23 november 2005 heeft in de Tweede Kamer een algemeen overleg
plaatsgevonden over mantelzorg. De Tweede Kamer heeft bij die
gelegenheid aandacht gevraagd voor de wijze waarop mantelzorgers door
het CIZ worden betrokken bij de indicatiestelling. Een zorgvuldige
toepassing van het document gebruikelijke zorg en een soepele
uitvoering van respijtzorg zijn daarbij eveneens als prangende
kwesties aangemerkt.
In de brief van 23 januari 2006 is het CIZ verzocht medio 2006 de
resultaten op deze drie onderdelen te rapporteren.
Inmiddels heeft het CIZ in haar protocollen helder onderkend welke
positie aan de mantelzorger toekomt en haar medewerkers erop
instrueert dit goed toe te passen.
Met het CIZ is afgesproken dat de communicatie naar de cliënt c.q.
mantelzorger over de mogelijkheden tot bijvoorbeeld respijtzorg
explicieter moet, zodat betrokkenen beter zijn geïnformeerd over hun
rechten. Het CIZ gaat nu na hoe dit het beste kan gebeuren.
De huidige praktijk van het CIZ is, dat het registreert of een cliënt
mantelzorg ontvangt, zodat in die gevallen een enkel signaal
(bijvoorbeeld telefonisch) meestal volstaat om respijtzorg aan te
vragen, bijvoorbeeld als de mantelzorger op vakantie gaat.
Het CIZ is verder in gesprek met de Federatie van Ouderverenigingen
(FvO) en de Landelijke Vereniging voor Mantelzorgers en
Vrijwilligerszorg (MEZZO) die samen met het onderzoeksinstituut ITS
het initiatief hebben genomen voor het ontwikkelen van een verbeterd
systeem van vroegsignalering van mogelijke overbelasting.
Inmiddels wordt nader onderzocht hoe het niet meer in mindering
brengen van de mantelzorg op de individuele aanspraak op AWBZ-zorg
ingevoerd kan worden.
De invoering van de Wmo is van betekenis voor het CIZ: enerzijds door
het onttrekken van de huishoudelijke verzorging (HV) aan de AWBZ
waardoor de wettelijke indicatie van het CIZ vervalt en anderzijds
door de afstemming die gevonden moet worden tussen AWBZ en Wmo en de
positie daarbij van het CIZ. Uitgangspunt is dat de cliënt zo min
mogelijk belast wordt met dubbele lokettenproblematiek. Het is om die
reden dat het CIZ is gevraagd te participeren in het lokale loket.
Hiermee is uitvoering gegeven aan de motie ingediend door het Tweede
Kamerlid van Miltenburg c.s. in het kader van de Wet maatschappelijke
ondersteuning (TK 2005-2006, 30131, nr. 95).
In juli 2005 heeft het CIZ een brief aan alle gemeenten verzonden
waarin beschreven staat welke activiteiten - als de gemeenten dat
wensen - het CIZ kan uitvoeren in het kader van de Wmo. Zo kan het CIZ
bijvoorbeeld indicatieadviezen op stellen voor gemeentelijke zorg en
gemeentelijke voorzieningen. De inhoud van de indicerende taak kan
verschillen: de gemeente kan het CIZ vragen op alle aanvragen voor
individuele verstrekkingen een advies te geven of alleen bij
complexere aanvragen, waarbij de eenvoudige aanvragen (zonder extern
advies) door de gemeente wordt afgehandeld.
Ter ondersteuning van gemeenten worden, in het kader van de Wmo,
praktische hulpmiddelen ontwikkeld waarin de mogelijkheden worden
beschreven die gemeenten hebben om in de backoffice een (integrale)
indicatiestelling te regelen. Ook wordt een aparte handreiking
ontwikkeld die specifiek ingaat op de goede afstemming rond de
(meervoudige) cliënt.
3. Invoering zorgzwaartebekostiging
De werkprocessen van het CIZ voor de indicatiestelling van cliënten
die in aanmerking komen voor een volledig pakket worden aangepast. Dat
betekent dat aan het einde van het indicatiestellingsproces cliënten,
die in aanmerking komen voor een volledig pakket, een indicatiebesluit
krijgen dat verwijst naar één van de zorgzwaartepakketten. Extramurale
cliënten blijven een indicatie krijgen in termen van functies en
klassen.
In de maanden april-mei 2006 heeft het CIZ de beoogde aanpassingen in
het werkproces getest in een pilot in zes regio's. In de pilot heeft
een groep van ca. 8.000 cliënten van het CIZ een reguliere indicatie
gekregen (in termen van functies en klassen op basis van de huidige
beslisregels en protocollen); aan de hand van de uitkomsten van
hetzelfde beperkingenonderzoek is de cliënt tevens gekoppeld aan een
zorgzwaartepakket (schaduwdraaien). Daarbij is het CIZ uitgegaan van
de huidige omschrijving van de functie verblijf. De uitkomsten van de
pilot worden benut bij het opstellen van de definitieve beslisregels
en werkprocesbeschrijvingen, die dan in de tweede helft van 2006
dienen te worden geïmplementeerd.
4. Wettelijke status CIZ
Over de voorwaarden waaronder het CIZ als privaatrechtelijk
zelfstandig bestuursorgaan wordt aangemerkt en wat de positie van de
Tweede Kamer daarbij zal zijn kan als volgt worden bericht.
Ik heb een wetsvoorstel voorbereid dat op zeer korte termijn voor
advies aan de Raad van State wordt voorgelegd. Na advies van de Raad
van State zal dit wetsvoorstel bij Koninklijke boodschap bij de Tweede
Kamer worden ingediend. Het is dan aan de Tweede Kamer om te oordelen
over het wetsvoorstel.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport