Brief van de Stichting Downsyndroom
Kamerstuk, 9-6-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-CB-U-2681339
9 juni 2007
Hierbij geef ik op uw verzoek een reactie op de brief van de Stichting
Downsyndroom (SDS). SDS brengt een aantal zaken rondom onderwijs en
zorg aan de orde. De laatste jaren is, mede door de inbreng van
Operatie JONG, de afstemming tussen de ministeries van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap geïntensiveerd. Er is een nauwe samenwerking op onder
andere het thema harmonisering indicatiestellingen. Beide ministeries
trekken gezamenlijk op met als doel verbeteringen aan te brengen
rondom indicatiestelling, zodat jeugdigen en hun ouders daarvan
profijt ondervinden. Op een ander vlak, namelijk bij de invoering van
de Wmo, worden gemeenten gefaciliteerd voor het leggen van
dwarsverbanden met andere voorzieningen.
In de brief rubriceert SDS de onderwerpen naar onderwijs en indicaties
voor de AWBZ. De zaken over onderwijs vallen onder de
verantwoordelijkheid van de minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap. Ik reageer in deze brief op de onderwerpen rondom de
indicaties voor de AWBZ, namelijk early intervention, AWBZ en
onderwijs en zorg voor jonge kinderen met Downsyndroom.
Early intervention
SDS constateert dat early intervention voor kinderen met Downsyndroom
vaak niet mogelijk is, omdat de aanvraag voor AWBZ wordt afgewezen.
Het CIZ verricht onderzoek naar mogelijkheden om hier een eenduidig
indicatietraject voor te ontwikkelen. In juni zal een overleg plaats
vinden tussen CIZ en SDS over de gevonden mogelijkheden.
AWBZ en onderwijs
De richtlijn `afbakening en reikwijdte AWBZ en onderwijs'
bewerkstelligt aansluiting van het onderwijs op de AWBZ. De richtlijn
geeft namelijk aan wanneer leerlingen aanspraak kunnen maken op
AWBZ-zorg in het onderwijs. Daarbij wordt het principe van
voorliggende voorzieningen gehanteerd, waarop burgers eerst een beroep
moeten doen, alvorens aanspraak op AWBZ mogelijk is. Het principe van
voorliggende voorzieningen is geregeld in het Besluit Zorgaanspraken.
Indertijd heb ik met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
afgesproken dat het speciaal onderwijs en het equivalent de rugzak een
voorliggende voorziening is. Kinderen die naar het speciaal onderwijs
gaan en kinderen die in het reguliere onderwijs een rugzak inzetten,
krijgen op school voldoende ondersteuning en begeleiding.
Dit is geregeld in de onderwijswetgeving waarin is vastgelegd welke
ondersteunende functies worden bekostigd en in welke omvang de school
deze functies kan inzetten (zie het Formatiebesluit WEC). In de
richtlijn is rekening gehouden met de zorgtaken die het onderwijs op
zich kan nemen op basis van de ondersteunende functies die aanwezig
zijn in het onderwijs. Op het moment dat onderwijs als voorliggende
voorziening niet meer kan voldoen aan de zorgvraag, kan aanspraak
gemaakt worden op zorg vanuit de AWBZ. Door de invoering van de rugzak
is de keuzevrijheid in het onderwijs toegenomen. Ik ben niet
voornemens om de afspraak met de minister van onderwijs te herzien.
Voor wat betreft de inzet van zorgmiddelen in het onderwijs naar de
Wmo: dit is niet aan de orde omdat er vooralsnog geen sprake is van
overheveling van andere dan huishoudelijke zorg naar het domein van de
Wmo.
Zorg voor jonge kinderen met Downsyndroom
De mate van handicap onder de groep kinderen met Downsyndroom is
gevarieerd. Bij het ene kind manifesteert zich de handicap in grotere
belemmeringen dan bij het andere kind.
Het kan zijn dat met in achtneming van de gebruikelijke zorg er een
dermate grote belemmering ontstaat voor het functioneren van het kind
dat er recht op AWBZ-zorg bestaat. Daarnaast zijn er ook kinderen waar
de handicap weinig belemmeringen met zich meebrengt en er terecht een
beroep kan worden gedaan op de inzet van de ouders. Vanwege de grote
verscheidenheid is het Downsyndroom niet vertaalbaar naar één
diagnose-behandelcombinatie. Ik erken dat het moeilijk is om een kind
met Downsyndroom op te voeden. Het CIZ is daarom in overleg met de
Federatie van Ouderverenigingen (FvO) om een verbeterd systeem te
ontwikkelen voor vroegsignalering van mogelijke overbelasting.
Daarnaast bestaat nog de mogelijkheid van de regeling tegemoetkoming
onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG-regeling).
Deze regeling geeft een financiële ondersteuning voor ouders van
kinderen tussen 3 en 18 jaar. Het gaat om kinderen die ernstig beperkt
zijn in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of
stoornis van lichamelijke, verstandelijke of geestelijke aard.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport