Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Verpleegkundige toekomst in goede banen

Kamerstuk, 9-6-2006

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

MEVA/BO-2686997

9 juni 2006

In december 2003 heb ik de Algemene Vereniging van Verpleegkundigen en Verzorgenden (AVVV) verzocht mij te adviseren over een beroepenstructuur en een continuüm van verpleegkundige opleidingen. Dit verzoek was één van de aanbevelingen uit het rapport "de zorg van morgen" van de commissie LeGrand, over de herziening van de medische opleidingen en taakherschikking tussen zorgberoepen. De grote diversiteit in verpleegkundige vervolgopleidingen, overwegend ontwikkeld in de diverse zorgbranches, belemmerde de professionele ontwikkeling van het verpleegkundig beroep en een juridische verankering van taakherschikking. Het vormen van een Verpleegkundige Beroepsstructuur en Opleidingscontinuüm (VBOC) moet leiden tot een flexibel systeem van (vervolg) opleidingen, aansluitend op een systeem van sturing en financiering van opleidingen in de zorg, zoals nu ontwikkeld wordt.

Op 11 mei jl. heeft de voorzitter van de stuurgroep VBOC, mevrouw prof. dr. P.L. Meurs, mij het eindrapport "Verpleegkundige toekomst in goede banen" aangeboden.

Hierbij bied ik u het advies van het Stuurgroep VBOC aan en geef ik mijn reactie hierop.

Samenvatting van het advies
Het rapport bevat een aantal uitgewerkte adviezen voor de vereenvoudiging van de verpleegkundige beroepenstructuur en het bijbehorende opleidingscontinuüm.

De stuurgroep kiest voor een verticale tweedeling in het beroep, tussen het basisberoep verpleegkundige (zoals geregeld in art 3 van de wet BIG) en de verpleegkundig specialist (te regelen in artikel 14 van de wet BIG). Beide niveaus van beroepsuitoefening berusten op een specifieke deskundigheid. Naast deze verticale tweedeling formuleert de stuurgroep een horizontale indeling in deelgebieden, te weten: preventieve zorg, acute zorg, intensieve zorg en chronische zorg. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen generieke en specifieke competenties; de gemeenschappelijke basis van de vervolgopleidingen vergroot de wendbaarheid van verpleegkundigen in hun loopbaan en vermindert de kosten en tijd voor (nu sterk overlappende) scholing in de vervolgopleidingen.

De stuurgroep gaat ook in op het onderscheid tussen de kwalificatieniveaus 4 en 5 in het basisberoep verpleegkundige en adviseert dit te verhelderen in regionale pilotprojecten.

Het basisberoep, na de algemene beroepsopleiding, is naar de mening van de stuurgroep het startpunt van het verpleegkundig opleidingscontinuüm: de verpleegkundige zal altijd aanvullende kennis en vaardigheden in de beroepspraktijk opdoen om aan specifieke groepen zorgvragers verpleegkundige zorg te kunnen bieden. Die aanvullende kwalificaties zijn zorgcontext gebonden, hebben geen invloed op de algemene beroepskwalificatie, maar benadrukken nogmaals dat de verpleegkundige professional zich continu ontwikkelt in de beroepspraktijk.

De stuurgroep VBOC adviseert de veelheid aan verpleegkundige vervolgopleidingen onder te brengen in de hierboven genoemde vier deelgebieden en met een landelijk accreditatieorgaan de kwaliteit te waarborgen. Daarbij zou tevens een landelijke standaard voor eerder verworven competenties (EVC's) moeten worden gehanteerd.

Voor de `excellent performers' onder de verpleegkundigen bestaat vervolgens de mogelijkheid door te groeien tot verpleegkundig specialist, met zelfstandige bevoegdheden. Het profiel van de verpleegkundig specialist vertoont grote overeenkomsten met dat van de nurse practitioner. Het College Specialismen Verpleegkundigen stelt het toetsingskader, de opleidingseisen en een overgangsregeling voor de huidige nurse practitioners vast.

Op basis van buitenlandse cijfers adviseert de stuurgroep VBOC te streven naar een aandeel van 5% specialisten binnen de beroepsgroep verpleegkundigen. Dat zou op dit moment neerkomen op ongeveer 7500 verpleegkundig specialisten. Het betreft dus verpleegkundig specialisten, met een wettelijk beschermde titel en de zelfstandige bevoegdheid voor een aantal voorbehouden handelingen.

De stuurgroep VBOC benadrukt voorts het belang van de beroepspraktijk voor het leer- en ontwikkelingsproces van verpleegkundigen en de noodzakelijke samenwerking tussen zorgorganisaties, opleidingsinstellingen en de beroepsgroep. Die samenwerking moet ook garant staan voor innovaties in het zorgproces en vernieuwing van de beroepsstructuur. Partijen kunnen daar vorm en inhoud aan geven in het College Beroepen en Opleidingen in de Gezondheidszorg (CBOG).

De stuurgroep VBOC benoemt ten slotte welke activiteiten elk van de betrokken partijen (beroepsorganisaties, zorgorganisaties, opleidingsinstellingen, het CBOG en de overheid) moet ondernemen om de diverse onderdelen van het advies te implementeren. Zo is een taak voor de overheid weggelegd in het aanpassen van de Wet BIG om verpleegkundig specialisten de zelfstandige bevoegdheid voor het verrichten van bepaalde voorbehouden handelingen toe te kennen.

Reactie
Ik ben zeer tevreden met dit zorgvuldige advies dat de complexe lappendeken van verpleegkundige vervolgopleidingen analyseert en herstructureert tot een overzichtelijke beroepenstructuur met een bijbehorend en samenhangend opleidingssysteem. De stuurgroep heeft daarbij het draagvlak bij en instemming van betrokken partijen weten te behouden, getuige de reacties tijdens het symposium van 11 mei jl.

Ik waardeer in het bijzonder de goede aansluiting bij de ontwikkelingen in de structuur, financiering en aansturing van beroepen en opleidingen in de zorg. Het rapport benadrukt eens te meer de centrale positie van het verpleegkundige beroep in de volle breedte van de zorgsector. Dat én een goede kwaliteitsborging van de beroepsuitoefening en de (vervolg)opleidingen is cruciaal voor vernieuwing in de zorg, voor een doelmatige organisatie van de zorg en voor zorg van goede kwaliteit. Daar is de patiënt zeer mee gediend.

De stuurgroep VBOC geeft aan dat een Taskforce VBOC de complexe implementatieagenda van "Verpleegkundige toekomst in goede banen" voor zijn rekening dient te nemen. De AVVV neemt, in overleg met het CBOG i.o. het initiatief voor deze Taskforce en zal een begroting voor de implementatie voorleggen aan mijn ambtsgenoot van OCW en mij. Ik sta in principe welwillend tegen een dergelijk initiatief, maar kan pas een definitief oordeel geven als de uitgewerkte plannen aan mij zijn voorgelegd. Daarbij zal ik ook betrekken de stand van zaken met de vorming van een CBOG en de visie van een bestuur van dat orgaan (indien op dat moment voor handen). Ik streef immers naar een `single point of contact' tussen overheid en veld betreffende een samenhangende beroepen- en opleidingenstructuur.

Het nu voorliggende rapport biedt mijns inziens een zeer bruikbare basis voor verdere samenwerking tussen betrokkenen en overheid om een flexibele en toekomstbestendige verpleegkundige beroepenstructuur te realiseren. Ik vertrouw erop dat die samenwerking met daadkracht wordt voortgezet.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

H. Hoogervorst