Raad van de Europese Unie

| | | |

|RAAD VAN                 |                                       |NL         |
|DE EUROPESE UNIE         |                                       |           |
|9334/06 (Presse 136)                                                       |
|(OR. en)                                                                   |
|PERSMEDEDELING                                                             |
|Betreft:                                                                   |
|PERSMEDEDELING                                                             |
|2731e zitting van de Raad                                                  |
|Concurrentievermogen (Interne Markt, Industrie en Onderzoek)               |
|Brussel, 29-30 mei 2006                                                    |
|Voorzitter de heer Martin BARTENSTEIN, minister van Economische Zaken en   |
|Arbeid,                                                                    |
|mevrouw Ursula HAUBNER, minister van Sociale Zekerheid, Generaties en      |
|Consumentenbescherming,                                                    |
|mevrouw Elisabeth GEHRER, minister van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur,   |
|de heer Hubert GORBACH, vice-kanselier en minister van Verkeer, Innovatie  |
|en Technologie van Oostenrijk                                              |
|                                                                           |
|Voornaamste resultaten van de Raadszitting                                 |
|De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over een ontwerp-richtlijn      |
|betreffende diensten op de interne markt.                                  |
|De Raad heeft een akkoord bereikt over een algemene oriëntatie met         |
|betrekking tot het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor |
|activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en   |
|demonstratie (2007-2013) en over de regels voor deelname van ondernemingen,|
|onderzoekscentra en universiteiten.                                        |
|De Raad heeft ook, zonder bespreking, een verordening betreffende de       |
|overbrenging van afvalstoffen aangenomen.                                  |
INHOUD1

DEELNEMERS 5

BESPROKEN PUNTEN

BETERE REGELGEVING 7

DUURZAME ONTWIKKELING 8

CONSUMENTENKREDIETOVEREENKOMSTEN 9

DIENSTEN OP DE INTERNE MARKT 10

ZEVENDE KADERPROGRAMMA OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK: EG EN EURATOM 11

REGELS VOOR DEELNAME IN HET KADER VAN HET KP7 12

EUROPEES RUIMTEVAARTBELEID 13

Diversen 14


- Bevordering van de industriële groei 14


- REACH 14


- Conferenties in verband met consumentenbescherming tijdens het Oostenrijkse voorzitterschap 14


- Communautaire actie op het gebied van gezondheid en consumentenbescherming

2007-2013 14


- Richtlijnen inzake overheidsopdrachten 14


- Euro V 15


- Tarieven voor de invoer van aluminium 15


- Toerisme 15


- Modernisering van de universiteiten 15


- Fusie-energie: ITER 15

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

INDUSTRIEBELEID

EU-industrie: naar een beter geïntegreerde aanpak van het industriebeleid - Conclusies van de Raad 16

EXTERNE BETREKKINGEN

Mauritanië - Afsluiting van het overleg 19

GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID

Birma/Myanmar - Beperkende maatregelen 19

Terrorismebestrijding - Beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten 20

ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Reserve van het negende EOF voor langetermijnontwikkeling 20

MILIEU

Overbrenging van afvalstoffen* 20

ENERGIE

Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap 22

ONDERWIJS

Overeenkomst met de VS - Samenwerking op het gebied van het hoger onderwijs 22

DEELNEMERS

De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd:

België:
de heer Marc VERWILGHEN minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid mevrouw Fientje MOERMAN vice- minister-president van de Vlaamse regering en Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel

Tsjechië:
de heer Martin TLAPA vice- minister van Industrie en Handel de heer Petr KOLÁ? vice-minister van Onderwijs, Jeugdzaken en Sport

Denemarken:
de heer Bendt BENDTSEN minister van Economische Zaken, Handel en Industrie de heer Helge SANDER minister van Wetenschap, Technologie en Ontwikkeling

Duitsland:
de heer Joachim WÜRMELING staatssecretaris, ministerie van Economische Zaken en Technologie mevrouw Annette SCHAVAN minister van Onderwijs en Onderzoek

Estland:
de heer Edgar SAVISAAR minister van Economische Zaken en Verkeer

Griekenland:
de heer Christos FOLIAS staatssecretaris van Economische Zaken en Financiën de heer Anastasios NERATZIS staatssecretaris van Ontwikkeling

Spanje:
de heer Alberto NAVARRO GONZÁLEZ staatssecretaris voor de Europese Unie

Frankrijk:
mevrouw Catherine COLONNA toegevoegd minister van Europese Zaken

Ierland:
de heer Micheál MARTIN minister van Ondernemingen, Handel en Werkgelegenheid

Italië:
mevrouw Emma BONINO minister zonder portefeuille, belast met Internationale Handel en Europees Beleid
de heer Fabio MUSSI minister van Universiteiten en Onderzoek

Cyprus:
de heer Yiorgos LILLIKAS minister van Handel, Industrie en Toerisme

Letland:
de heer Aigars ?TOKENBERGS minister van Economische Zaken mevrouw Baiba RIV?A minister van Onderwijs en Wetenschappen

Litouwen:
de heer K?stutis DAUK?YS minister van Economische Zaken de heer Raimundas MOCKELI?NAS vice-minister van Onderwijs en Wetenschappen

Luxemburg:
de heer Jeannot KRECKÉ minister van Economische Zaken, Buitenlandse Handel en Sport de heer François BILTGEN minister van Arbeid en Werkgelegenheid, minister van Cultuur, Hoger Onderwijs en Onderzoek, minister van Eredienst

Hongarije:
de heer Péter GOTTFRIED hoofd van het staatssecretariaat voor Integratie en Buitenlandse Economische Betrekkingen, ministerie van Buitenlandse Zaken de heer Miklós BODA staatssecretaris, ministerie van Onderzoek en Technologie

Malta:
de heer Censu GALEA minister van Concurrentievermogen en Communicatie

Nederland:
mevrouw Karien van GENNIP minister voor Buitenlandse Handel mevrouw Maria van der HOEVEN minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Oostenrijk:
de heer Hubert GORBACH vice- kanselier en minister van Verkeer, Innovatie en Technologie de heer Martin BARTENSTEIN minister van Economische Zaken en Arbeid
mevrouw Ursula HAUBNER minister van Sociale Zekerheid, Generaties en Consumentenbescherming mevrouw Elisabeth GEHRER minister van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur

Polen:
de heer Piotr Grzegorz WO?NIAK minister van Economische Zaken de heer Michal SEWERY?SKI minister van Onderwijs en Wetenschappen

Portugal:
de heer Manuel PINHO minister van Economische Zaken en Innovatie de heer José MARIANO GAGO minister van Wetenschappen, Technologie en Hoger Onderwijs

Slovenië:
mevrouw Andrijana STARINA KOSEM staatssecretaris, ministerie van Economische Zaken de heer Jure ZUPAN minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappen en Technologie

Slowakije:
de heer László POMOTHY staatssecretaris, ministerie van Economische Zaken

Finland:
de heer Mauri PEKKARINEN minister van Handel en Industrie

Zweden:
de heer Thomas ÖSTROS minister van Industrie mevrouw Kerstin ELIASSON staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Onderwijs en Cultuur

Verenigd Koninkrijk:
Lord David SAINSBURY of TURVILLE staatssecretaris, ministerie van Handel en Industrie

Commissie:
de heer Günter VERHEUGEN vice- voorzitter de heer Janez POTO?NIK lid de heer Markos KYPRIANOU lid de heer Charlie MCCREEVY lid

De regeringen van de toetredende staten waren als volgt vertegenwoordigd:

Bulgarije:
de heer Roumen OVCHAROV minister van Economie en Energie mevrouw Ekaterina VITKOVA vice- minister van Onderwijs en Wetenschappen

Roemenië:
de heer Zsolt BOGOS staatssecretaris van Economie en Handel
de heer Adrian CIOCANEA staatssecretaris voor Europese Integratie De heer Anton ANTON staatssecretaris van Onderzoek, ministerie van Onderwijs en Onderzoek

BESPROKEN PUNTEN

BETERE REGELGEVING

De Raad heeft een openbaar debat gehouden over het lopende proces inzake betere regelgeving en heeft nota genomen van een voortgangsverslag van het voorzitterschap.

Het voortgangsverslag biedt een kort overzicht van de lopende werkzaamheden onder het Oostenrijkse voorzitterschap met betrekking tot effectbeoordeling, de vereenvoudiging van de wetgeving, de toetsing van nog in behandeling zijnde wetgevingsvoorstellen en de beoordeling en verlaging van administratieve kosten.

DUURZAME ONTWIKKELING

De Raad heeft een oriënterend debat gehouden over de herziening van de EU- strategie voor duurzame ontwikkeling, voor wat de concurrentie-aspecten van deze strategie betreft, met het oog op de bijeenkomst van de Europese Raad op 15 en 16 juni (9395/06, 9478/06).

De herziening heeft ten doel de strategie voor de komende vijf jaar te vernieuwen, waarbij tegelijkertijd de aspecten milieubescherming, sociale rechtvaardigheid en samenhang, en economische welvaart worden versterkt en ervoor wordt gezorgd dat de EU haar internationale verantwoordelijkheid opneemt. Een door de Europese Raad in juni aan te nemen vernieuwde strategie zal streefcijfers, indicatoren en een monitoringprocedure bevatten, waarbij zowel de interne als de externe dimensie van duurzame ontwikkeling worden geïntegreerd. Thans wordt er in acht van de negen Raadsformaties aan de strategie gewerkt.

Het voorzitterschap zal, in het licht van de debatten in de verschillende Raadsformaties, een ontwerp opstellen dat aan de Europese Raad zal worden voorgelegd.

CONSUMENTENKREDIETOVEREENKOMSTEN

De Raad heeft aan de hand van een nota van het voorzitterschap een openbaar oriënterend debat gehouden over een ontwerp-richtlijn inzake consumentenkredietovereenkomsten en tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad

Met dit voorstel wordt beoogd de voorwaarden voor een echte interne markt te scheppen, een hoog niveau van consumentenbescherming te bieden en de duidelijkheid van de EG-regelgeving te verbeteren middels een herschikking van de drie bestaande richtlijnen inzake consumentenkrediet (87/102/EEG , 90/88/EEG en 98/8/EG ).

Het advies van het Europees Parlement in eerste lezing is uitgebracht in april 2004 en de Commissie heeft in oktober 2005 een gewijzigd voorstel ingediend. Het gewijzigde voorstel is gebaseerd op een aanpak van volledige harmonisatie, maar laat ook een zekere speelruimte voor de nationale uitvoering van een beperkt aantal bepalingen, gelet op de bestaande heterogeniteit van nationale markten of nationale wetgevingen, alsmede op de beginselen van betere regelgeving.

De belangrijkste bepalingen van het gewijzigde voorstel zijn onder het Oostenrijkse voorzitterschap besproken. Het oriënterend debat was geconcentreerd op de belangrijkste punten, namelijk harmonisatie, vervroegde aflossing en grensoverschrijdende vergelijkbaarheid van consumentenkredietovereenkomsten. Om het oriënterend debat te sturen, heeft het Oostenrijkse voorzitterschap een achtergrondnota opgesteld (zie doc. 9332/06) met vragen aan de ministers over de bovengenoemde punten.

Wat harmonisatie betreft, steunde een ruime meerderheid van de lidstaten de door de Commissie voorgestelde aanpak van volledige harmonisatie, teneinde de werking van de interne markt op het gebied van consumentenkrediet te verbeteren, op voorwaarde dat die harmonisatie het niveau van consumentenbescherming niet verslechtert. De lidstaten hadden ook twijfels bij de clausule inzake wederzijdse erkenning die in artikel 21, lid 2, van het Commissievoorstel is opgenomen, vooral omdat dit beginsel nadelig zou kunnen zijn voor de consumenten.

De Raad was van oordeel dat de andere punten in de Groep en in het Coreper moeten worden besproken.

De Commissie wees er nogmaals op dat een harmonisatierichtlijn moet worden voorgesteld die gericht moet zijn op de verwezenlijking van een echte interne markt met een hoog niveau van consumentenbescherming. De Commissie verklaarde ook bereid te zijn intensief met de Raad te blijven samenwerken, op basis van het resultaat van het oriënterend debat.

DIENSTEN OP DE INTERNE MARKT

(zie ook specifieke persmededeling 9926/06)

De Raad heeft , in een openbare beraadslaging, een politiek akkoord bereikt over een ontwerp-richtlijn betreffende diensten op de interne markt. Na de bijwerking van de tekst zal de Raad zijn gemeenschappelijk standpunt in een komende zitting aannemen en het voor een tweede lezing naar het Europees Parlement zenden.

Doel van het voorstel is de basis voor economische groei en werkgelegenheid in de EU te versterken en een echte interne markt voor diensten in de EU tot stand te brengen door de juridische en administratieve belemmeringen voor de ontwikkeling van dienstenactiviteiten weg te nemen, de rechten van consumenten als gebruikers van diensten te versterken en wettelijke verplichtingen voor de lidstaten te creëren met het oog op een doeltreffende administratieve samenwerking.

Het akkoord in de Raad is bereikt op basis van een door het Oostenrijkse voorzitterschap voorgestelde compromistekst die inhoudelijk nauw aansluit bij het advies in eerste lezing van het Europees Parlement en het, op dat advies gebaseerde, gewijzigde voorstel van de Commissie .

De voornaamste kenmerken van dit compromis hebben betrekking op het toepassingsgebied van de richtlijn, bepalingen over het vrij verrichten van diensten en het toezichtsproces inzake nationale eisen die aan dienstverrichters kunnen worden opgelegd.

ZEVENDE KADERPROGRAMMA OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK: EG EN EURATOM

De Raad heeft, in afwachting van het advies van het Europees Parlement, een akkoord bereikt over een algemene oriëntatie met betrekking tot het zevende kaderprogramma (KP7) voor onderzoek en technologische ontwikkeling: EG (2007-2013) (9187/06).

Hij heeft ook een ontwerp-tekst over het kaderprogramma voor Euratom (2007- 2011) besproken, teneinde in een later stadium tot een akkoord te komen (9481/06).

Ingevolge het interinstitutioneel akkoord over de begroting van de EU voor de periode 2007-2013 zal in totaal 54,5 miljard euro worden toegewezen aan het KP7.

Het KP7 (EG) wordt georganiseerd volgens vier specifieke programma's, die overeenstemmen met vier belangrijke doelstellingen van het Europese onderzoeksbeleid:

"Samenwerking": betreffende onderzoek in coöperatief verband, met meer dan 32 miljard euro;

"Ideeën": dat de oprichting van een Europese Onderzoeksraad omvat; hiervoor wordt 7,5 miljard euro uitgetrokken;

"Capaciteiten": betreffende de potentiële onderzoekscapaciteiten van kleine en middelgrote ondernemingen in de EU, met circa 4,2 miljard euro; en

"Mensen": voor menselijk potentieel, dat ongeveer 5 miljard euro krijgt.

Voor het Euratom-programma wordt voor vijf jaar 2,7 miljard euro toegewezen.

De besprekingen in de Raad werden gevoerd op basis van een in november vorig jaar bereikt partieel algemeen akkoord.

Het nieuwe KP7 is erop gericht één van de prioritaire doelstellingen van de EU te helpen uitvoeren, namelijk om het potentieel te vergroten voor economische groei en het Europees concurrentievermogen te versterken door te investeren in kennis, innovatie en menselijk kapitaal.

REGELS VOOR DEELNAME IN HET KADER VAN HET KP7

De Raad heeft een akkoord bereikt over een algemene oriëntatie met betrekking tot een ontwerp-verordening tot vaststelling van de regels voor de deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan acties op grond van het KP7 (EG), en voor de verspreiding van onderzoeksresultaten voor de periode 2007-2013 (9180/06). Het Parlement moet zijn advies nog uitbrengen volgens de medebeslissingsprocedure.

De regels voor deelname bevatten de voorwaarden, rechten en verplichtingen van juridische entiteiten die wensen deel te nemen aan het KP7, en stellen beginselen vast voor het gebruik en de verspreiding van onderzoeksresultaten.

De Raad heeft op 13 maart een eerste bespreking van het voorstel gehouden met betrekking tot de algemene beginselen inzake de voorwaarden voor deelname aan projecten, de evaluatie-, selectie- en gunningsprocedure, alsook de regels voor verspreiding, gebruik en toegangsrechten.

De overeenkomstige regels voor deelname aan het zevende Euratom- kaderprogramma zullen in een later stadium worden besproken.

EUROPEES RUIMTEVAARTBELEID

De Raad heeft nota genomen van informatie die het voorzitterschap heeft verstrekt over de belangrijkste resultaten van de conferentie over het GMES- systeem (systeem voor wereldwijde monitoring van milieu en veiligheid), die op 19 en 20 april in Graz, Oostenrijk, is gehouden, met het oog op de verdere uitwerking van het Europese ruimtevaartprogramma (9182/06).

De Raad heeft ook nota genomen van informatie van de Commissie over de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkelingen inzake het Europees ruimtevaartbeleid en het stappenplan waarin is voorzien voor toekomstige ontwikkelingen op dit gebied.

Diversen

Bevordering van de industriële groei

De Raad heeft nota genomen van de informatie die door de heer Günther Verheugen, vice-voorzitter van de Commissie, werd verstrekt over clusters inzake concurrentievermogen ter bevordering van de industriële groei en ter versterking van de regio's in Europa.

REACH

De Raad heeft nota genomen van de informatie van het voorzitterschap over de conferentie "REACH in tweede lezing", die op 30-31 maart 2006 te Wenen is gehouden.

Conferenties in verband met consumentenbescherming tijdens het Oostenrijkse voorzitterschap

De Raad heeft nota genomen van de informatie van het voorzitterschap (8826/06) over drie evenementen inzake consumentenbescherming: 1) Workshop over alternatieve geschillenbeslechting op 23 februari 2006, 2) Conferentie over "Effectieve toegang tot de rechter - De
consumentenbeschermingsinstrumenten "verbodsacties" en "collectieve rechtsvorderingen tot schadevergoeding"" op 24 februari 2006 en 3) Europese consumentendag, 15 maart 2006.

Communautaire actie op het gebied van gezondheid en consumentenbescherming 2007-2013

De Raad heeft nota genomen van een voortgangsverslag over de lopende werkzaamheden met betrekking tot consumentenbeschermingsaspecten van het ontwerp-besluit tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid en consumentenbescherming (2007-2013). Commissielid Kyprianou heeft de Raad meegedeeld dat de Commissie een gewijzigd voorstel voor het programma zal indienen.

Richtlijnen inzake overheidsopdrachten

De Raad heeft nota genomen van de informatie van de Oostenrijkse, de Franse en de Duitse delegatie over het ontwerp van interpretatieve mededeling van de Commissie "Gemeenschapsrecht dat van toepassing is op het plaatsen van opdrachten die niet of slechts gedeeltelijk worden bestreken door de richtlijnen inzake overheidsopdrachten" (officieuze vertaling). De Finse, de Griekse, de Tsjechische en de Britse delegatie steunden de drie bovengenoemde delegaties.

Euro V

De Raad heeft nota genomen van informatie van de Franse delegatie (9479/1/06) betreffende het voorstel voor een verordening dat ertoe strekt verontreinigende emissies van lichte voertuigen te beperken ("Euro V"). De Franse delegatie kreeg steun van een aantal delegaties.

Tarieven voor de invoer van aluminium

De Raad heeft nota genomen van informatie van de Poolse delegatie over EU- invoerrechten op primair aluminium (9560/06) waarbij de Commissie wordt verzocht de invoerrechten op ruw aluminium te schorsen om concurrentievervalsing op de EU-markt uit te bannen. De delegaties van Tsjechië, Hongarije, Italië, Letland, Portugal, Slovenië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk steunden dit verzoek, terwijl de Duitse delegatie zich daar nadrukkelijk tegen verklaarde.

Toerisme

De Raad heeft nota genomen van mondelinge informatie van het voorzitterschap over de ministeriële conferentie over toerisme die op 20- 21 maart te Wenen is gehouden. Hij heeft ook nota genomen van de toelichting door de vice-voorzitter van de Commissie Günther Verheugen op de mededeling "Een nieuw EU-toerismebeleid: naar een sterker partnerschap voor het Europees toerisme" (7669/06).

Modernisering van de universiteiten

De Raad heeft nota genomen van informatie van de Commissie over haar recente mededeling: "Invulling van de moderniseringsagenda voor de universiteiten: onderwijs, onderzoek en innovatie" (9166/06).

Fusie-energie: ITER

De Raad heeft nota genomen van een verslag van de Commissie over de stand van zaken met betrekking tot het ITER-project, in aansluiting op de afronding van de onderhandelingen over de internationale overeenkomst.

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

INDUSTRIEBELEID

EU-industrie: naar een beter geïntegreerde aanpak van het industriebeleid - Conclusies van de Raad

De Raad heeft de volgende conclusies aangenomen:

"DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,


1. HERINNEREND AAN de conclusies van de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad 2006 , zijn eerdere conclusies en de mededeling van de Commissie "Uitvoering van het communautair Lissabonprogramma: een beleidskader ter versterking van de EU industrie - Naar een beter geïntegreerde aanpak van het industriebeleid" ;


2. WIJZEND OP het belang van een spoedige en gecoördineerde follow- up van de mededeling van de Commissie en van een geslaagde uitvoering van de zeven horizontale en de zeven sectorale initiatieven die daarin worden aangekondigd als belangrijke bijdrage aan de verwezenlijking van de strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid; in de communautaire initiatieven dient rekening te worden gehouden met maatregelen op nationaal niveau die de specifieke situatie in de afzonderlijke lidstaten weerspiegelen;


3. WIJST OP het belang van het in combinatie bezien van de horizontale en de sectorale dimensie van het communautaire industriebeleid, en is verheugd over het evenwichtige werkprogramma dat in de mededeling van de Commissie wordt voorgesteld;


4. BENADRUKT dat er meer profijt moet worden getrokken van potentiële synergieën tussen de verschillende communautaire beleidsterreinen. Initiatieven en voorstellen met een grotere impact op het concurrentievermogen van de Europese industrie dienen bijgevolg in kaart te worden gebracht, zodat zij op doeltreffende en samenhangende wijze kunnen worden behandeld in de Raad Concurrentievermogen en andere bevoegde Raadsformaties.


5. IS VERHEUGD over de oprichting van een Groep op hoog niveau voor concurrentievermogen, energie en milieu om het beleid op deze terreinen, die van cruciaal belang zijn voor groei en werkgelegenheid in Europa, nog coherenter te maken; ziet met belangstelling uit naar de aanbevelingen van deze Groep over belangrijke kwesties als de werking van de energiemarkten en de Gemeenschapsregeling voor de handel in broeikasgasemissierechten.


6. HERHAALT dat een beter regelgevingskader, op het niveau van de EU en in de lidstaten, essentieel is om het concurrentievermogen te bevorderen door nodeloze administratieve druk weg te nemen en door andere lasten voor het Europese bedrijfsleven, vooral voor het MKB, aan te pakken. Vereenvoudiging van de regelgeving, met inachtneming van het communautaire acquis, en doeltreffende gebruikmaking van effectbeoordelingen in overeenstemming met de in 2005 overeengekomen interinstitutionele gemeenschappelijke aanpak zijn belangrijke instrumenten om de doelstellingen van betere regelgeving, en bijgevolg concurrentievermogen en groei, te verwezenlijken.


7. ONDERSTREEPT dat het industriebeleid in de EU horizontaal van aard is en gericht is op het scheppen van de juiste randvoorwaarden voor een geslaagde industriële ontwikkeling. Tezelfdertijd moet het industriebeleid concrete problemen en tekortkomingen in specifieke industriële sectoren aanpakken. De Raad ziet derhalve uit naar uitvoerige en tijdige verslaglegging door de Commissie over zowel bestaande als nieuwe sectorale initiatieven als uiteengezet in haar mededeling.


8. BENADRUKT dat in dit verband de beschikbaarheid van overdraagbare en sectorspecifieke vaardigheden in de hele Europese industrie moet worden verbeterd, zodat deze zich beter kan aanpassen aan de structurele veranderingen, nu en in de toekomst.


9. IS ER VERHEUGD OVER DAT de Commissie een breed debat op gang gebracht heeft over de externe aspecten van het concurrentievermogen en de koppeling met de Lissabonstrategie. Wil de EU het hoofd bieden aan de uitdagingen van de mondialisering, dan moet bijzondere aandacht uitgaan naar aspecten als markttoegang, intellectuele eigendom, regelgeving, investeringen en overheidsopdrachten.


10. IS VOORNEMENS regelmatig na te gaan welke vorderingen zijn geboekt met de uitvoering van de in de Commissiemededeling genoemde beleidsdoelstellingen en alle bijdragen van de Commissie en de lidstaten dienaangaande te bestuderen, en die vorderingen meer bepaald te toetsen aan het aan deze conclusies gehechte indicatieve stappenplan.

|                                                                        |
|                                                                        |
|Industriebeleid 2006 - 2007 - Indicatief stappenplan                    |
|Initiatieven/Mededelingen/Verslagen                                     |
|2006                                                                    |
|Eerste halfjaar |( Start van afzonderlijke initiatieven op het gebied   |
|                |van het industriebeleid                                |
|                |( Conclusies van de Raad over het industriebeleid      |
|Tweede halfjaar |( Verslag over het concurrentievermogen                |
|                |( Mededeling over de externe aspecten van het          |
|                |concurrentievermogen                                   |
|                |( Mededeling over markttoegang                         |
|                |( Mededeling over het concurrentievermogen van de      |
|                |auto-industrie                                         |
|2007                                                                    |
|                |( Tussentijdse evaluatie van de strategie en het       |
|                |actieplan voor biowetenschappen en biotechnologie      |
|                |( Verslag over het concurrentievermogen van de         |
|                |ICT-industrie                                          |
|                |( Verslag over de scheepsbouw                          |
|                |( Mededeling over de ruimte                            |
|                |( Mededeling over defensie                             |
|                |( Tussentijdse evaluatie: mededeling over het          |
|                |industriebeleid                                        |
"

EXTERNE BETREKKINGEN

Mauritanië - Afsluiting van het overleg

De Raad heeft een besluit aangenomen houdende afsluiting van het overleg met Mauritanië krachtens artikel 96 van de ACS-EU-Overeenkomst, dat was begonnen na de staatsgreep in dit land (8902/06).

Door middel van dit besluit zal de EU de autoriteiten van Mauritanië ervan in kennis stellen dat de samenwerkingsactiviteiten in het kader van het negende Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) zullen worden hervat, aangezien de EU van oordeel is dat de initiatieven die de overgangsregering heeft genomen, ertoe zullen bijdragen dat de democratische beginselen, de fundamentele rechten en vrijheden en de rechtsstaat beter worden geëerbiedigd en dat het openbaar bestuur in het land beter functioneert.

De EU zal echter het landenstrategiedocument voor het tiende EOF voor Mauritanië pas ondertekenen wanneer is bevestigd dat het land daadwerkelijk is teruggekeerd tot de constitutionele orde, na vrije en transparante parlements- en presidentsverkiezingen.

Dit overleg ging in november 2005 in Brussel van start, waarbij Mauritanië beschreef hoe de situatie in het land zich na de staatsgreep van 3 augustus 2005 heeft ontwikkeld en hoe het programma van de overheid voor de overgangsperiode eruit ziet.

De EU veroordeelde de staatsgreep als een schending van essentiële elementen van de ACS-EU-Overeenkomst. Zij ging met de overgangsregering van Mauritanië een politieke dialoog aan, die tot de opening van overleg krachtens artikel 96 van de Overeenkomst leidde, teneinde de situatie samen met de autoriteiten van Mauritanië grondig te bestuderen, op basis van de door hen aangegane openbare verbintenis om naar een democratische staat over te gaan.

GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID

Birma/Myanmar - Beperkende maatregelen

De Raad heeft een verordening aangenomen ter uitvoering van Gemeenschappelijk Standpunt 2006/318/GBVB tot verlenging van de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar met één jaar (8804/06).

In Gemeenschappelijk Standpunt 2006/318/GBVB, dat is vastgesteld op 27 april, worden het visumverbod en de bevriezing van tegoeden gehandhaafd voor de leden van het militaire regime en andere personen, groepen en ondernemingen die met het militaire regime geassocieerd worden en als beleidsmakers of uitvoerders verantwoordelijk zijn voor het beleid dat Birma/Myanmar belet een democratie te worden, of personen die van dit beleid profiteren. De beperkende maatregelen behelzen tevens een verbod op het beschikbaar stellen van leningen of kredieten aan ondernemingen die eigendom zijn van de Birmese staat en op het verwerven of vergroten van een deelneming in deze ondernemingen (zie persmededeling 8402/06, blz. 41).

Aangezien deze maatregelen binnen de werkingssfeer van het Verdrag vallen, is een verordening nodig om ze ten uitvoer te leggen voorzover ze de Gemeenschap betreffen, met name om ervoor te zorgen dat zij door de marktdeelnemers in alle lidstaten van de EU uniform worden toegepast.

(Zie ook de verklaring van het voorzitterschap van de EU van 26 mei: 9834/06).

Terrorismebestrijding - Beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten

De Raad heeft de EU-lijst van terroristische organisaties en met terroristische activiteiten in verband gebrachte personen geactualiseerd om er de LTTE (Liberation Tigers of Tamil Eelam - Bevrijdingstijgers van Tamil Eelam) in op te nemen. De eerste versie van de lijst werd aangenomen in december 2001, naar aanleiding van de terroristische aanslagen van
11 september, en de laatste actualisering dateert van 21 maart 2006.

De geactualiseerde lijst is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de EU, L 144 van 31.5.2006.

(zie ook de verklaring van het voorzitterschap van de EU: 9974/06).

ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Reserve van het negende EOF voor langetermijnontwikkeling

De Raad heeft een besluit aangenomen inzake het door de Gemeenschap in te nemen standpunt in de ACS-EG-Raad van Ministers betreffende een besluit om een deel van de reserve van het negende Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) toe te wijzen aan langetermijnontwikkeling.

MILIEU

Overbrenging van afvalstoffen*

De Raad heeft met eenparigheid van stemmen een verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen ter bescherming van het milieu aangenomen en heeft daarbij alle amendementen goedgekeurd die het Europees Parlement in tweede lezing had aangenomen (PE-CONS 3662/4/05, 9407/06 ADD1).

In deze verordening worden de procedures en controleregelingen voor de overbrenging van afvalstoffen vastgelegd, naar gelang van de herkomst, de bestemming en de route van de overbrenging, het soort overgebrachte afvalstoffen en het soort behandeling dat de afvalstoffen op de plaats van bestemming ondergaan.

De verordening is van toepassing op de overbrenging van afvalstoffen tussen lidstaten, binnen de Gemeenschap of met doorvoer via derde landen; die uit derde landen in de Gemeenschap worden ingevoerd; die uit de Gemeenschap naar derde landen worden uitgevoerd; en in doorvoer door de Gemeenschap op weg van en naar derde landen.

Met de verordening wordt voornamelijk beoogd:

een besluit van de OESO-Raad en het herziene Verdrag van Bazel inzake beheersing van grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen om te zetten in Gemeenschapswetgeving;

bij te dragen tot internationale harmonisatie op het gebied van het grensoverschrijdende vervoer van afvalstoffen;

problemen aan te pakken die zich hebben voorgedaan met de toepassing van de bestaande Gemeenschapswetgeving inzake toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen .

Het met het Europees Parlement bereikte akkoord betreft met name twee essentiële elementen; de toepassing van de verordening en de sloop van schepen. Wat de toepassing van de verordening betreft, dienen de lidstaten fysieke inspecties uit te voeren en samen te werken bij het voorkomen en opsporen van illegale afvaltransporten met schepen. Wat de sloop van schepen betreft, bevat de verordening een verklaring van de Raad dat de lidstaten alles zullen doen wat in hun vermogen ligt om ervoor te zorgen dat meer schepen in de EU kunnen worden gesloopt en dat zij hun uiterste best zullen doen om in de internationale onderhandelingen vaart te zetten achter de opstelling van bindende voorschriften op wereldschaal.

De verordening zal van toepassing zijn 12 maanden na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de EU. Bij deze verordening worden Verordening (EEG) nr. 259/93 en Beschikking 94/774/EG ingetrokken met ingang van de datum waarop deze verordening van toepassing is, alsook Beschikking 1999/412/EG met ingang van 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin zij van toepassing is.

ENERGIE

Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap

De Raad heeft een besluit aangenomen houdende goedkeuring van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap, dat bedoeld is om een geïntegreerde aardgas- en elektriciteitsmarkt in Zuidoost-Europa tot stand te brengen (13886/1/05).

Het Verdrag is op 25 oktober 2005 in Athene ondertekend door de EU en negen landen van Zuidoost-Europa - Albanië, Bulgarije, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Roemenië, Servië en de Missie van de Verenigde Naties voor interimbestuur namens Kosovo.

ONDERWIJS

Overeenkomst met de VS - Samenwerking op het gebied van het hoger onderwijs

De Raad heeft een besluit aangenomen houdende goedkeuring van de ondertekening van een overeenkomst tussen de EU en de VS tot vernieuwing van het samenwerkingsprogramma op het gebied van het hoger onderwijs, het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding (9019/1/06).

Deze overeenkomst vervangt de overeenkomst van 2000 tussen de EU en de VS tot vernieuwing van een samenwerkingsprogramma op het gebied van het hoger onderwijs, het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding.

Ze heeft ten doel:

het onderlinge begrip tussen de volkeren van de EU en de VS, waaronder een bredere kennis van hun talen, culturen en instellingen, te bevorderen; en

de kwaliteit van de ontwikkeling van de menselijke hulpbronnen in de EU en de VS te bevorderen, onder andere door het verwerven van de nodige vaardigheden om de uitdagingen van de mondiale kenniseconomie aan te gaan.

De overeenkomst heeft een geldigheidsduur van acht jaar en kan via schriftelijke overeenstemming worden verlengd of gewijzigd.


---
PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29 - 34.
PB L 42 van 12.2.1987, blz. 48 - 53.
PB L 61 van 10.3.1990, blz. 14 - 18.
PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1 - 63.
8493/04.
De Belgische en de Litouwse delegatie deelden mee dat zij zich van stemming zullen onthouden.
6275/06
8413/06
Bij de interinstitutionele overeenkomst die het Parlement, de Raad en de Commissie in april hebben bereikt, is de begroting voor het KP7 voor de gehele periode met 300 miljoen euro (prijzen 2004) verhoogd ten opzichte van de door de Europese Raad op 16 december bereikte consensus.
7775/06
Conclusies van de Raad over "Meer onderzoek en innovatie - Investeren in groei en werkgelegenheid: - een gemeenschappelijke benadering", 29.11.2005, doc. 14604/05; "industriebeleid en structurele verandering", 24.9.2004, doc. 12898/04; "concurrentievermogen en innovatie, 18.5.2004, doc. 9995/04; "betere regelgeving", 18.5.2004, doc. 9995/04; "De bijdrage van het industriebeleid aan het Europese Concurrentievermogen", 27.11.2003, doc. 15472/03; "het concurrentievermogen van de industrie in een uitgebreid Europa", 13.5.2003, doc. 9341/03; "de versterking van het Europees innovatiebeleid", 13.5.2003, doc. 9341/03; en "het MKB-beleid voor groei en werkgelegenheid, 13.3.2006, doc. 7309/06. 13143/05.
Besluit 2006/77/EG van de Commissie van 23 december 2005. 14901/05, aangenomen door de Raad Concurrentievermogen op 29 november 2005.
Besluit C(2001) 107 def. van de Raad van de OESO van mei 2002. Verdrag van Bazel van 22 maart 1989.
Verordening (EEG) nr. 259/93 moet worden vervangen, waarbij ze anders moet worden gestructureerd en vereenvoudigd.