Ministerie van Financiën

Antwoord Kamervragen lastenontwikkeling MKB

Overig | 08-06-2006 | nr AFP06-124

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE

Datum

Uw brief (Kenmerk)

Ons kenmerk

8 juni 2006

2050607490

AFP 2006-124 U

Onderwerp

Vragen van de leden Crone (PvdA) en Smeets (PvdA)

Hierbij doen wij u toekomen de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Crone (PvdA) en Smeets (PvdA) over lastenontwikkeling MKB.

Hoogachtend,

De staatssecretaris van Financiën,
mr. drs. J.G. Wijn

De staatssecretaris van Economische Zaken,
Mevrouw ir. C.E.G. van Gennip MBA

Antwoorden naar aanleiding van vragen van de leden Crone (PvdA) en Smeets (PvdA) over lastenontwikkeling MKB (ingezonden 6 februari 2006).

Vraag 1.
Kent u het artikel «Meer belasting voor het MKB» waarin wordt gesteld dat kleine bedrijven relatief meer belasting betalen dan grote ondernemingen?

Vraag 2.
Kent u tevens de EIM-analyse waarin wordt gesteld dat de activiteiten van het MKB zwaarder worden belast dan de activiteiten van het grootbedrijf? Deelt u de analyse dat het verschil groter zal worden als de economie groeit en dat zo groei in het MKB wordt geremd?

Vraag 3.
Deelt u de analyse dat dit verschil vooral komt omdat het MKB in verhouding meer loon- en inkomstenbelasting betaalt dan het grootbedrijf en dat in het arbeidsintensieve MKB de milieubelasting veel zwaarder drukt dan bij het grootbedrijf? Zo ja, wat is uw mening hierover?

Vraag 4.
Deelt u de mening van MKB-Nederland dat, om sneller een economisch herstel te krijgen, waardoor de arbeidsplaatsen in het MKB toenemen, aanpassing van de huidige belastingmix van vennootschapsbelasting, inkomstenbelasting en investeringsaftrek noodzakelijk is?

Vraag 5.
Deelt u de mening dat het verschil tussen het grootbedrijf en het MKB niet nog verder mag toenemen?

Ja, het artikel «Meer belasting voor het MKB» is ons bekend.

Lastenontwikkeling is voor het bedrijfsleven van groot belang. Juist het midden- en kleinbedrijf wordt gezien als een belangrijke banenmotor voor onze economie en verdient daartoe onze bijzondere aandacht. Daarom wil dit kabinet ertoe bijdragen dat de lasten van het MKB zowel administratief als fiscaal zullen afnemen. Om dit te waarborgen zijn een aantal initiatieven ontplooid. De voorstellen zoals die bij de aanpassing van de vennootschapsbelasting 'Werken aan Winst' worden gedaan, vormen een belangrijk onderdeel hiervan. Om het MKB in een situatie van economisch herstel en groei te laten profiteren wordt in 'Werken aan Winst' onder meer een MKB-winstvrijstellling voorgesteld voor de ondernemer in de inkomstenbelasting. Ook het MKB-tarief in de vennootschapsbelasting zal worden verlaagd. Bij deze aanpassing van de vennootschapsbelasting én inkomstenbelasting staat voorop dat het MKB en het grootbedrijf evenredig profiteren.

Om de werkelijke lastendruk voor het MKB te bepalen is het van groot belang om daarbij te meten op basis van een juiste analyse van de cijfers. Anders zou er een beeld kunnen ontstaan dat niet strookt met de werkelijkheid. Onderstaande voorbeelden die ook door de vraagstellers zijn aangehaald, geven dit aan.

In het EIM-rapport wordt geconcludeerd dat de hogere arbeidsintensiviteit van het MKB leidt tot een hogere lastendruk als gevolg van de betaalde loon- in inkomstenbelasting. Deze conclusie kan niet worden gedeeld en geeft een verkeerd beeld. De hogere lastendruk als gevolg van een hogere arbeidsintensiviteit treft niet alleen het MKB maar ook het arbeidsintensieve grootbedrijf en is inherent aan de aard van de gekozen productiemiddelen. Bovendien is deze belasting op arbeid gericht op de werknemer en niet op de ondernemer. Daarnaast blijkt uit de ontwikkeling van de tarieven van de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting dat in de door het EIM genoemde periode 2000-2004 de belastingdruk op arbeid (loonbelasting) meer is afgenomen, dan de belastingdruk op kapitaal.

Voor wat betreft de stijging van de energiebelasting wordt in het EIM-rapport een onvolledig beeld geschetst. Ten aanzien van deze stijging is uit het oog verloren dat tegenover deze in het Belastingplan 2005 aangekondigde verhoging compenserende maatregelen stonden om de negatieve effecten voor het MKB weg te nemen, zoals de stapsgewijze verlaging van zowel het algemene tarief als het MKB-tarief in de vennootschapsbelasting, de verhoging van de zelfstandigenaftrek in de inkomstenbelasting en de aanpassing van de milieu-investeringsaftrek.

Ook bij de in het rapport gekozen integrale benadering, waarbij de totale lastendruk is uitgedrukt als percentage van de bijdrage aan het Bruto Binnenlands Product, bestaat het risico op een verkeerd beeld op basis van de gedane analyse van de cijfers. Het EIM rapport noemt slechts de verandering van de bijdrage van het MKB en het grootbedrijf aan de totale belasting ('teller-effect') en bepaalt dan de verschillen tussen het MKB en grootbedrijf. In deze benadering wordt voorbij gegaan aan het 'noemer-effect'. Ook de verhouding waarin het grootbedrijf en MKB bijdragen aan Bruto Binnenlands Product kan immers zijn veranderd. Dit noemer-effect is beschreven in de nota Werken aan Winst. In de periode 1995-2001 is het relatieve aandeel in de opbrengst van de vennootschapsbelasting van het MKB substantieel toegenomen, in vergelijking tot het aandeel van het grootbedrijf. Als één van de oorzaken geldt dat bedrijven of bedrijfsonderdelen zijn verplaatst naar het buitenland, wat zich bij het internationale grootbedrijf in sterkere mate zal voordoen dan bij meer nationaal gerichte MKB-ondernemingen. De maatregelen van Werken aan Winst zijn dan ook nodig ter versterking van het vestigingsklimaat, zodat de reeds in Nederland gevestigde aan internationale concurrentie blootstaande bedrijven hier zullen blijven en dit type bedrijven eerder voor Nederland zullen kiezen. Een goed internationaal vestigingsklimaat is derhalve ook in het belang van het midden- en kleinbedrijf.

Laatst aangepast: 08-06-2006