Antwoorden op kamervragen van Buijs en Rouvoet over gehoorschade onder
jeugdigen
Kamerstuk, 8-6-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-K-U-2689856
8 juni 2006
Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Buijs en Rouvoet over
gehoorschade onder jeugdigen (2050611840).
Vraag 1
Hebt u kennis genomen van het bericht dat de gehoorschade onder
jongeren snel toeneemt?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bereid maatregelen te treffen om blijvende gehoorschade onder
de jeugd te voorkomen dan wel te genezen?
Antwoord 2
Mijn beleid is erop gericht om blijvende gehoorschade onder de jeugd
te voorkomen. In dit verband zijn reeds diverse maatregelen getroffen.
De Nationale Hoorstichting ontvangt van 2006 tot en met 2008 subsidie
voor het uitvoeren van activiteiten gericht op het voorkomen van
gehoorschade en het vragen van aandacht voor deze problematiek, onder
andere door het aanbieden van een hoortest voor jongeren. In september
2003 heeft ZonMw een expertmeeting georganiseerd over de mogelijkheden
van het voeren van een campagne ter preventie van gehoorschade van
jongeren als gevolg van harde muziek. Conclusie van deze bijeenkomst
was dat gehoorschade een ernstig probleem is, maar dat er nog veel
onbekend is.
ZonMw heeft kortgeleden in opdracht van VWS vanuit het programma
Landelijke Leefstijlcampagnes subsidie verstrekt voor het uitvoeren
van een pilotcampagne gericht op het vragen van aandacht voor het
voorkomen van gehoorschade onder jongeren in discotheken. Tevens heeft
ZonMw subsidie verstrekt voor het uitvoeren van twee onderzoeken om
nadere informatie te vergaren over de determinanten die leiden tot
gehoorschade. De resultaten van deze wetenschappelijke onderzoeken
komen in 2009 respectievelijk 2010 beschikbaar. Het voorkomen van
gehoorschade in de arbeidssituatie ligt op het beleidsterrein van de
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). In het
Arbobesluit is opgenomen dat jeugdige werknemers (jonger dan 18 jaar)
geen arbeid mogen verrichten op een arbeidsplaats waar de dagelijkse
blootstelling 85 dB(A) of hoger is of de piekgeluidsdruk 140 Pa of
hoger is.
Vraag 3
Beperkt het probleem van geluidsniveaus ver boven de pijngrens zich
tot mp3-spelers en iPods? Bent u bereid overleg te voeren met de
leveranciers van dergelijke apparatuur om onherstelbare schade aan het
gehoororgaan van de gebruikers te voorkomen?
Antwoord 3
Onvrijwillige blootstelling aan geluidsniveaus ver boven de
schadelijkheidsgrens komt, naast mp3-spelers en iPods, in het
dagelijks leven nauwelijks voor.
Zowel de regelgeving, productie als de distributie van draagbare
geluidsapparatuur voor de Nederlandse markt staat niet los van
Europese kaders. Na eerder overleg met leveranciers hierover heb ik
het Nederlandse normalisatie instituut (NEN) verzocht gehoorschade
door draagbare geluidsapparatuur aan te kaarten bij het Europese
normalisatie instituut voor elektrotechnische producten (CENELEC).
Het voorstel van het NEN bij CENELEC richtte zich op:
- Het verplicht stellen van een waarschuwing dat buitensporige
geluidsdruk van oor- en koptelefoon gehoorverlies kan veroorzaken.
- De eis dat geluidsdruk van oor- en koptelefoons die gebruikt worden
in combinatie met draagbare geluidssystemen of daarvoor bedoeld zijn,
niet hoger mag zijn dan 100dB.
Begin 2005 hebben de leden van CENELEC besloten tot het overnemen van
de door Nederland voorgestelde waarschuwingsverplichting voor zowel
audio- en videoapparatuur, als IT-apparatuur (bijvoorbeeld draagbare
computers) in de betreffende regelgeving.
Het voorstel van een toegestane maximale geluidsdruk van 100 dB haalde
echter geen meerderheid en werd daarom niet aangenomen.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport