Artsen zonder Grenzen


Pure angst jaagt Rwandezen weg
foto: Jennifer Warren

Dit is het verhaal van slechts een van de 20.000 Rwandezen die de laatste zes maanden naar Burundi zijn gevlucht. Ze vertellen over bedreigingen, intimidaties en aanslagen; ze vertellen medewerkers van Artsen zonder Grenzen hoe zij, familieleden of buren werden mishandeld, opgepakt of verdwenen. Een intense angst voor vervolging dreef hen ertoe alles wat ze hadden achter te laten, en het is dezelfde angst die hen ervan weerhoudt terug naar huis te gaan.

Achtervolgd door het verleden
Het is twaalf jaar geleden sinds 6 april 1994: de dag dat een raket insloeg op een vliegtuig met daarin de presidenten van Rwanda en Burundi - de start van de Rwandese genocide. Geschat wordt dat in drie maanden tijd 800.000 Rwandezen werden afgeslacht, voornamelijk leden van de Tutsi-bevolking. Mensen verloren hun zussen, broers, moeders en vaders; kinderen werden wees. Veel van hen die aan de dood wisten te ontsnappen, zijn gevlucht of worden vermist. Terwijl de belangrijkste verdachten door een centraal gerechtshof worden berecht; veroordelen plaatselijke volksrechtbanken anderen die ervan verdacht worden een aandeel in het geweld te hebben gehad. Deze gacaca-rechtbanken, een aangepaste vorm van traditionele dorpsrechtspraak, hebben als doelstelling verzoening te brengen tussen daders en overlevenden.

Ver weg
Hoe rechtvaardig de gacaca-rechtspraak is, is echter een punt van kritiek. Sommige Rwandezen vertelden dat zij niet de kans kregen ter eigen verdediging te spreken en praten van geweld en intimidatie, over vonnissen als lichamen opgraven en het wassen van beenderen. Over aanvallen, verdwijningen, arrestaties, vastgehouden worden zonder papieren en uitspraken als `het land behoort aan de Tutsi's.' Artsen zonder Grenzen heeft geen zicht op wie schuldig of onschuldig is, maar voor veel Rwandezen lijkt een rechtvaardige behandeling ver weg.

Tegen hun wil
Dit is niet de eerste keer in de laatste jaren dat Rwandezen massaal hun land ontvluchtten. In mei 2005 staken 10.000 Rwandezen de grens over met Burundi, ze spraken van discriminatie, dreigementen en moorden. De mensen werden naar verschillende locaties overgebracht en er werd geprobeerd hen ervan te overtuigen terug te keren. Daarop hebben de Burundese en de Rwandese regering duizenden mensen gedwongen uitgezet, in strijd met het internationale rechtsbeginsel van non-refoulement: het beginsel dat niemand die asiel of toevlucht zoekt teruggezonden mag worden naar een land waar hij vervolging te vrezen heeft.

Wachten op asiel
Op dit moment wachten 20.000 gevluchte Rwandezen hun lot af in twee vluchtelingenkampen in de Ngozi-provincie in het noorden van Burundi: het Musasa en het Songore-kamp. De kampen zijn overbevolkt, de regentijd heeft de aarde in modderpoelen getransformeerd en de temperatuur sterk doen dalen. Maar omdat het Hoge Commissariaat voor Vluchtelingen van de VN (UNHCR) niet meent dat er 'duidelijk aanwijsbare, objectieve omstandigheden zijn die aanleiding geven tot een massale uittocht' van Rwanda, krijgen deze mensen niet automatisch (`prima facie') de vluchtelingenstatus.

Vluchteling of immigrant
Dit betekent dat de Rwandezen, die zich lopend of zwemmend door rivieren een weg gebaand hebben naar buurland Burundi, een procedure moeten ondergaan waarbij hun status een voor een wordt vastgesteld. De beoordeling wordt gedaan op basis van een interview van 30 tot 45 minuten. Tot nu toe is aan 52 Rwandezen vluchtelingenstatus toegekend,
1.200 van hen zijn afgewezen. Degenen die als vluchtelingen worden erkend, zijn onmiddellijk naar het zuiden van Burundi, ver weg van de grens, gebracht. Degen die zijn afgewezen worden nu als immigranten beschouwd. De Burundese regering zal hen terugsturen naar Rwanda waar weinig organisaties op behoorlijke wijze toezicht kunnen houden op hun terugkeer en reïntegratie.

In de week van 8 mei keerden zo'n 1.000 Rwandezen terug, volgens de UNHCR uit vrije wil. Het kan zijn dat de UNHCR en de Burundese regering in de komende weken de terugkeer van nog meer Rwandezen zullen begeleiden. Daartussen kunnen ook mensen zitten die afgewezen zijn voor een vluchtelingenstatus.

Artsen zonder Grenzen actief in de vluchtelingenkampen In het Musasa-kamp, met zo'n 15.000 Rwandezen, runt Artsen zonder Grenzen een kliniek waar het team zowel gevluchte Rwandezen als Burundezen - die vijf of zes uur lopen om de kliniek te bereiken - medische zorg biedt. Het team van twee internationale medewerkers en 65 Burundezen en Rwandezen behandelt 2.000 patiënten per week. In het Songore-kamp heeft Artsen zonder Grenzen geholpen met het bouwen van latrines. Het kamp is oorspronkelijk gebouwd voor 800 mensen, maar inmiddels zijn er 4.500 Rwandezen `gehuisvest'.

`We maken ons ernstig zorgen om de gezondheid van de mensen in de vluchtelingenkampen,' zegt Banu Altunbas, landencoördinator voor Artsen zonder Grenzen in Burundi. `Overdag, als de zon schijnt, kan het zo'n 26 graden Celsius zijn, maar 's nachts kan het ontzettend afkoelen met een gevoelstemperatuur van 6 graden. Het merendeel van de Rwandezen die wij in onze kliniek in het Musasa-kamp behandelen, komt met koorts, luchtwegontstekingen of diarree. Er is een constant risico dat epidemieën uitbreken,' benadrukt ze. `Maar we maken ons ook zorgen om de mensen die de vluchtelingenstatus niet krijgen en vervolgens teruggestuurd worden naar een land dat ze juist uit angst zijn ontvlucht.'

juni 2006