D66
Op woensdag 7 juni verscheen in de Volkskrant een opinieartikel van
Stijn Bex, parlementslid voor het links-liberale Spirit in België, en
D66-Kamerlid Boris van der Ham. De huidige problemen met
grensoverschrijdende drugscriminaliteit vragen om een doordacht
antwoord, stellen zijn. Ze pleiten voor samenwerking tussen Nederland
en België. Eerder verscheen een zelfde artikel al in het Vlaamse
Dagblad De Morgen.
"De laatste paar weken laait het conflict tussen Nederland en België
over het sofdrugsbeleid weer op. Het brandpunt is Maastricht. Minister
Donner van Justitie, Burgemeester Leers van Maastricht en de Belgische
premier Verhofstadt lijken elkaar allemaal van hypocrisie te
beschuldigen. Verhofstadt wil niet dat Maastricht een 'wietboulevard'
tegen de Belgische grens aanlegt; Leers wijst België er fijntjes op
dat de meeste drugstoeristen (dagelijks zo'n 4500) van Belgische
oorsprong zijn en Donner wordt verweten dat hij door het huidige
gedoogbeleid de situatie aanwakkert; Donner stelt op zijn beurt dat
hij gevangen wordt tussen de voorstanders van het gedoogbeleid in
Nederland en de tegenstanders in het buitenland.
Alle heren hebben gelijk. Het Nederlandse en het Belgische drugsbeleid
hebben allebei iets hypocriets. In België is het bezit van wiet tot 3
gram niet strafbaar, maar het kopen en de teelt van wiet wel. Het
Belgische beleid berust voor een belangrijk deel op de mythe van het
uitbannen van wietgebruik. Hoe meer er wordt verboden, hoe beter,
luidt het devies. Dit beleid is niet succesvol: België heeft niet
minder wietgebruikers dan Nederland. Belangrijker nog is dat België
meer drugsdoden heeft, omdat méér softdrugsgebruikers doorstromen naar
harddrugs. De reden hiervoor is simpel: omdat alles in België verboden
is, verkoopt een softdrugshandelaar met het zelfde gemak ook
harddrugs.
In Nederland is het net iets minder hypocriet. Daar mag wiet worden
gebruikt, en onder voorwaarden door coffeeshops worden verkocht. Het
is paradoxaal, maar in wezen is het Nederlands 'gedoogbeleid' in zijn
uitkomsten strenger dan het beleid in België. Coffeeshops krijgen
alléén toestemming wiet te verkopen, als ze voldoen aan strenge
regels. Zo mogen ze geen minderjarigen toelaten, mogen ze geen
harddrugs en alcohol verkopen en mogen ze geen reclame maken. Deze
zogenaamde AHOJ-G-criteria zijn voor gemeenten een instrument om een
wildgroei aan coffeeshops en illegale praktijken in te dammen. Wat ons
betreft zouden deze criteria zelfs nog strenger mogen. We willen dat
coffeeshops verplicht worden hun klanten te informeren over de
hoeveelheid werkzame stof in hun wiet. Dit kan een positieve bijdrage
leveren aan de gezondheid van de klant.
Hoewel het Nederlandse beleid aantoonbaar bijdraagt aan minder
gezondheidsrisico's, is het verre van ideaal. Het feit dat er wel
gekocht en verkocht mag worden, maar dat de teelt van wiet nog steeds
illegaal is, levert onhoudbare situaties op. Door deze inconsquentheid
zijn coffeeshophouders genoodzaakt zaken te doen met criminelen om aan
hun wiet te komen. Daarnaast wordt de wiet geteeld op illegale
locaties. Regelmatig worden op zonderkamertjes illegale plantages
aangetroffen; De lampen die bij de teelt worden ingezet, vormen vaak
een groot brandgevaar, en de stroom wordt in bijna alle gevallen
illegaal afgetapt. Nederlandse drugscriminelen zijn voortdurend op
zoek naar nieuwe teeltlocaties en steken daarbij ook de grens naar
België over. Boeren in Belgisch Limburg worden steeds vaker gedwongen
om hun stallen beschikbaar te stellen voor wietteelt. De Belgische en
Nederlandse justitie werken al samen om de plantages aan te pakken.
Maar waarom werken Nederland en België niet samen om een echt duurzame
oplossing te vinden voor het probleem?
Een Kamermeerderheid van PvdA, VVD en D66 hebben samen met
burgermeester Leers van Maastricht een half jaar geleden een poging
gedaan om die duurzame oplossing te bieden. Doel is een experiment met
gereguleerde wietteelt in Maastricht. Dit experiment zou analoog aan
de AHOJ-G criteria eisen moeten stellen aan de teelt van wiet. Zo
zouden producenten alleen wiet mogen verkopen aan gereguleerde
coffeeshops; dienen bestrijdingsmiddelen verboden te zijn; zal een
deugdelijke boekhouding gevoerd moeten worden en zal er belasting
moeten worden afgedragen. Bovendien wordt er aan een beperkt aantal
producenten een vergunning gegeven en mogen de vergunninghouders geen
criminele antecedenten hebben.
D66 en SPIRIT willen dat België en Nederland elkaar niet langer in de
haren vliegen rond het softdrugsbeleid. Het Maastrichtse experiment
moet een kans krijgen. Juist een experiment in de grensstreek kan voor
beide landen een enorme kans bieden om uit de draaikolk van
criminaliteit te geraken. Voorwaarde is dat Verhofstadt zijn
dogmatische stelling verlaat. Ook minister Donner moet ophouden met
wegduiken voor dit experiment door zich telkens te beroepen op de
weerstand in het buitenland. Door de wietteelt te reguleren kan de
overheid de omstandigheden controleren, wat een gunstig effect heeft
op de volksgezondheid en het indammen van de georganiseerde
criminaliteit. Daarnaast moeten de beide landen hard inzetten op het
bestrijden van de telers die zich niet aan de regels houden. Wij
zullen in ieder geval in onze parlementen voorstellen meer geld voor
politie vrij te maken om het experiment te flankeren. De Nederlandse
en Belgische regering moeten ophouden naar elkaar te wijzen, maar
samen optrekken voor praktische oplossingen."
7-6-2006 15:18