Ministerie van Algemene Zaken



2-6-2006, NOS, Met het oog op morgen, Radio 1, 23.07 uur

MINISTER-PRESIDENT BALKENENDE, NA AFLOOP VAN DE WEKELIJKSE MINISTERRAAD,

OVER DE NEDERLANDSE MISSIE IN AFGHANISTAN EN OVER DE TOPSALARISSEN IN

PUBLIEKE EN SEMI-PUBLIEKE SECTOR


VAN STEEN:
Het is niet onvoorstelbaar dat er iets aan die missie gaat veranderen, hoewel Balkenende daar vandaag dus nog niet op wilde ingaan.


BALKENENDE:
Het feit dat er nu geweld is, geeft ook aan dat het zo nodig is dat de internationale gemeenschap Afghanistan ondersteunt. Daarom zitten we er.


VAN STEEN:
Het aantal incidenten lijkt toe te nemen. Bent u ongeruster dan een paar maanden geleden?


BALKENENDE:
Ik kan niet zeggen 'ongeruster', want we hebben allemaal geweten dat er risico's zouden zijn. We weten ook dat Talibanstrijders er op uit zijn om juist twijfel te zaaien. Om onrust te kweken. Men wil juist dat het begin van de Nederlandse missie daar gekenmerkt zal worden door moeilijkheden. Om die reden is men ook bezig. Dat weten we. Tegelijk mag van ons worden verwacht: een robuust optreden. We doen het om de mensen te ondersteunen. Maar het wordt niet gemakkelijk gemaakt. Maar dat was te voorzien.


VAN STEEN:
Betekent dat dat u vindt dat het aantal incidenten wat overdreven wordt? Omdat we dat allemaal hadden kunnen weten?


BALKENENDE:
De term 'overdreven' is niet goed. We moeten natuurlijk steeds goed in de gaten houden: wat gebeurt er? We hebben ook te maken met professionele militairen. Er zijn veel incidenten. Dat is ook zo. De vraag is: ben je voldoende toegerust? U weet ook dat het Nederlands leger hooggekwalificeerd is. Het bestaat uit mannen en vrouwen die echt van wanten weten. Het betekent ook dat je voortdurend alert moet zijn. Dat zagen we bijvoorbeeld gisteren ook. Als er transporten zijn, als militairen zich daar begeven, dan zul je ook moeten letten op ondersteuning vanuit de lucht. Dat hebben we ook gezien gisteren.


VAN STEEN:
Kun je dat nog wel een opbouw-missie noemen dan?


BALKENENDE:
Dat is natuurlijk het doel. Alleen het vervelende is dat op het ogenblik die Talibanstrijders helemaal niet bezig zijn met opbouw. Die zijn niet bezig met de perspectieven van de mensen daar. Die zijn bezig het werk dat bedoeld is om mensen te ondersteunen, te frustreren. Dat betekent dat je je niet moet laten afleiden. Wij zijn daar, zoals u zegt, voor een opbouwmissie. We zijn daar om mensen te ondersteunen. We willen dat ook doen door middel van stappen waardoor je de bevolking meekrijgt. Dat zal ook allemaal gebeuren. Maar dat veronderstelt wel dat je nu die aanslagen, die acties, die ik verderfelijk vind, dat je die goed onder ogen ziet en dat je alles doet om jezelf te beschermen.


VAN STEEN:
Betekent dat dat dan toch niet dat je meer vechtjassen daar naartoe moet sturen in plaats van mensen die bezig zijn met waterputten slaan?


BALKENENDE:
Ik vind het niet zo verstandig, zeker niet als Nederlands minister- president, om me nu te gaan begeven in militairen strategie. Dat is precies wat de terroristen en de Taliban nodig hebben: informatie van onze kant. Men zal merken dat daar een robuust leger zit, die er is om de mensen te ondersteunen en die zonodig ook kan terugslaan. Dat zal ook gebeuren.


VAN STEEN:
Iets anders dat deze week aan de orde is gekomen: de topsalarissen. Intermediair maakte bekend dat veel van die topsalarissen in de publieke en semi-publieke sector toch weer ontzettend gestegen zijn, soms met wel 37%. Verbaast u dat nou nog?


BALKENENDE:
Er is de laatste jaren natuurlijk veel gebeurd in de sfeer van topinkomens. Laten we eerst eens vaststellen dat het goed is dat zaken transparant worden gemaakt. Door de regelgeving die we als kabinet nog hebben ingezet worden zaken openbaar. Dat is een tijd niet het geval geweest. Daar begint het dus mee. In de tweede plaats, we praten over normering. U weet dat het kabinet heeft gezegd, ook in de sfeer van de publieke sector moeten we zorgen dat er een norm is. Een nieuwe norm voor het ministerssalaris en dat zal relevant zijn voor het salaris van topambtenaren. We zijn er druk mee bezig. We hebben nog wel discussie in het parlement daarover. Datgene wat je nu doet in die publieke sfeer kan weer van belang zijn voor de semi- publieke sfeer. We hebben vervolgens gezegd, de commissie-Dijkstal - die houdt zich bezig met topinkomens en met normering - die hebben we gevraagd met name stil te staan bij: wat kan er gedaan worden in die semi-publieke sfeer. Men is druk bezig. In het najaar verwachten we daar een rapportage van. Dat hebben we al eind vorig jaar naar voren gebracht.


VAN STEEN:
Toch reageert de Kamer iedere keer weer geschokt. Nu weer Bert Bakker van D66 weer bijvoorbeeld .


BALKENENDE:
Wat ik, eerlijk gezegd, een beetje gek vond: we hebben als kabinet onlangs het sociaal jaarverslag uitgebracht, over vorig jaar, over 2005. Daarin zit een hele hoop informatie over topinkomens. Ik heb, voorzover ik weet, nog geen enkele vraag daarover gehoord. Dan hoor je dus niets. Dan is er ineens een artikel in Intermediair en ineens zitten ze daar bovenop. Ik vind ook dat we op moeten passen op deze manier te reageren. Er staat iets in de pers en dan gelijk weer er bovenop. Ik vind dat je onder ogen moet zien: wat gebeurt er? Je moet vervolgens kijken: hoe kijk ik aan tegen normering in de publieke en semi-publieke sfeer? En wat zijn de mogelijkheden die je hebt om te interveniëren.


VAN STEEN:
Maar duurt dat niet te lang. Waarom is er tot op heden nog steeds niet gelukt om daar een halt toe te roepen?


BALKENENDE:
Laten we nu eens zeggen: het is makkelijker om het in de publieke sfeer te regelen, dan in de semi-publieke sfeer. In de publieke sfeer hebben we het gewoon over: wat is een ministerssalaris? Wat betekent dat voor topambtenaren? Wij als kabinet hebben nu aangegeven hoe we er tegenaan kijken. Maar ik ben nu afhankelijk van wat de Tweede Kamer doet. Ik merk dat de zaak daar op dit ogenblik niet wordt besproken. Als je nu al niet in staat bent in de publieke sfeer duidelijkheid te creëren, wat gebeurt er dan met de semi-publieke sfeer? Daarom vind ik het ook een beetje merkwaardig als men in de Tweede Kamer nu ineens zou zeggen van: we laten die discussie over de publieke sector maar even voor wat 'ie is en we gaan gelijk praten over normering in de semi-publieke sfeer. Dan ben je waarschijnlijk toch een beetje bezig met symboolpolitiek. Het gaat er mij om: je moet een goede norm formuleren in de publieke sfeer, vervolgens kijken: wat kan dat voor de semi-publieke sfeer betekenen? Twee: hoe zit dat in de verschillende sectoren. Wij als kabinet zijn er druk mee bezig. Als nu ook de Kamer die verschillende blokken goed bespreekt dan komen we een eind verder. Laten we niet omdat er nu in Intermediair een stuk staat gelijk de volgende dag met regelgeving komen. Dat zou ook een beetje te snel zijn.


VAN STEEN:
Ik kan me toch voorstellen dat mensen op straat, in het land daar toch vragen bij hebben. Uw naaste medewerkers verdienen soms meer dan u zelf verdient.


BALKENENDE:
Daar voel ik best mee mee. We hebben natuurlijk in het verleden met de energiesector gezien dat er grote salarisstijgingen zijn geweest. Dat leidt tot vragen, tot irritaties. Juist omdat meer bekend wordt, daardoor worden zaken ook eerder besproken. Ik merk dat ook. Daar komen brieven over. Het houdt mensen bezig. Daarom zeg ik ook: dan moet je ook een goed beleid voeren, weloverwogen en tempo maken. Dat hebben we ook gedaan.


VAN STEEN:
Maar u kunt toch tegen uw naaste medewerker van de Rijksvoorlichtingsdienst zeggen: we bevriezen dat soort salarissen? U bent zijn werkgever.


BALKENENDE:
Ik ga niet praten over individuele salarissen.


VAN STEEN:
Het is een voorbeeld .


BALKENENDE:
Wat de afgelopen jaren feiten gebeurd zijn, zijn twee dingen. U weet dat toen de economie goed draaide, is er het risico dat goede ambtenaren worden weggezogen naar de private sector, naar de marktsector. Toen was er een commissie, de commissie-Van Rijn die heeft gezegd: je moet wel zorgen dat er flexibiliteit is, dat je ook goede ambtenaren kunt behouden. Wat hebben we nu gezien de afgelopen jaren? Driekwart van de topambtenaren heeft een salaris dat boven het niveau van een minister zit. Nu komt het ook omdat in Nederland het fenomeen van ministerssalarissen haast onbespreekbaar is. Ik weet nog goed, toen ik minister-president werd, werd gezegd: het ministerssalaris zou nu moeten worden opgetrokken omdat dat bij topambtenaren ook is gebeurd. Ik heb toen zelf ook gezegd: dat kunnen we nu niet doen, want als je tegen mensen in Nederland zegt: een pas op de plaats, geen ruimte voor inkomensverbetering, dan moet je zelf het goede voorbeeld geven. Maar de uitkomst is dus wel dat daardoor de ministerssalarissen steeds zijn achtergebleven bij ongeveer alle andere categorieën. Dat is ook de reden waarom we nu zeggen: we doen het niet voor onszelf, de voorstellen. In een volgend kabinet moet je de zaken regelen. Dat betekent: normering in de publieke sfeer. Dat is weer van belang voor de semi-publieke sfeer. Op die manier de zaken aanpakken.


VAN STEEN:
Bent u nou stiekem een beetje jaloers op uw ambtenaren?


BALKENENDE:
Nee. Ik heb een hartstikke mooie baan. Jaloezie is altijd een slechte raadgever. Dan ben je geen knip voor de neus waard. (letterlijke tekst, ongecorrigeerd, LV)