Verjaring en artikel 72 lid 2 Wetboek van strafrecht
Verjaring
Een verdachte kan niet meer veroordeeld worden wanneer het feit door
verloop van een bepaalde termijn is verjaard. Een verjaringstermijn
loopt niet gedurende de tijd waarin de verjaring is geschorst bij
voorbeeld gedurende de tijd waarin het Hof van Justitie van de
Europese Gemeenschappen in Luxemburg in de desbetreffende zaak
prejudiciële vragen moet beantwoorden. De verjaring eindigt wanneer
deze wordt gestuit door een daad van vervolging zoals de oproeping
voor een terechtzitting. Na een stuiting begint een nieuwe
verjaringstermijn te lopen.
Wetswijziging per 1.1.2006
Per 1 januari 2006 heeft de wetgever een aantal verjaringsregels voor
strafbare feiten gewijzigd.
Die wijziging houdt in de eerste plaats voor sommige ernstige
strafbare feiten een verlenging in van tot dan geldende
verjaringstermijnen of zelfs afschaffing daarvan.
Voorts is bij die wetswijziging een algemene limiet ingevoerd van twee
maal de geldende verjaringstermijn, ook wanneer er sprake is van
stuiting of van schorsing. Voor overtredingen is de verjaringstermijn
twee jaar gebleven.
De algemene limiet voor overtredingen is dus per 1.1.2006 op 4 jaar
gesteld (twee maal 2 jaar).
Uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad heeft op 30 mei 2006 uitspraak gedaan in een zaak waarin
de verdachte, een BV, werd verweten dat zij op 16 februari 1999, in
strijd met milieuwetgeving, cadmiumhoudend speelgoed voorhanden had in
haar handelsvoorraad.
De Hoge Raad heeft ambtshalve geconstateerd dat deze zaak was
verjaard, door het verstrijken van een termijn van ruim ZEVEN jaar en
drie maanden tussen het plegen van die overtreding en de uitspraak van
de Hoge Raad.
Als gevolg van de nieuwe algemene limiet verviel immers het recht tot
strafvordering vier jaar na 16 februari 1999, ongeacht de tussentijdse
stuiting en schorsing. Daarom heeft de Hoge Raad de officier van
justitie alsnog niet-ontvankelijk verklaard.
De totale behandeling van deze zaak heeft zo lang geduurd ook omdat
het Europese Hof in Luxemburg uitspraak heeft gedaan ruim twintig
maanden nadat de Hoge Raad bij zijn tussenarrest van 23.12.2003 (LJN
AL4343) prejudiciële vragen heeft gesteld, maar ook indien geen
prejudiciële vragen aan dat Hof zouden zijn gesteld zou die algemene
limiet van 4 jaar zijn overschreden.
Den Haag, 2 juni 2006
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070-3611236
LJ Nummer
AV0359
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 2 juni 2006 Naar boven