Graag bied ik u hierbij mijn reactie aan op het verzoek van het lid Ormel tijdens het ordedebat van 30 mei jl. in de Tweede Kamer. Het lid Ormel riep het kabinet op ruimhartig hulp te verlenen aan de slachtoffers van de aardbeving in Indonesië en hij verzocht de regering om uw Kamer schriftelijk te informeren over de hulpverlening aan Indonesië.
Op 27 mei werd het gebied Midden-Java getroffen door een zware aardbeving (5,9 - 6,2 op de schaal van Richter). Het dichtbevolkte district Bantul nabij Yogyakarta is het zwaarst getroffen. Volgens opgave van de UN/OCHA en Indonaut ligt het dodental momenteel op 5.698; het aantal gewonden op meer dan 8.000. Naar schatting zijn 20.684 huizen vernield en 44.445 beschadigd, aldus het reeds bestaande Indonesische coördinatieorgaan voor disaster relief (BAKORNAS). Het aantal ontheemden wordt geschat op minimaal 200.000, maar mogelijk (veel) meer. Infrastructuur en communicatiesystemen zijn zwaar beschadigd, maar de overheidsorganen functioneren nog wel. Geluk bij een ongeluk is dat er, vanwege de dreigende uitbarsting van de nabijgelegen vulkaan Merapi, reeds de nodige noodhulpgoederen en hulpverleners op Java samen waren gebracht en dat nog grote voorraden aanwezig waren in andere delen van Indonesië (onder andere Atjeh). VN-organisaties zoals UNDP en UNICEF waren reeds in het rampgebied actief, evenals hulpteams van NGO's zoals CARE, Cordaid en Artsen zonder Grenzen.
Indonesië zal volgens diverse bronnen geen verzoek om hulp doen, maar accepteert aangeboden hulp wel. Internationale assistentie wordt gecoördineerd door BAKORNAS. Coördinatie en aansturing van de kant van de Indonesische autoriteiten was aanvankelijk gebrekkig, maar de coördinatie verbetert gestaag. Op 30 mei is het United Nations Disaster Assessment and Coordination (UNDAC) team van UN-OCHA gearriveerd: in de komende dagen wordt een gezamenlijk door de Indonesische autoriteiten en UNDAC opgesteld Emergency Response Plan verwacht. Het lijkt erop dat de onmiddellijke financiële noden op dit moment inmiddels redelijk gedekt worden. De VN kondigde afgelopen dinsdag aan dat bijvoorbeeld veldhospitalen niet meer nodig zijn.
Ik heb namens de Nederlandse regering op 28 mei EUR 1 miljoen beschikbaar gesteld voor noodhulp via de Internationale Federatie Rode Kruis. Deze eerste snelle bijdrage aan het IFRC - dat al uitgebreid werkzaam was in Indonesië vanwege de Tsunami en de dreigende uitbarsting van de Merapi - lijkt zeer efficiënt besteed te worden. Daarnaast heb ik op 31 mei EUR 1 miljoen ter beschikking gesteld aan de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) voor het transport van gewonden uit overvolle ziekenhuizen naar tijdelijk onderdak (Medivac) en vervoer van medische en andere noodhulpgoederen. De minister van Economische Zaken heeft dit tijdens diens handelsmissie aangeboden aan de Indonesische regering. De Indonesische autoriteiten achten grootscheepse inzet van buitenlandse militaire middelen in verband met de ramp niet noodzakelijk. Omdat veel hulpgoederen nog lokaal en regionaal opgeslagen zijn, onder andere als reserve noodgoederen na de tsunami in Atjeh, ligt het niet in de rede om een luchtbrug met hulpgoederen in te zetten vanuit Europa of Nederland.
Aan de hand van het Emergency Response Plan van de VN in Jakarta, dat naar verwachting de komende dagen gepresenteerd zal worden, zal ik eventuele verdere bijdragen overwegen.
Andere donoren die geld ter beschikking hebben gesteld zijn onder andere: Australië (E 6 mln.) Japan (E 8,3 mln), EU (E 3 mln.), Verenigd Koninkrijk (? 4 mln.), Noorwegen (E 1,3 mln.), Duitsland (E 0,5 mln) en Ierland (E 0,5 mln).
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
---- --
Ministerie van Buitenlandse Zaken