Ministerie van Algemene Zaken

Inleiding van de minister-president voor de lunch met leden van de Buitenlandse Pers Vereniging, Den Haag, 31 mei 2006

Dames en heren,

Ben blij met deze gelegenheid om met u bij te kunnen praten.

Wil graag eerst enkele opmerkingen maken. Daarna ga ik graag in op vragen die u heeft.

Er zijn drie onderwerpen waarover ik iets wil zeggen: het beeld van Nederland als een tolerant land; de samenwerking in Europa;
hervormingen als basis voor sociaal-economisch herstel.

Nederland als tolerant land

U weet dat in 2002 in Nederland de discussie over de multiculturele samenleving, de islam en de integratie van nieuwkomers in een stroomversnelling is gekomen (Pim Fortuyn en anderen).

In Europa is Nederland - na Frankrijk - het land met de relatief grootste groep moslims. In onze grote steden is een kwart of meer van de bevolking van niet-westerse afkomst.

We zijn dus een land met een grote diversiteit aan mensen. En daar zijn we trots op.

Tegelijkertijd zijn we ook een land dat de vrijheid hoog in het vaandel heeft.
We zijn van oudsher gewend zaken op een open en directe wijze te bespreken. In het publieke debat gaat het er soms stevig aan toe.

Beide zaken - diversiteit en vrijheid in het debat - zijn ons dierbaar. Ze horen bij Nederland.

Maar de combinatie brengt wel een bepaalde spanning met zich. Visies kunnen botsen. Emoties kunnen hoog oplopen.

Onze democratie, met de waarden die daarin zijn verankerd, is sterk genoeg om die spanning op te vangen. [Neem bijvoorbeeld het spanningsvolle maatschappelijke klimaat na de moord op Theo van Gogh, in 2004. Dat gaf velen in Nederland juist een impuls om zich in de eigen omgeving actief voor versterking van maatschappelijke binding in te gaan zetten.]

Wie kritiek heeft op de islam - zoals Ayaan Hirsi Ali - mag dat uiten in Nederland.

Ayaan Hirsi Ali is een markante vrouw die zich stevig in het publieke debat over de islam manifesteert. Ze heeft belangrijke nieuwe impulsen gegeven aan de discussie over integratie en vrouwenrechten, maar daarbij ook veel weerstanden opgeroepen.

Voor mensen als zij, is en blijft plaats in Nederland. Mensen met uitgesproken meningen zijn en blijven in Nederland welkom. We zijn vanaf de 16de eeuw steeds een open, tolerant land geweest. Dat heeft ons succes mede bepaald. En dat geven we nooit op.

Er is geen sprake van dat mevrouw Hirsi Ali wordt uitgewezen. Het onderzoek naar haar status heeft niets te maken met haar opvattingen of haar optreden. Dit is een puur juridische kwestie die draait om de rechtsgeldigheid van haar naturalisatie. Daarop richt het onderzoek zich.

Maar wat de uitkomst ook zal zijn: mevrouw Hirsi Ali zal altijd welkom zijn in Nederland en zal in vrijheid haar opvattingen kunnen geven.

Ik verbaas me dan ook over commentaren over afnemende tolerantie in Nederland in verband met deze kwestie. Mevrouw Hirsi Ali is in Nederland geen strobreed in de weg gelegd bij het uiten van haar opvattingen. De overheid heeft haar steeds intensief beschermd.

Natuurlijk, het integratievraagstuk roept veel emoties op. Dat is in heel veel landen zo. Maar ik houd staande dat we in Nederland samen op dit gebied steeds een stap verder komen. Ons beleid is gebaseerd op de overtuiging dat verscheidenheid alléén kan bloeien op een basis van gedeelde waarden: vrijheid, gelijkheid, verantwoordelijkheid, respect voor andersdenkenden.
Die overtuiging wordt breed gedeeld.

We hebben onze problemen, net als andere landen. Maar: grootschalige rassenrellen hebben zich hier niet voorgedaan; Radicale partijen vinden in Nederland geen voedingsbodem; Nieuwkomers komen in groten getale op bij lokale verkiezingen; Onze jeugdwerkloosheid is veel lager dan elders in Europa, waardoor jongeren relatief goede kansen hebben.

Samenwerking in Europa

Dames en heren, Nederland is een open land. Een land dat internationale verantwoordelijkheid neemt.
Zeer actief in ontwikkelingssamenwerking. Zeer actief voor vrede en veiligheid, onder andere in Afghanistan. Maar ook zeer actief als partner in Europa.

Nederland is Europees gezind. Zeven op de tien Nederlanders vinden het EU- lidmaatschap een goede zaak. En dat is ruim boven het Europees gemiddelde.

Het Nederlandse 'nee' tegen het Grondwettelijk Verdrag is dan ook geen afwijzing van Europa.

Het is geen roep om 'minder Europa'. Maar een roep om een Europa dat zijn energie richt op grensoverschrijdende vraagstukken die gewone mensen van belang vinden.

Soms betekent dat juist méér Europa.

Er bestaat wel degelijk draagvlak in Nederland voor sterkere samenwerking op het gebied van milieu, veiligheid, asiel, economie en energie. Dat blijkt uit onderzoek dat de regering heeft laten uitvoeren.

Mijn conclusie is dat we binnen de grenzen van subsidiariteit krachtig door moeten gaan met de Europese integratie. Met volle aandacht voor de inhoud.

De inhoud moet leidend zijn. Vorm volgt inhoud.

De ontwerp-Grondwet confronteerde mensen met een Europese werkelijkheid die te ver af stond van hun eigen beleving.

Het 'nee' is niet alleen een Frans of een Nederlands vraagstuk. Het probleem zit dieper: de duidelijke afstand tussen Brussel en Straatsburg en de leef- en denkwereld van de bevolking in veel lidstaten.

Eerste zorg is nu Europa de goede dingen te laten doen en zo het vertrouwen te herwinnen. Ik zit wat dat betreft op dezelfde lijn als mijn vriend José Manuel Barroso.

Sterkere samenwerking op de terreinen waar we alleen samen tot resultaten kunnen komen. Elkaar de ruimte laten op de terreinen die lidstaten heel goed zelf kunnen regelen, zoals de arbeidsmarkt en de sociale zekerheid.

Een punt van zorg van veel Nederlanders is wel de uitbreiding van de Unie.

Met de toetreding van nieuwe landen worden stabiliteit en welvaart verbreed. Maar ondoordachte stappen kunnen de Europese constructie ondergraven.

Nederland vindt dat zeer strak de hand gehouden moet worden aan de criteria voor toetreding. Dat is echt essentieel om het draagvlak voor uitbreiding te behouden. Alleen met steun van onze burgers kunnen we ook in de 21ste eeuw van Europa een succes maken.

Nederland wil tot de gangmakers en vernieuwers in Europa blijven behoren. Dat blijkt bijvoorbeeld uit ons pleidooi, samen met België en Luxemburg, voor een gemeenschappelijke energiestrategie.

We zijn en blijven een loyale, constructieve en creatieve partner in de Europese Unie.

Hervormingen als basis voor sociaal-economisch herstel

Dames en heren, tot slot nog kort enkele woorden over het recente economisch herstel van Nederland.

Een jaar of tien geleden werd gesproken over de successen van het Poldermodel. Maar vanaf 1997 verslechterde onze concurrentiepositie. Inmiddels is Nederland in Europa weer een frontrunner. Dat brengt me bij de hervormingsagenda van dit kabinet en bij de akkoorden die we met de sociale partners hebben gesloten.

Zoals u weet, waren de afgelopen jaren niet gemakkelijk.

Door hoge loonkosten en een aantal structurele problemen werd Nederland begin deze eeuw zwaar getroffen door de economische stagnatie.

We hebben die jaren gebruikt om noodzakelijke wissels om te zetten. Loonkosten zijn gematigd;
We hebben extra geïnvesteerd in kennis en onderwijs; Langer doorwerken wordt gestimuleerd; De sociale zekerheid is ingericht op het aan het werk helpen van mensen. De term 'werkloos' is in ons denken vervangen door 'in between jobs'. Er is een nieuw, rechtvaardig ziektekostenstelsel ingevoerd dat ook in de toekomst solide blijft.

Al die maatregelen samen hebben succes. Het beleid heeft gewerkt. Dat blijkt, want:
Elke maand komen er vele nieuwe banen bij. De werkloosheid - toch al relatief laag in Nederland - is gedaald tot 6%. Het aantal arbeidsongeschikten daalt ook. De export groeit flink.
De investeringen groeien.
De economische groei ligt inmiddels ruim boven het Europese gemiddelde.

Ondanks maatschappelijke tegendruk heeft mijn kabinet een ingrijpende hervormingagenda uitgevoerd, in een tijd dat de economie fors tegenzat. Steeds duidelijker blijkt dat het beleid noodzakelijk was en succesvol is.

Van hekkensluiter zijn we weer koploper in Europa geworden. En dat is de positie waar we willen blijven. En zúllen blijven.

Afsluiting

Dames en heren, ik herken me niet in het beeld dat de afgelopen weken van Nederland wordt geschetst.
Nederland is en blijft een open en tolerant land waarin mensen vrij voor hun mening kunnen uitkomen.
Samen met de Scandinavische landen doen we het meest aan ontwikkelingssamenwerking.
We leveren een substantiële bijdrage aan stabiliteit en veiligheid in de wereld (Balkan, Afrika, Afghanistan). Onze kennis en kunde op het gebied van watermanagement, duurzaamheid, design en landbouw genieten wereldfaam. Nederland maakt serieus werk van hervormingen en laat zien dat moedig beleid succes heeft.

Kortom, ik vind Nederland een land om trots op te zijn. U kunt ervan op aan dat we ons als zelfbewuste en constructieve partner zullen blijven opstellen.