Persverklaring hoofdofficier Den Hollander in de zaak Vaatstra
Leeuwarden, 31 mei 2006
1. Inleiding
Zojuist heb ik een petitie ontvangen van de heer Vaatstra en de heer
Nawijn. Daarin wordt gevraagd om grootschalig DNA-onderzoek te laten
verrichten en DNA-onderzoek onder politiemensen. Ik heb daarover
vervolgens hier in het gerechtsgebouw met hen beiden van gedachten
gewisseld.
Alvorens u daarover meer te vertellen, ga ik ook graag op enkele
andere aspecten van het onderzoek in.
Ruim 7 jaar geleden werd Marianne Vaatstra vermoord. Sindsdien doen
politie en OM onderzoek naar dit afschuwelijke misdrijf. De wens het
op te lossen verbindt politie, OM, de familie Vaatstra, de heer Nawijn
en de samenleving.
2. Omvang en duur van het onderzoek in de afgelopen 7 jaar
Die wens de zaak op te lossen leidde ertoe dat door politie en OM
kosten noch moeite zijn gespaard in dit onderzoek. Ik licht u dat toe.
Van mei 1999 tot juli 2003, dus gedurende meer dan vier jaar, is door
twee volledige Recherche Bijstand Teams (RBTâs) en een
Second-Opinion-team uitzonderlijk lang en intensief gewerkt om deze
zaak op te lossen. Dat betekent dat in die periode steeds voor kortere
of langere tijd vele tientallen politiemensen en parketmedewerkers
actief waren; achtereenvolgens in het eerste RBT tot juli 2001 ruim 60
mensen, in het Second-Opinion-team dat heeft onderzocht of er na dat
eerste onderzoek nog mogelijkheden waren voor verder onderzoek 11
mensen, en vervolgens in een tweede RBT tot juli 2003 ruim 40 mensen.
Het onderzoek van de Second-Opinion-Commissie vond op eigen initiatief
van het OM plaats omdat we wilden toetsen of er in het eerste
onderzoek niets was nagelaten dat naar professionele maatstaven wel
had moeten gebeuren. Dit Second-Opinion-onderzoek is verricht door
onafhankelijke buitenstaanders, waaronder van politiezijde twee
plaatsvervangende korpschefs uit andere regioâs, commissarissen van
politie met een langjarige recherche-ervaring. Hun aanbevelingen voor
verder onderzoek vormden de basis waarop het tweede RBT heeft gewerkt.
In de beide RBT-onderzoeken zijn in de loop der jaren alleen al een
kleine 2500 tips op personen nagetrokken.
Bovendien is, meer dan in enig ander onderzoek waarvoor het College
sinds 2001 toestemming gaf, gebruik gemaakt van gerichte
DNA-vergelijking op vrijwillige basis: dat gebeurde ruim 900 maal. Van
mijn collegaâs in Alkmaar weet ik dat ook het daar thans lopende
DNA-onderzoek betrekking heeft op een veel kleiner aantal personen en
ik meld u dat met hun toestemming.
Al deze onderzoekshandelingen door zeer omvangrijke politieteams
hebben echter helaas nog steeds niet tot de oplossing van dit
afschuwelijke misdrijf geleid.
Daarom is ook nà juli 2003 het onderzoek steeds voortgezet als er
nieuwe informatie binnenkwam. Sindsdien kwamen nog eens zoân 500
tips binnen. Bovendien zijn nog overgebleven losse einden afgewerkt,
zoals het horen van een getuige in Engeland, nadat de Engelse
autoriteiten daarvoor pas na lange tijd toestemming hadden gegeven. En
er werden en worden in het Cold-case-team van de politie Fryslân
politiemensen beschikbaar gehouden voor nieuw onderzoek. Tot op de dag
van vandaag wordt informatie die wij krijgen onderzocht.
3. het onderzoek-Akerboom
Daarom vinden het Openbaar Ministerie te Leeuwarden en de Regiopolitie
Fryslân het onbegrijpelijk dat tot nog toe informatie die naar hun
zeggen zou kunnen leiden tot de oplossing van de moord op Marianne
Vaatstra, door de heer Nawijn en de gepensioneerde rijksrechercheur
Akerboom (het âteam-Nawijnâ) wordt achtergehouden en niet ter
beschikking wordt gesteld aan politie en justitie.
Nawijn en Akerboom hebben dit standpunt vrijdag jl. tijdens een
bijeenkomst te Zwaagwesteinde opnieuw ingenomen. Zij gaven daar een
toelichting op het door Akerboom ingestelde onderzoek en maakten
bekend vier potentiële âverdachtenâ op het oog te hebben.
Onderbouwing van die mededeling is niet gegeven, maar intussen is wel
opnieuw in het openbaar gesuggereerd dat ook politiemensen mogelijke
verdachten zijn.
Nawijn heeft echter vanmiddag tegenover mij verklaard dat hij thans
overweegt concrete informatie die in zijn bezit is aan politie en OM
te verstrekken. Dat juichen wij toe.
Het was immers de wereld op zijn kop: voor het voorbereiden en voeren
van een strafproces tegen een verdachte van de moord â en dat moet
toch het doel zijn van ieder onderzoek in deze zaak - zijn de
opsporingsbevoegdheden van politie en justitie onontbeerlijk. Daarover
beschikken Nawijn en Akerboom niet. Zij hebben in dat opzicht geen
andere positie en niet meer bevoegdheden dan welke burger dan ook. Ze
kennen bovendien het zeer omvangrijke onderzoeksdossier niet (alleen
het onderzoek van het eerste RBT was al een stellingkast vol ordners
die een wand van vele meters in beslag nam).
Dat dossier staat vol met privacygevoelige gegevens, zoals de namen
van de vele duizenden mensen op wie in de loop van die zeven jaar is
getipt of die DNA hebben afgestaan, maar die allemaal niets met de
zaak te maken bleken te hebben. Vanzelfsprekend, en juist daarom,
behoren die namen niet aan derden, zoals Nawijn en Akerboom, bekend
gemaakt te worden voor het âcheckenâ van hun eigen onderzoek.
Op Koninginnedag is door Nawijn een rapport van door Akerboom verricht
onderzoek openbaar gemaakt, waaraan de Telegraaf uitvoerige
(voor)publicaties wijdde. De versie van dat rapport die op internet is
gepubliceerd â de volledige versie wil men nog steeds niet ter
beschikking stellen - bevat over enkele, als nieuwe feiten en losse
einden gepresenteerde aspecten van de zaak, niet meer dan â soms
tegenstrijdige â meningen, vermoedens en veronderstellingen.
Inmiddels is gebleken dat de ânieuwe feitenâ en âlosse eindenâ die in
de publiciteit zijn gebracht niet nieuw zijn en destijds al zijn
onderzocht.
Indien en voor zover er daadwerkelijk sprake mocht zijn van nieuwe
feiten, heb ik vanmiddag aan Nawijn toegezegd dat daarnaar
vanzelfsprekend onderzoek zal worden verricht.
4. De beslissingen over een grootschalig DNA-onderzoek
Tenslotte het grootschalig DNA-onderzoek waarover vandaag een petitie
is aangeboden..
Ik herhaal nog eens dat in deze zaak meer dan 900 vrijwillige
DNA-afnames plaatsvonden. Er vónd in deze zaak dus op grote schaal
gericht DNA-onderzoek plaats, meer dan in alle gevallen waarvoor in de
afgelopen jaren in Nederland toestemming werd verleend!
De beslissing om voor die vorm van DNA-onderzoek te kiezen is reeds 6
jaar geleden genomen.
In het voorjaar van 2000 zijn een aantal mogelijke richtingen voor de
voortzetting van het toen al ongeveer een jaar lopende onderzoek
gepresenteerd. Een van die opties was een grootschalig
DNA-bevolkingsonderzoek onder een groep van grofweg 20.000 mannen in
een straal van 15 km rond de PD. Een andere optie was om een
DNA-onderzoek te doen onder gerichte groepen mannen. Ik heb gekozen
voor dit laatste alternatief. Het onderzoek is vervolgens op die basis
voortgezet.
Kort samengevat komen de argumenten waarom destijds voor een gericht
onderzoek en niet voor een grootschalig bevolkingsonderzoek is
gekozen op het volgende neer. Zoân grootschalig bevolkingsonderzoek
zou zich te ver van een normale strafrechtelijke aanpak verwijderen
doordat het zich vooral op weigeraars â mensen die niet verdacht zijn
â zou gaan richten; de kans werd zeer groot geacht dat de dader niet
zou meewerken; bij zoân onderzoek moest rekening worden gehouden met
een zeer aanzienlijke groep weigeraars, en het was niet zeker dat de
dader zich binnen de te onderzoeken groep zou bevinden.
Die argumenten zijn destijds overgenomen door het College van PGâs en
in oktober 2000 is die beslissing met alle afwegingen die daarin een
rol speelden door de toenmalige minister Korthals aan de Tweede Kamer
ter kennis gebracht. Hij achtte de beslissing verantwoord en minister
Donner heeft vorige week aan de Tweede Kamer laten weten dat die
argumenten nog onverkort gelden.
Ook de rechter in kort geding heeft de beslissing geen
DNA-bevolkingsonderzoek in te stellen destijds zowel in eerste aanleg
als in hoger beroep getoetst en in stand gelaten.
5. De petitie
Vandaag is in een petitie gevraagd om alsnog een grootschalig
DNA-onderzoek te laten verrichten.
Feiten die zouden rechtvaardigen terug te komen op de tot nu toe
genomen beslissingen zijn niet naar voren gebracht. Ook het
internetrapport-Akerboom bevat op dit punt geen nieuwe feiten en geeft
slechts de opinie van een aantal van zijn zegslieden over de destijds
genomen beslissing weer.
Ik heb de heren Vaatstra en Nawijn dan ook aan het slot van ons
gesprek medegedeeld dat ik niet aan hun verzoek betreffende een
bevolkingsonderzoek zal voldoen.Â
Openbaar Ministerie