Ministerie van Justitie

Donner past verjaringstermijn voor overtredingen aan 1 juni 2006
De maximale verjaringstermijn na stuiting van de verjaring voor alle overtredingen gaat omhoog van vier naar tien jaar. Dit blijkt uit een wetsvoorstel van minister Donner dat vandaag naar de Tweede Kamer is gestuurd. In de huidige regeling vervalt het recht van strafvervolging bij overtredingen waarvan de verjaring door een daad van vervolging is gestuit, in ieder geval na vier jaren na aanvang van de oorspronkelijke verjaringstermijn: het tijdstip waarop het feit is gepleegd. Dit heeft de Hoge Raad bevestigd op 31 mei 2006.

Deze wijziging is nodig omdat de ervaring leert dat de onherroepelijke afdoening van strafzaken bij overtredingen soms pas na vier jaren haar beslag krijgt. Dit kan het geval zijn wanneer tegen het in eerste aanleg gewezen vonnis hoger beroep wordt ingesteld. De kansen op overschrijding nemen toe, wanneer vervolgens beroep in cassatie wordt ingesteld. Bij het opstellen van de huidige verjaringsregeling - die op 1 januari 2006 in werking trad - is daar onvoldoende rekening mee gehouden.

Deze reparatiewetgeving zal van toepassing zijn op overtredingen die op het tijdstip van haar inwerkingtreding niet zijn verjaard. Het is de bedoeling dat deze wetgeving op de kortst mogelijke termijn in werking zal treden. Daardoor kan het aantal beëindigingen van strafzaken inzake overtredingen als gevolg van verjaring na vier jaar beperkt blijven. Het is op dit moment niet mogelijk exact aan te geven om hoeveel zaken het gaat, naar schatting betreft het enkele tientallen zaken.