Partij van de Arbeid


Den Haag, 01 juni 2006


Bijdrage van het lid Meijer(PvdA) aan het algemeen overleg met de ministers voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer


over het kabinetsstandpunt "De Krachtige Buurt" (30 128, nr. 6)


(GESPROKEN WOOPRD GELDT)


* In 2005 bracht de WRR aan de regering advies uit over 'Vertrouwen in de buurt'. Een inspirerend en sprankelend advies over het herstel van vertrouwen in met name de achterstandswijken van de grote steden. Tussen bewoners onderling, maar ook tussen bewoners en maatschappelijke instellingen zoals woningcorporaties en de (lokale) overheid. Centraal in het advies van de WRR staat de vraag hoe mensen in hun directe leefomgeving (kunnen) bijdragen aan de aanpak van leefbaarheidsproblemen in hun buurt. En de vraag hoe de (lokale) overheid en sociale spelers in de buurt het vertrouwen van bewoners kunnen (her)winnen. Vanuit die vraagstelling heeft de WRR vooral gekeken naar de manier waarop het sociaal kapitaal in de buurt kan worden versterkt. Om bewoners bij hun buurt betrekken, moet er actief worden ingespeeld op hun behoeften en kwaliteiten. Bewoners willen serieus worden genomen en gerespecteerd, door elkaar, door uitvoerders en professionals èn door de politiek.
* De kern van het advies aan gemeenten en rijk is: toon vertrouwen in burgers, in mensen, geef hen de ruimte en de mogelijkheden om zelf kleur en inhoud te geven aan de eigen directe woon- en leefomgeving. Vergroot daartoe hun handelings- en beslissingsruimte. Bouw aan vertrouwen door een kansgericht buurtbeleid voor jongeren, ouderen, creëer werk, maak zichtbaar dat de overheid en andere belangrijke buurtspelers tussen de mensen staan en niet er tegenover of er boven. Om vertrouwen te genereren en op te bouwen is het noodzakelijk dat de overheid de eerste stap zet.
* De mensen in de buurt horen centraal te staan, maar die kunnen alleen slagen indien zij worden ondersteund en gestimuleerd door hun (deel)gemeente en sociale spelers. De laatsten kunnen die verantwoordelijkheid alleen waarmaken indien ze kunnen bouwen op de inhoudelijke en procesmatige steun van met name het en rijk. Daarvoor is het noodzakelijk dat de overheid de randvoorwaarden creëert en de eerste stap zet.
* De kabinetsreactie 'De krachtige buurt' (Pechtold/Dekker) is vanuit die optiek bezien obligaat, mist de sprankeling van het WRR-advies, ontbeert kracht en vooral visie. En dat is teleurstellend en een gemiste kans. Het kabinetsstandpunt bevat een opsomming van lopend beleid ('dat doen we al'). We lezen zinnen als: gemeenten en instellingen in de buurt opereren al aan de hand van vigerend rijksbeleid en instrumenten. Het rijk heeft specifiek beleid ontwikkeld dat inwerkt op de buurt.(...) Dit beetekent dat gemeenten en burgers in staat worden gesteld de rol te vervullen die het rijk voor ogen heeft.


Dat is nou typisch de institutionele logica, waartegen in het WRR-advies stelling wordt genomen. Veel beleid gericht op de buurt is geïnspireerd vanuit een systeemlogica, die vaak voorbij gaat aan de concrete leef- en ervaringswereld van bewoners.
* Het kabinet gaat voorbij aan de kern van het advies en aan de aanbevelingen die zich in het bijzonder tot de rijksoverheid richten: (1) vernieuw en investeer in versterking van de lokale democratie door meer beslissingsruimte voor bewoners te creëren, en (2) heroverweeg het bestaande rijksbeleid zoals dat vanuit Den Haag 'neerdaalt' op de steden en buurten, met name op het gebied van jeugd, kwetsbare groepen, ouderen, onderwijs, werk en inburgering, aanpak verslaafden en drugsgebruik. Dat beleid moet kritisch worden herbezien op zijn praktische uitwerking en effectiviteit op buurtniveau en veel meer gefocussed worden op het bevorderen van kansen. Dit vraagt om een breed gedragen en robuuste visie op buurtbeleid van de belangrijkste landelijke spelers. Maar dat vereist ook een herbezinning op de heersende bestuurlijke cultuur en vraagt om een werkelijk 'Andere Overheid'.
* In twee opzichten wil ik vooral minister Pechtold aanspreken. (1) als minister voor Bestuurlijke Vernieuwing (en van D66) en ook nog kabinetstrekker van het project 'Andere Overheid'. (2) de minister is ook verantwoordelijk voor het grotestedenbeleid en dus de eerstverantwoordelijke binnen het kabinet voor een gecoördineerde aanpak van grootstedelijke problemen. In die rol ziet de minister zichzelf als 'rijksmarinier en bruggenbouwer (....) Ik verbind stedelijke problemen en rijksoplossingen aan elkaar, of het nou gaat om onderwijs, softdrugs of inburgering. Dit kabinet voegt de daad bij het woord, en zet dat voort (de Volkskrant van 14 februari 2006).
* Op het eerste punt verwijst de minister naar de gemeente als eerstverantwoordelijke voor buurtbeleid. Dat is waar maar niet voldoende. Van het kabinet en zeker van deze minister mag een visie worden verwacht op de inhoudelijke uitdaging van de WRR. Hoe kunnen bewoners worden verleid en ondersteund, zodat ze zelf een grotere verantwoordelijkheid willen en kunnen nemen voor de eigen buurt en de eigen lokale samenleving. Welke nieuwe vormen van participatie en betrokkenheid kunnen worden ontwikkeld en gestimuleerd?
* Het kabinet moet zich niet achter de gemeente willen verschuilen, waar het nadrukkelijk ook op zijn verantwoordelijkheid wordt aangesproken. Op één punt wijkt het kabinet overigens van die lijn af en dat betreft de opvatting van de minister dat wijkbudgetten een vaste plaats in de wijkaanpak moeten krijgen, zodanig dat bewoners een beslissende invloed op de besteding van dit budget krijgen. Hier kiest de minister wel uitdrukkelijk positie. En mijn fractie steunt die visie.Ook de PvdA vindt dat bewoners die zich inzetten voor de buurt worden gesteund en ondersteund door een wijkbudget of bewonersbonus. Mijn fractie vindt dat buurtbudgetten blijvend moeten worden ingevoerd en dat de zeggenschap daarover aan bewoners wordt gegeven. Wij gaan er van uit dat de ¤ 25 mln. die de minister wil bestedeen aan de aanpak van leefbaarheidsproblemen in 10 steden/wijken in 2006/2007 ook volgens die formule ('beslissende invloed van bewoners') zal worden ingezet. Vindt de minister dat ook? Is trouwens de ¤ 10 mln. oorspronkelijk bestemd was voor het burgemeestersreferendum inzetbaar voor initiatieven versterking bewonersinitiatieven/versterking lokale democratie.
* Op andere voorstellen en suggesties van de WRR blijft het stil in de reactie. Daarom zou ik graag willen weten hoe de minister bijvoorbeeld aankijkt tegen voorstellen om bewoners te laten stemmen over prioriteiten voor hun buurt, zoals in het voorbeeld van de 'buurtrechten'. Bewoners brengen bij gemeenteraadsverkiezingen ook een stem uit op verschillende bewonersinitiatieven.


De uitslag van stemmingen onder buurtbewoners wordt omgezet in een contante toewijzing van financiële middelen aan de meest favoriete initiatieven. De overheid houdt regie over basispakket aan voorzieningen, bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid. Deze basispolitiezorg wordt exclusief aangeboden door de politie. Maar daar bovenop komt een buurtpakket in de vorm van buurtrechten, dat bewoners zelf kiezen en dat bijvoorbeeld kan bestaan uit extra surveillances op straat. De overheid faciliteert en houdt toezicht. Maar bewoners bepalen dan zelf de contouren van hun buurt en kleuren die zelf in. Met decentrale leefbaarheidsbudgetten zijn goede ervaringen opgedaan in gemeenten als Hoogeveen, Zwolle, Delft, Breda en Deventer.
De politiek wat verder uit de buurt en meer beslissingsbevoegdheid overlaten aan bewoners. Hoe kijkt de minister aan tegen de gedachte van een stimuleringsbijdrage om goede bewonersinitiatieven te stimuleren en uit te lokken. Past dat in het format van de ¤ 25 mln.? Of een stimuleriingspremie of een jaarlijkse prijs voor gemeenten die echt ruimte maken voor bewonersinitiatieven. Is de minister daartoe bereid? Wat vindt de minister in dat verband van de suggestie om een percentage van het GSB-geld te bestemmen voor burgerinitiatieven met als belangrijkste criterium instemmingsrecht voor bewoners? Wij vinden dat de minister gewoon veel meer kan doen
* Ik kom nu aan de coördinerende rol van de minister voor grootstedelijke vraagstukken binnen het kabinet. De minister als 'rijksmarinier' zeg maar. Op dit punt is er naar de opvatting van de PvdA een veel scherpere uitvoeringsstrategie nodig. Er lijkt een groot gebrek aan coördinatie en nog steeds een overmaat aan verkokering, juist waar het beleid betreft dat direct 'neerslaat' in de buurt.. En wat op rijksniveau niet verenigd kan worden, werkelijk integraal beleid, kan op het lokale en buurtniveau niet goed werken.
* De reactie van het kabinet komt op een moment dat de negatieve effecten van het huidige kabinetsbeleid, met name in de achterstandswijken van de grote steden maar ook in plattelandsgebieden, steeds zichtbaarder worden. Het beleid van het kabinet Balkenende is desastreus geweest voor de steden. De jeugdwerkloosheid steeg tot een ongekende hoogte. Het aantal arme gezinnen steeg in vier jaar met 100.000. Armoede doet opnieuw zijn intrede in de buurt, niet alleen onder mensen zonder werk, ook onder werkenden en alleenstaande ouderen die uitsluitend van een AOW-uitkering moeten rondkomen. De bezuinigingen van dit kabinet op de individuele huursubsidie, de bevriezing van de AOW en sociale uitkeringen hebben de leefsituatie in de buurten waarover we spreken, verslechterd. Voedselbanken en minimawinkels hebben hun intrede gedaan. We hoeven hier nu niet het debat te voeren over de forse bezuinigingen op gesubsidieerde arbeid. Maar één ding is duidelijk en in het kader van onze discussie uiterst relevant: bij duizenden verenigingen, scholen, clubs en instellingen zijn mensen ontslagen, waardoor een slag is toegebracht aan onderling vertrouwen en aan sociale binding in de buurt. Veel klassenassistenten en conciërges zullen nog verdwijnen. Onderwijskrachten zullen zwaarder worden belast, kinderen krijgen minder aandacht en de klassenassistenten en conciërges zitten werkeloos thuis. Dat schept geen vertrouwen in de buurt.
* Gesubsidieerde arbeid in de vorm van ID- en WIW-banen heeft in veel buurten in het land bijgedragen aan de leefbaarheid en veiligheid. Het mes sneed daarbij aan twee kanten. Mensen met weinig perspectief op betaald werk kregen een baan. En er kwam meer capaciteit beschikbaar voor maatschappelijk nuttige functies die eerder waren wegbezuinigd door het kabinet in de sfeer van toezicht, onderhoud en beheer in de openbare ruimte en in openbare voorzieningen. Conciërges op scholen, stads- en parkwachten, bewakers van fietsenstallingen, toezichthouders in zwembaden etc. Door het kabinet Balkenende is fors bezuinigd op deze budgetten.


Veel ID-ers hebben hun baan al verloren of deze staat op de tocht. Nieuwe instromers hebben geen kans meer. Het kabinet heeft onder druk van sociale partners van 7.200 ID-banen gewone banen gemaakt, maar de rest van de ruim 50.000 ID-banen dreigt te verdwijnen. Zo staan de banen van 4.000 conciërges op de tocht. Ook is het aantal stadswachten inmiddels al met 1400 afgenomen. Het Parool van 22 mei meldde dat het schoolbesturen en gemeenten niet lukt om 6000 van de 12.000 ID-banen in het onderwijs te behouden, omdat de rijksbijdrage vanaf 1 januari is gestopt.. De PvdA wil dat ID-banen blijven bestaan in de vorm van opstap- en vangnetbanen, om zo mensen meer kans op arbeidsparticipatie te bieden en leefbaarheid en welzijn in de buurt te vergroten. Wil de minister aangeven hoe hij hier tegenover staat en wat hij vanuit zijn coördinerende verantwoordelijkheid heeft ondernomen om paal en perk te stellen aan deze verslechtering van het woon -en leefklimaat in buurten?


* De PvdA wil een inhaalslag maken voor taallessen aan oudkomers. In de BeterBegroting maakt de PvdA voor de komende jaren een bedrag van ¤ 300 mlnn. vrij voor scholing van oud- en nieuwkomers. Grote groepen nieuwkomers in de achterstandswijken en -buurten van de grote steden, staan maatschappelijk aan de kant. Alleen al de groep oudkomers met een uitkering of ouder van een schoolgaand kind bestaat uit circa 450.000 mensen. In het huidige tempo hebben we nog tientallen jaren nodig om deze groep op het gebied van taal verder te helpen. Die tijd is er niet. Het kunnen spreken van de Nederlandse taal is een essentiële voorwaarde om volop te kunnen meedoen in de buurt, in contacten met kinderen, buurtbewoners, de school, de kinderopvang en allerlei andere maatschappelijke voorzieningen. Wil de minister aangeven hoe hij tegen deze problematiek aankijkt wat betreft timing en fasering en wat hij richting zijn collega van V&I heeft ondernomen of gaat ondernemen?
* Prioriteit in de prestatiecontracten van de politie voor de wijkagent-functie/buurtregisseur. De PvdA wil een lokale verankering van de politie en verbinding met de lokale samenleving. Wat is de opvatting van de minister en is hij bereid zich daarvoor in zijn rol als eerstverantwoordelijke voor het grotestedenbeleid in het kabinet sterk voor te maken?
* Versterking van het ondernemingsklimaat vormt een belangrijk ingrediënt voor een sterke buurt. Hoe staat het met de uitvoering van de motie Adelmund/Smeets (september 2005) waarin de regering wordt gevraagd net als in Rotterdam een soortgelijke investeringspremieregeling ter beschikking te stellen voor andere gemeenten met achterstandswijken en waarbij die gemeenten worden geacht zelf 50% te cofinancieren?


Met vriendelijke groet,


Chantal Linnemann

Secretaresse Voorlichting


Tweede Kamer-fractie Partij van de Arbeid

Plein 2

K 104

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Tel: 070 318 2694

Fax: 070 318 2800

c.linnemann@tweedekamer.nl