Time : 12:01:17
Date : 01 June 2006
Sender Name: Bureau fédéral du Plan
Het Europese begrotingscompromis voor 2007-2013: wat is de financiële impact voor België
Na het akkoord van de Europese Raad in december 2005, keurde het
Europees Parlement uiteindelijk op 17 mei 2006 de Europese begroting
voor de volgende 7 jaar goed (Financiële Vooruitzichten 2007-2013).
Een publicatie bundelt, op initiatief van het Federaal Planbureau, de
analyses die tijdens de onderhandelingen werden gerealiseerd door
experts van het Waalse Gewest, het Vlaamse Gewest en het Federaal
Planbureau, die hun technische steun verleenden aan de Belgische
onderhandelaars.
In de publicatie wordt de balans opgemaakt van de communautaire
onderhandelingen over de Financiële Vooruitzichten en worden de
resultaten van het compromis uitvoerig beschreven, met bijzondere
aandacht voor de weerslag ervan voor België.
Een Europees begrotingskader voor de jaren 2007-2013
De Financiële Vooruitzichten vormen het meerjarenkader van de
communautaire begroting. Ze omvatten een luik "inkomsten" waarin de
financieringsbronnen en -modaliteiten van de begroting nauwkeurig
worden beschreven, en een luik "uitgaven" dat de politieke
prioriteiten van de Unie voor de projectieperiode stelt.
Het debat over de Financiële Vooruitzichten 2007-2013 paste in het
kader van de uitbreiding van de Unie met twaalf nieuwe lidstaten en
van het weer op gang brengen van de Lissabonstrategie (die een
toename van de potentiële groei en een sterkere concurrentiekracht
van de Europese economie beoogt) en dus van de financiering van die
twee uitdagingen. Het debat verliep heftig over een aantal punten,
met name:
- Het algemene uitgavenniveau. In december 2003 hadden zes lidstaten,
die nettobetaler zijn (Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Nederland,
Duitsland, Oostenrijk en Zweden), geopteerd voor een
strikte beperking van de uitgavenbegroting tot 1 % van het bruto
nationaal inkomen (BNI), wat veel lager is dan de kredieten die waren
beslist voor de vorige periode (2000-2006). Andere lidstaten
verdedigden een meer ambitieuze begroting.
- Het te voeren beleid op communautair vlak met het oog op de
verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon. In dat verband
werden het Cohesiebeleid (of sommige delen ervan) en het
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) door verschillende lidstaten
ter discussie gesteld.
- De financieringsmodaliteiten van de begroting. Enerzijds wou het
Verenigd Koninkrijk zijn in 1984 verkregen "korting" (rebate)
behouden, wat duidelijk een probleem vormde op het vlak van de
billijke
verdeling van de lasten als gevolg van de uitbreiding (zonder
correctie zouden die lasten automatisch tot een grotere Britse
korting leiden). Anderzijds eisten andere lidstaten die ook
nettobetaler
zijn, om billijkheidsredenen, een verlichting van hun financiële
bijdragen.
Na afloop van de onderhandelingen, bedraagt het door het Parlement
goedgekeurde begrotingskader 864,3 miljard euro (prijzen van 2004)
voor de periode 2007-2013, of 1,048 % van het BNI van de Unie. Dat is
een daling van ongeveer 16 % ten opzichte van het oorspronkelijke
voorstel van de Europese Commissie van juli 2004.
Wat de financiering betreft, voorziet het akkoord in een geleidelijke
maar structurele correctie van de Britse korting (zonder limiet in de
tijd), maar ook in tijdelijke lastenverlagingen (beperkt tot 2013)
voor Nederland, Zweden, Duitsland en Oostenrijk.
Cohesie-uitgaven: Belgische enveloppe ruimschoots behouden
Vooreerst wordt in de studie het luik "uitgaven" besproken, waarbij
men zich vooral concentreert op de twee belangrijkste rubrieken van
de begroting, die ook centraal stonden in het debat: de rubriek
"Cohesie ter bevordering van groei en werkgelegenheid"
en de rubriek "Bescherming en beheer van natuurlijke hulpbronnen".
Die twee rubrieken hebben als bijzonder kenmerk dat zij a priori,
geheel of gedeeltelijk, de kredieten verdelen per lidstaat (terwijl
de andere rubrieken vooral op concurrentiële
basis toegekend worden). De studie beschrijft de selectiecriteria en
de methodes voor de verdeling van de Europese middelen tussen de
lidstaten. Vervolgens worden de nationale enveloppen geëvalueerd.
Wat het Cohesiebeleid betreft, toont de studie dat een heroriëntering
van een aanzienlijk deel van de middelen naar de nieuwe lidstaten
ertoe leidt dat de begrotingsenveloppe van de 15 oorspronkelijke
lidstaten, voor de periode 2007-2013, vermindert met 27 % ten
opzichte van de periode 2000-2006. Van die 15 lidstaten wordt België
evenwel het minst getroffen: de afname bedraagt maar 7 %. Voor de
periode 2007-2013 krijgt België een enveloppe van 577 miljoen euro
(prijzen van 2004) voor de "statistische phasing out" (provincie
Henegouwen), een enveloppe van 1 265 miljoen euro voor de
doelstelling regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid
(vroegere doelstellingen 2 en 3) en een budget van ongeveer
170 miljoen euro voor de doelstelling Europese territoriale
samenwerking (voormalig INTERREG-initiatief).
De studie legt ook de nadruk op de wijzigingen die tijdens de
onderhandelingen werden aangenomen. Die hadden enerzijds
een inperking van het budget voor het Cohesiebeleid ten opzichte van
de initiële Commissievoorstellen als gevolg (daling met 8,5 % of 28,5
miljard euro) en anderzijds dienden zij om de budgettaire
verminderingen van de oude EU-15 lidstaten ten opzichte van hun
dotaties tijdens 2000-2006 gedeeltelijk te compenseren.
Inzake het beleid Bescherming en het beheer van natuurlijke
hulpbronnen voorziet het eindcompromis in een totale
begrotingsvermindering voor de periode 2007-2013 van 7,2 % (of 28,9
miljard) ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van de
Commissie. Het was niet mogelijk om een volledig beeld te geven
van de bedragen die bestemd zijn voor België. Wat betreft het luik
Directe Betalingen van de eerste pijler van het GLB wordt de
Belgische enveloppe geraamd op 3 759 miljoen euro voor de periode
2007-2013 (prijzen van 2004, vóór modulatie).
Voor plattelandsontwikkeling zou België kunnen rekenen op 370 miljoen
euro. De Belgische return uit het Europese Visserijfonds zou ongeveer
23 miljoen euro bedragen.
Begrotingsfinanciering: Belgische bijdrage lichtjes gedaald
Daarnaast behandelt de studie het luik "inkomsten", met name de
wijzigingen aan de financieringsmodaliteiten van de begroting.
De financiële weerslag ervan wordt geëvalueerd, in het bijzonder voor
België, en ook de weerslag op de nettosaldi van de belangrijkste
nettobetalers. Bovendien worden zij vergeleken met de mogelijke
gevolgen van andere, niet-gekozen voorstellen, zoals het
veralgemeende correctiemechanisme voor de budgettaire onevenwichten
dat werd voorgesteld door de Europese Commissie in juli 2004.
De studie toont dat de vermindering van de Britse korting die werd
opgelegd aan het Verenigd Koninkrijk, samen met de lastenverlagingen
die werden toegekend aan andere lidstaten die ook nettobetaler zijn
(Nederland, Zweden, Duitsland en Oostenrijk), het verschil tussen die
lidstaten qua nettosaldi aanzienlijk verminderen. Hoewel er dus meer
billijkheid is in termen van nettosaldi, is dat niet het geval in
termen van brutobijdragen.
De vijf voornoemde lidstaten dragen immers minder bij tot de
begrotingsfinanciering, in verhouding tot hun BNI, dan veel andere
nochtans minder welvarende lidstaten.
Bovendien zijn de nieuwe financieringsmodaliteiten wanneer die op
kruissnelheid komen (na 2010) voordeliger voor alle lidstaten,
behalve voor het Verenigd Koninkrijk. De financiële bijdrage van
België, bijvoorbeeld, wordt daardoor jaarlijks verminderd met
ongeveer 30 miljoen euro (prijzen van 2004). De grote winnaar is
Nederland: de verlichting van zijn bijdrage loopt op tot ongeveer 1
miljard euro per jaar (0,20 % van hun BNI) in vergelijking met de
vroegere financieringsmodaliteiten.
Zowel de Britse korting als de nieuwe kortingen die worden verleend
aan Nederland, Zweden, Duitsland en Oostenrijk moeten worden
gefinancierd door de andere lidstaten: over de periode 2007-2013
zouden die kortingen gemiddeld ongeveer 350 miljoen euro per jaar aan
België kosten. Niettemin zou het behoud van de vroegere regeling (met
enkel een korting voor het Verenigd Koninkrijk, die dan wel veel
hoger zou uitvallen) nog duurder uitgevallen zijn.
Er dient ook te worden opgemerkt dat, hoewel de nieuwe modaliteiten
duurder uitvallen voor het Verenigd Koninkrijk (gelet op de
vermindering van zijn rebate), de kosten van die toegeving voor
het Verenigd Konkinkrijk ruimschoots worden gecompenseerd
door de vermindering van de Europese begroting (en dus van de
financieringsbehoeften) die het, samen met andere nettobetalers,
heeft kunnen opleggen aan de rest van Europa.
Working Paper 3-06 "Het Europese begrotingscompromis van december
2005: financiële impact voor België en de andere
lidstaten". Via de site www.plan.be kunt u de publicatie raadplegen,
downloaden en bestellen.
Meer informatie:
Michel Saintrain, 02/507.74.57, ms@plan;be