De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Contactpersoon Ons kenmerk ARBO/PAC/2006/43041
Doorkiesnummer Datum 1 juni 2006
Onderwerp Rapport 'De meerwaarde van arboconvenanten.
Update van verzuim en WAO-cijfers tot en met 2004'
In 1999 startte het project Arboconvenanten Nieuwe Stijl als onderdeel van flankerend WAO-
beleid en een beleidsintensivering op het terrein preventie van arbeidsrisico's.
Arboconvenanten bevatten meetbare tripartiete afspraken gericht op verbetering van
arbeidsomstandigheden en reductie van ziekteverzuim en WAO-instroom in sectoren. Sinds de
start van de aanpak sloten sociale partners en de overheid 69 convenanten af. Samen bestrijken
die meer dan helft van de Nederlandse beroepsbevolking. Het project loopt medio 2007 ten
einde. Binnenkort zal de gezamenlijke jaarrapportage 2005 arboconvenanten, en de projecten
versterking arbeidsveiligheid (VAV) en versterking arbobeleid stoffen (VASt) naar de Tweede
Kamer worden verzonden.
Onlangs werd door bureau AStri het rapport `De meerwaarde van arboconvenanten'
opgeleverd; een onderzoek over de ontwikkeling van het ziekteverzuim en de
arbeidsongeschiktheid in sectoren met een arboconvenant vergeleken met die in sectoren
zonder arboconvenant. Deze brief is bedoeld om u te informeren over de uitkomsten van het
genoemde onderzoek. De resultaten uit dit onderzoek ondersteunen de met de herziening van
de Arbowet ingeslagen koers naar meer verantwoordelijkheid voor de sociale partners op het
terrein van arbeidsomstandigheden. In een aantal sectoren is men momenteel al bezig met de
eerste opzet van arbocatalogi om op deze wijze succesvolle resultaten uit de convenanten te
borgen.
De belangrijkste uitkomsten van het onderzoek zijn:
1. Over de jaren 1999-2004 daalde het verzuim in de sectoren waarin sociale partners en het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) arboconvenanten hadden afgesloten
relatief meer dan in de niet-convenantsectoren. Zo is het verzuim in de convenantsectoren
gedaald van 7,1% in 1999 naar 5,5% in 2004 (een daling van 22%), terwijl in de niet-
convenantsectoren het verzuim is afgenomen van 5,5% in 1999 naar 5,1% in 2004 (een daling
van 9%). Kijken we alleen naar de meest recente ontwikkeling (de jaren 2003 en 2004), dan
blijkt het verzuim in de convenantsectoren te zijn gedaald van 5,8% naar 5,5% (een daling van
5,1%) en is het verzuim in de niet-convenantsectoren marginaal gestegen van 5,0% naar 5,1%
Ons kenmerk ARBO/PAC/2006/43041
(een stijging van 0,7%). Het absolute ziekteverzuim in de convenantsectoren ligt in alle jaren
hoger dan in de niet-convenantsectoren, maar het verschil wordt steeds kleiner.
2. De geschetste vergelijking vormt een belangrijke aanwijzing dat de convenantenaanpak
bijdraagt aan de daling van het verzuim. Aanvullende verklaringen kunnen worden gezocht in
sectorspecifieke effecten, ander beleid zoals de Wet Verbetering Poortwachter en Pemba en
interacties tussen deze factoren.
3. Ten aanzien van de ontwikkeling van de WAO-instroom bestaat er nauwelijks verschil
tussen de convenant- en de niet-convenantsectoren in deze periode. De daling van de WAO-
instroom doet zich zowel in de convenant (daling van 35%) als in de niet-convenantsectoren
(daling van 37%) in vrijwel even grote mate voor. Dit wijst erop dat een eventueel effect van
convenanten op WAO-instroom niet aantoonbaar is, wat overigens kan samenhangen met het
feit dat de beperking van WAO-instroom in convenanten pas actief geagendeerd werd vanaf
medio 2003 met de introductie van de zogenaamde tweedefaseconvenanten.
Cijfermatige toelichting
Ontwikkeling ziekteverzuim convenantsectoren, niet-convenantsectoren 1999-2004 (bron:
AStri, `De meerwaarde van arboconvenanten')
Jaar Convenantsectoren Niet-convenantsectoren
1999 7,1% 5,5%
2000 7,2% 5,7%
2001 6,7% 5,6%
2002 6,0% 5,5%
2003 5,8% 5,0%
2004 5,5% 5,1%
De verzuimpercentages zijn een gemiddelde van de verzuimcijfers van de branches ongeacht
het aantal werknemers dat in de branches vertegenwoordigd is. Het ziekteverzuim berekend
door het CBS is gebaseerd op aantallen werknemers. Hierdoor kan het landelijke verzuim-
percentage niet volledig worden vergeleken met de verzuimcijfers uit het AStri-rapport.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(H.A.L. van Hoof)
Bijlage(n): Rapport: "De meerwaarde van arboconvenanten. Update van verzuim en WAO-
cijfers tot en met 2004'
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid