Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl

Contactpersoon Ons kenmerk AM/AMI/06/45603 Doorkiesnummer Datum 1 juni 2006

Onderwerp Kamervragen van het lid De Wit

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van het lid De Wit (SP) over de uittocht van Poolse vaklieden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)

Ons kenmerk

2050613650

Vraag 1
Wat is uw mening over de uitspraken van de voorzitter van de grootste werkgeversorganisatie in Polen dat arbeidskrachten uit Polen een welkome versterking zouden zijn met oog op de vergrijzing? 1)
Antwoord 1
Zoals in mijn brief aan de Tweede Kamer d.d. 20 april jl. is aangegeven ben ik van mening dat met name de opgaande economische conjunctuur en de daarmee samenhangende verkrapping van de Nederlandse arbeidsmarkt reden is om in beginsel per 1 januari 2007 het vrij verkeer van werknemers in te voeren.

Vraag 2
Wat is uw oordeel over de uitspraak van deze voorzitter in het licht van ervaringen in Ierland waaruit blijkt dat Poolse arbeiders geen mensen zijn die even snel wat geld komen verdienen en dat weer terugsluizen naar Polen, en dat zij uiteindelijk deel uit gaan maken van de maatschappij?
Antwoord 2
Het lijkt mij niet verstandig om een oordeel uit te spreken over een uitspraak van mevrouw Bochniarz, omdat uit het desbetreffende krantenartikel niet duidelijk is op basis waarvan zij haar uitspraken doet dan wel of die juist zijn weergegeven. Zo wordt in het artikel bijvoorbeeld ook gesteld dat bijna 10% van de Ierse bevolking (Ierland heeft 4 miljoen inwoners) van Poolse afkomst is, terwijl de Ierse regering heeft aangegeven dat tot en met eind 2005 `slechts' zo'n 120.000 burgers uit de nieuwe lidstaten (waaronder veel burgers uit Litouwen) zich hebben laten registreren in Ierland.

Vraag 3
Hoe verhoudt deze uitspraak zich met het oordeel van het onderzoeksbureau ECORYS 2) dat arbeidsmigranten uit MOE-landen over het algemeen tijdelijk elders verblijven en dat het aldaar verdiende loon vooral wordt uitgegeven in het thuisland? Antwoord 3
De uitspraak van mevrouw Bochniarz heeft betrekking op Ierland, het Ecorysonderzoek op Nederland. Ecorys geeft in de desbetreffende passage aan dat `het vermoeden bij vrijwel alle respondenten bestaat dat zij gedurende deze periode (van tijdelijk verblijf), behalve voor het levensonderhoud relatief weinig uitgaven in Nederland doen; het verdiende loon wordt veelal opgepot voor uitgaven in het thuisland, zo is het beeld'. Ik heb geen reden om te twijfelen aan de juistheid van bovenstaande passage. Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven heb ik onvoldoende informatie om een juist oordeel te geven over de uitspraak van mevrouw Bochniarz.


1) de Telegraaf, 18 mei 2006

2) Ecorys (2006, pag 88) Evaluatie werknemersverkeer MOE-landen


---

Ons kenmerk


3