Toespraak tijdens de Verdrogingsdag
Toespraak van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman, uitgesproken door DG A. Oostra, tijdens de
Verdrogingsdag op 31 mei 2006 in Leusden.
Hartelijk dank voor het advies. Om te beginnen wil ik de leden van de
Taskforce graag een compliment geven, in het bijzonder gericht aan de
heer Binnekamp. Dankzij uw inzet en vasthoudendheid, kunnen we nu al
over dit advies beschikken. Bovendien is het een goed advies. Al was
het alleen maar omdat het zo kort is. Vier A4-tjes, ik hoop dat dit
navolging krijgt.
Uw advies snijdt bovendien hout. We kunnen er iets mee. Meestal geven
dit soort adviezen antwoord op de vraag wat we moeten doen. Nu was het
meer de vraag hoe we de boel snel op gang krijgen. Want op de een of
andere manier stagneert de uitvoering van de verdrogingsbestrijding in
Nederland.
En dat mogen we niet laten gebeuren. Water is de bepalende factor voor
de natuur in Nederland. Verdroging is funest. Het mag dus geen
discussiepunt meer zijn of dit probleem onze inzet vraagt. We hebben
alle reden om onze natuur juist op dit moment zo goed mogelijk veilig
te stellen. Niet alleen om onze internationale afspraken over
bijvoorbeeld biodiversiteit na te komen. In ons bomvolle Nederland,
hebben we immers ook veel behoefte aan natuur en een mooi landschap
voor recreatie en ontspanning. En ik vind ook dat we de morele plicht
hebben om de natuur en ons karakteristieke landschap ongeschonden, en
als het kan nog een beetje beter, door te geven aan volgende
generaties.
Dat zullen veel mensen met mij eens zijn. Toch is het lastig om dat
door te vertalen naar een concrete, daadkrachtige aanpak van een
onderwerp als verdroging.
Dat is jammer, maar het is ook wel te verklaren. Ten eerste is
verdroging niet het meest zichtbare probleem dat we in Nederland
hebben. In ons natte landje is op dit moment weliswaar veel aandacht
voor waterproblematiek, maar dan gaat het toch vooral om de natte
voeten. Het is moeilijk uit te leggen dat de verdroging ons
tegelijkertijd parten speelt. Een flinke overstroming valt iedereen
op, maar langzame veranderingen aan de natuur of het uitblijven van
ontwikkelingen niet.
En dan heeft de aanpak van verdroging ten tweede wel verstrekkende
gevolgen, vooral voor de landbouw, die het toch al moeilijk heeft.
Discussies over verandering van de functies in het buitengebied
leveren veel beroering op. Het raakt mensen, want het is hún streek,
hún gebied waar je iets aan wilt veranderen. Maatregelen kunnen daarom
niet altijd op luid applaus rekenen, om het zacht uit te drukken.
Ten derde is voor de aanpak van verdroging de inzet van veel
verschillende partijen nodig, die nauw moeten samenwerken, waarvoor
weer een sterke regie vereist is.
Veel complicerende factoren, dus. Daarom hebben wij VROM en LNV al in
een vroeg stadium besloten niet zomaar onze wil op te leggen aan de
regio's. In plaats daarvan hebben we alle betrokken partijen bij
elkaar gezet om te kijken hoe je een doorbraak kan bereiken. Ook vond
ik het belangrijk om partijen daarbij te ondersteunen door middel van
kennisontwikkeling.
Verder heb ik samen met mijn collega's van VROM en Verkeer en
Waterstaat u - de leden van de Taskforce - gevraagd om ons te
adviseren. Hoe kunnen we de aanpak van het probleem bestuurlijk in
elkaar steken? Hoe voeren we op dit punt nationaal beleid met
uitvoering in de regionale praktijk?
Voordat ik mijn reactie geef op uw antwoorden op deze vragen, wil ik
vast even aangeven dat het mij erg tevreden stemde om te zien dat
alleen al de inventarisatieronde van de Taskforce beweging
veroorzaakte. Tijdens de bijeenkomsten - zo heb ik vernomen - bleek
opeens dat het onderwerp verdroging wel degelijk kan leven. Allerlei
mensen kwamen in de benen: van rietsnijder tot gedeputeerde. Ook heeft
u ontdekt dat er al best veel gebeurt om de verdrogingsproblemen aan
te pakken, maar dat bovenal regie nodig is.
Alleen al daarom kan ik zeggen dat de Taskforce goed werk heeft
verricht. U weet het onderwerp op een aansprekende manier neer te
zetten. Dat is ook te zien op uw website. Daarop geeft u op een
visueel sterke manier uitleg over verdroging, zodat zelfs kinderen het
kunnen begrijpen. Dat klinkt misschien triviaal, maar het is
belangrijk om het onderwerp toegankelijk te maken. Verdroging moet
gaan leven bij het brede publiek, want we hebben draagvlak nodig om de
problemen echt effectief te kunnen aanpakken. Mensen moeten ervan
doordrongen zijn dat het noodzakelijk is.
Nu mijn eerste reactie op de inhoudelijke kant van uw advies. Eén van
de belangrijkste elementen is dat u ons adviseert om onze aandacht,
tijd en geld te focussen op een toplijst van de meest urgente en
kansrijke gebieden. Daar zouden we voor 2015 resultaten moeten boeken.
Ik hoef u niet te vertellen dat dit gevoelig ligt. Want als we ons
concentreren op een aantal belangrijke gebieden, roept dat
onmiddellijk de vraag op wat we dan met die andere gebieden doen.
Blijft het probleem daar doorsukkelen? Ook betekent de keuze voor meer
focus op een beperkt aantal gebieden, dat het debat over wat er moet
gebeuren met de betrokken gebruikers een stuk heftiger wordt.
Hoe dan ook, ik denk wel dat u gelijk hebt. Alleen al vanwege de goede
voorbeeldwerking van een snelle en gerichte aanpak. Ik wil daarom
graag dat we ons gaan concentreren op topgebieden. Dat lijkt gezien de
beperkte tijd en middelen gewoonweg de beste oplossing. Maar ik wil
wel dat we goed blijven nadenken over wat er met de overige gebieden
moet gebeuren na 2015.
Hoe dan ook, de plannen in de toplijst van gebieden vergen veel
ambitie en daadkracht van de provincies. Want die goede regie, die
moet daar vooral vandaan komen. De provincies zijn nu aan zet.
Uiteraard denken LNV en de andere betrokken ministeries graag mee.
Daarom heb ik het Milieu- en Natuurplanbureau gevraagd om in kaart te
brengen in welke verdroogde gebieden de beste kansen liggen voor
Nederlandse biodiversiteit.
Dan wat betreft de gebruikers, en dan gaat het vooral om de landbouw.
Een ambitieuze aanpak van de verdroging heeft onmiskenbaar gevolgen
voor de boeren in de betreffende gebieden. Daar kunnen we niet omheen.
Verhoging van het waterpeil zal het op sommige plekken moeilijk maken
voor agrarisch ondernemers om hun bedrijven op dezelfde voet voort te
zetten. Dat bekent niet altijd dat verplaatsing nodig is, maar soms
kan het niet anders. We moeten hier echter voorzichtig mee omgaan.
Niet alleen in het belang van de ondernemers, maar ook in dat van de
regio.
Economische dragers in het buitengebied blijven immers nodig. Dus we
moeten waar dat kan op zoek naar vormen van ondernemerschap die wel
samengaan met de natuur. Ook moeten de ondernemers de kans krijgen om
mee te praten over de aanpak van de verdroging in hun gebied. Op die
manier kunnen ze misschien zelfs wel bijdragen aan de doelstellingen.
Verder vind ik het vanzelfsprekend dat agrarisch ondernemers adequate
vergoedingen krijgen bij verplaatsing of opheffing van hun
onderneming. De discussie over onteigening hoeft dan misschien
helemaal niet gevoerd te worden. Al wil en kan ik dat in dit stadium
nog niet uitsluiten.
Het is overigens vooral belangrijk dat u - bestuurders - ondernemers
zo snel mogelijk duidelijkheid geeft over wat er in een gebied gaat
gebeuren. En dat u helder maakt waarom we bepaalde beslissingen nemen.
Want als iets het elan van een ondernemer onderuit kan halen, dan is
het wel onzekerheid.
Dames en heren,
Alles wijst erop dat we zo snel mogelijk moeten stoppen met praten om
te starten met handelen. Daar wil ik graag mijn bijdrage aan leveren.
Ik heb ben bereid om bij de Dienst Landelijk Gebied van LNV meer inzet
vrij te maken voor de aanpak van de verdroging. Zo wil ik graag
capaciteit inzetten voor de frontoffice die de Taskforce voorstelt.
Tot slot, dames en heren, wil ik aangeven wat in mijn ogen de
belangrijkste conclusie van de Taskforce is. Dat is dat de
verdrogingsbestrijding gaat lukken als we nu de schouders eronder
zetten.
Daar ben ik het van harte mee eens. Want het momentum is er.
Nederlanders zijn trots op hun natuur en zij hebben er ook een flinke
investering voor over. Onlangs bleek nog uit onderzoek dat de
vaderlandse trots op de eerste plaats uitgaat naar sporters. Natuur
komt op een goede tweede plaats. En helemaal achteraan komen de
politici, maar dat terzijde.
Verder denk ik dat er ook bestuurlijk openingen genoeg zijn om de
aanpak van de verdroging voortvarend aan te pakken. We implementeren
het Investeringsbudget Landelijk Gebied, we staan voor de uitdaging om
de Natura 2000 gebieden aan te wijzen en de reconstructie is in volle
gang.
Kortom, een beter moment om de schouders eronder te zetten, is er
niet. Ik zou dus zeggen: Aan de slag!
Dank voor uw aandacht.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit