Gemeente Utrecht
2006 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
41 Vervolgvragen van de heer drs. C.A. Geldof naar aanleiding van de antwoorden d.d. 18 april 2006 op schriftelijke vragen ingediend op 22 maart 2006.
(Vervolgvragen binnengekomen op 8 mei 2006
en antwoorden van het college verzonden op 30 mei 2006
Op 18 april 2006 heeft het College geantwoord op mijn schriftelijke vragen over brandveiligheid van tijdelijke gebouwen die bestaan uit gestapelde prefab-eenheden. Deze eenheden zijn gebruikt bij de bouw van de tijdelijke studentencomplexen aan de Opaalweg en de Baden Powellweg in Utrecht. De gestelde vragen hadden als aanleiding de berichtgeving in (onder meer) het vakblad Brand en Brandweer van februari 2006, waarin verschillende deskundigen hebben gewaarschuwd voor de slechte brandveiligheid van dergelijke tijdelijke gebouwen. De berichtgeving was gebaseerd op ervaringen met enkele recente branden in dergelijke gebouwen en er werd gesteld dat gemeenten er goed aan doen om dit soort gebouwen snel te controleren.
Op 11 april is overigens in de gemeente Drachten een rij tijdelijke woningen in een asielzoekerscentrum afgebrand. Hierbij bleek één vlam in één pan in één van de woningen voldoende om een hele rij woningen in de as te leggen. Het betrof een blok woningen die vergelijkbaar zijn met de blokken aan de Opaalweg en de Baden Powellweg. Naar aanleiding van deze brand heeft het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) op 11 april besloten tot nader onderzoek naar de brandveiligheid op alle bestaande AZC's (De Telegraaf, 19 april 2006)
Uit de antwoorden van het College van 18 april blijkt dat de panden aan de Opaalweg en de Baden Powellweg voldoen aan de eisen van het (landelijk) Bouwbesluit, dat voor alle bouwwerken in Nederland geldt. Uit de antwoorden blijkt tevens dat voor deze gebouwen geen gebruiksvergunning op grond van de Bouwverordening van de gemeente Utrecht nodig is, omdat het eenheden betreft die zijn ontworpen en ingericht als woningen voor ten hoogste vier personen. Pas bij meer dan vijf personen is een gebruiksvergunning vereist. In een gebruiksvergunning kunnen (nadere) voorwaarden worden gesteld in het belang van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand.
In de antwoorden stelt het College dat de panden voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit en het College stelt het daarom niet noodzakelijk te vinden om een nader onderzoek naar de brandveiligheid van dergelijke bouwwerken in te stellen. Ook acht het College het niet noodzakelijk om de regeling in de gemeentelijke Bouwverordening aan te scherpen. Daarmee geeft het College dus aan dat het van oordeel is dat (het voldoen aan) de eisen in het landelijk geldend Bouwbesluit, voldoende brandveiligheid garanderen voor de tijdelijke studentencomplexen aan de Opaalweg en de Baden Powellweg.
De antwoorden geven de VVD aanleiding tot de volgende vervolgvragen:
1. Klopt het dat de eisen voor brandveiligheid in het Bouwbesluit minder streng zijn voor tijdelijke woningen, dan voor permanente woningen?
Ja, dat klopt. Het is echter niet zo dat deze lichtere eisen een lagere beschermingsgraad voor bewoners bieden, maar meer een groter risico dat het gebouw niet behouden kan blijven. Dit blijkt ook uit de door u in de gemeente Drachten genoemde incidenten die zijn voorgevallen. Overigens is ons college niet gebleken dat de bouwwerken betrokken bij de incidenten niet voldeden aan de eisen van het Bouwbesluit.
2. Bedoelt u met uw antwoord dat de studentencomplexen aan de Opaalweg en de Baden Powellweg voldoen aan de brandveiligheidseisen in het Bouwbesluit, dat ze voldoen aan de minder strenge eisen voor tijdelijke woningen?
Ja.
3. Acht u het geen cirkelredenering om te stellen dat de panden voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit en dat er daarom geen nader onderzoek nodig is? Er zijn immers nieuwe inzichten van deskundigen en die kunnen aanleiding geven tot de noodzaak van aanvullende of juist andere brandveiligheidseisen.
Nee. Zoals eerder aangegeven moeten de bouwwerken voldoen aan het (landelijk geldende) Bouwbesluit. Wij mogen niet aanschrijven op een hoger niveau dan het Bouwbesluit. Het is ons overigens bekend dat er inmiddels in de 2e kamer ook soortgelijke vragen zijn gesteld (2050612210, ingezonden 24 april 2006). Wij zijn van mening dat we in het licht van het vorenstaande de beantwoording daarvan af moeten wachten.).
4. Waarop baseert u uw aanname dat de eisen uit het Bouwbesluit afdoende zijn? U hebt immers afgezien van nader onderzoek en de eisen van het Bouwbesluit hebben ook gegolden voor de afgebrande gebouwen elders. Het zijn juist die incidenten geweest die deskundigen er toe hebben gebracht om vraagtekens te stellen bij de brandveiligheid.
In afwachting van de reactie op de Kamervragen kunnen wij geen andere basis hanteren dan de door de afdeling Bouwbeheer en de Brandweer gehouden controles op de uitvoering conform de thans geldende Bouwbesluitregels.
5. Acht u het, mede gezien de opstelling van het COA, niet toch verstandig om nader onderzoek te doen naar de brandveiligheid van de bedoelde panden. Zo nee, waarom niet?
Nee, de bedoelde panden zijn gecontroleerd en akkoord bevonden. Wel zullen we over een half jaar een controle uit laten voeren door de Brandweer en de afdeling Bouwbeheer of nog steeds voldaan wordt aan het Bouwbesluit of zoveel eerder als de beantwoording van de Kamervragen daar aanleiding voor geven.
---- --