Speech van staatssecretaris Van Geel bij de opening van het
afvalzorgkantoor 'De Vouw' op 15 mei 2006 in Assendelft. Van Geel
kreeg daarbij het rapport Duurzaam storten overhandigd.
Dames en heren,
Vorig jaar werd bij de bouw van de metro in Amsterdam een interessante
vondst gedaan. Bij de graafwerkzaamheden stuitte men op een grote
verzameling allerhande ijzeren voorwerpen. Messen, lepels, gespen en
dolken. Noem maar op. Het bleek te gaan om de resten van een
messenhandel die heel lang gevestigd was op een brug over het Damrak.
Niet zo bijzonder - er worden bij graafwerkzaamheden wel vaker
archeologische vondsten gedaan. Wat echter opvalt, is dat de meest
interessante en gevarieerde daarvan telkens weer op de plaats van oude
afvalhopen en vuilstorten gevonden zijn. Of neem de terpen en wierden
in het noorden van ons land. Iconen van onze nationale cultuur!
Eilanden van veiligheid temidden van het onvoorspelbare water! Maar
het zijn natuurlijk gewoon opgepimpte afvalhopen. Afval heeft dus een
heel verleden achter zich. Maar eveneens een toekomst. Deze
bijeenkomst getuigt daar ook van.
Dames en heren,
Ik ben blij hier vandaag te gast te zijn op een afvalstort die zich
bezighoudt met de toekomst. Maar de vraag is met wat voor toekomst?
Toen we bij VROM enige jaren geleden werkten aan het eerste Landelijk
afvalbeheerplan (LAP) voor de komende 10 jaar, richtten we ons
tegelijkertijd op de periode 2030-2050. Uitkomst was een scenario
waarbij van storten nauwelijks of geen sprake meer zou zijn. Afval zou
voornamelijk dienen als grondstof, bouwmateriaal of brandstof. Dat is
natuurlijk geheel in lijn met onze, ook Europees bepaalde voorkeur. In
de eerste plaats preventie van afvalstromen, dan zo veel mogelijk
hergebruik en tot slot verbranding. Met stort als minst gewenste
optie.
Bij het opstellen van de verre toekomstvisie zijn we ook bij de
afvalbranche te rade gegaan. Inclusief uiteraard Bert Krom. Zijn visie
blijkt zeer duurzaam te zijn. Storten is en blijft, zo meent hij,
zowel ongewenst als onmisbaar. Bert Krom laat het niet bij woorden
alleen. Hij brengt zijn visie ook in praktijk. Ten eerste door
duurzame storttechnieken te ontwikkelen - nu neergelegd in het rapport
Duurzaam Storten. Dank daarvoor!
Het behoeft nauwelijks toelichting dat duurzame technieken de emissies
sterk terugbrengen. En dat die emissies sneller plaatsvinden en
bovendien beter voorspeld en gestuurd kunnen worden. Waar het om gaat
is dat eeuwigdurende nazorg overbodig wordt. Al na één generatie wordt
er een milieuhygiënisch evenwicht bereikt tussen stortplaats en
omgeving. Er kan dan weer naar hartelust op dezelfde plek worden
gebouwd. En dat brengt mij op de tweede manier waarop directeur Krom
dromen omzet in daden. Namelijk door functionele eindbestemmingen voor
de stort te ontwikkelen. Zoals het prachtige gebouw dat ik straks mag
helpen openen. Het is een primeur voor ons land! Het eerste gebouw
voor permanent gebruik dat op afval is gebouwd. Een soort 21e eeuwse
terp dus. Gemaakt van duurzame materialen, en duurzaam van energie
voorzien en verwarmd.
Dames en heren,
De vraag is hoe we de toekomst van het storten organisatorisch vorm
geven. Moeten we toe naar een nationaal nutsbedrijf? Moeten we het
overlaten aan de markt? Als VROM zijn we daarover met de Vereniging
Afvalbedrijven in gesprek.
Wat is wenselijk? Wat is politiek haalbaar? We mogen daarbij niet over
één nacht ijs gaan. Ons toekomstbeeld moet immers ook duurzaam zijn.
Uw visie op de toekomst van het storten spreekt mij aan waar het gaat
om de zorgvuldige en integrale aanpak en om het voorkomen van
afwenteling op toekomstige generaties.
Het is natuurlijk niet alles goud wat er blinkt. Er is ook een maar.
Er zullen in Nederland niet tot nauwelijks meer nieuwe stortplaatsen
bij komen. Bovendien willen we juist voorkómen dat organisch afval
wordt gestort. Een ander belangrijk bezwaar geeft u zelf al aan in uw
rapport. Storten strookt niet met de Europese regelgeving. De Europese
richtlijn eist separate afvalstromen en u wilt met duurzame stort
juist mixen. Verder schrijft het Besluit stortverboden een
bovenafdichting voor en u wilt daar juist van afzien.
Maar u laat zich daar niet door afschrikken. In plaats van de handdoek
in de ring te gooien, wilt u toewerken naar mogelijke toekomstige
veranderingen in de Europese regelgeving. Dat is exact wat mij met de
Toekomstagenda Milieu voor ogen staat. Bij de presentatie hiervan de
afgelopen weken heb ik steevast gehamerd op het belang van een
pro-actieve houding in Brussel.
We moeten al in een vroeg stadium bij de formulering van Europese
regelgeving betrokken zijn. Niet alleen ambtelijk, zoals nu, maar ook
vanuit de stakeholders en de politiek. Wij moeten 'beter omgaan met
Brussel'. Zodat Nederland weer een kraamkamer wordt voor een
innovatief Europees milieubeleid. Wij voeren nu met het bedrijfsleven,
met maatschappelijke organisaties, met andere overheden en burgers een
discussie over de Europese afvalstrategie en de Kaderrichtlijn afval.
Samen met u dus ook. Dat moeten we in de toekomst blijven doen -
bijvoorbeeld bij een eventuele aanpassing van de Richtlijn storten.
Dames en heren,
Met de Toekomstagenda Milieu wil ik toe naar een milieubeleid dat zich
laat samenvatten als: schoon, slim en sterk. Een aanpak die zakelijk
is, en effectief. Daarom zoek ik marktconforme instrumenten.
Instrumenten die aansluiten bij de markt, hier in Nederland maar ook
in Europa.
Het aansluiten bij de markt vereist ook een rationele toekomstgerichte
en effectieve benadering. Vandaar de sluiting van de verliesgevende
draaitrommelovens voor de verbranding van gevaarlijk afval en de
C2-deponie voor de stort van gevaarlijk afval. Vandaar vanaf 1 januari
2007 de landsgrenzen open voor te verwijderen brandbaar afval en dus
ruimte voor afvalverbrandingsinstallaties om contracten te sluiten in
het buitenland. Behalve zakelijk en effectief moet het milieubeleid
ook innovatief zijn.
Daarom heb ik het Programma Toekomstig Afvalbeleid geformuleerd,
waarin ik aankondig dat er nog dit jaar samen met het bedrijfsleven
een innovatieprogramma afvalbeheer wordt opgesteld. Daarnaast
stimuleer ik de ontwikkeling en bouw van hoog rendement AVI's en pas
ik de minimumstandaarden in het LAP aan. Dit om ook andere vormen van
verantwoord afvalbeheer mogelijk te maken.
U ziet - mijn beleid biedt kansen aan de afvalbranche. Kansen om over
de grenzen heen te kijken en ook buiten Nederland te opereren. De
toekomst ligt in Europa. Maar laten we het verleden niet vergeten. Dat
van de toekomst althans. Want wellicht staat er in het jaar 2100 een
archeoloog boven op een voormalige stortplaats. Wie weet wat hij of
zijn dan wel niet vinden zal? Het antwoord op die vraag wordt door ons
bepaald.
Ik dank U wel.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer