Gr_logo_top fake Nederland_top
Gr_collage Nederland_middle
Persbericht
Het belang van weefselovereenkomst bij niertransplantatie
Bij de toewijzing van donornieren van overledenen blijft het
essentieel om te streven naar een zo goed mogelijke
weefselovereenkomst tussen donor en ontvanger. Hoe beter die
overeenkomst, hoe kleiner de kans dat de getransplanteerde nier
afgestoten wordt door het lichaam van de ontvanger of daar voor
complicaties zorgt. De criteria voor weefselovereenkomst kunnen wel
eenvoudiger worden gemaakt dan ze nu zijn, waardoor meer patiënten
geholpen zouden kunnen worden. Dit concludeert de Gezondheidsraad in
een vandaag verschenen advies over HLA-matching bij
niertransplantatie.
De toewijzing van donornieren van overledenen is al sinds de start van
de niertransplantatie gebaseerd op de mate van weefselovereenkomst
tussen de ontvanger en de donor. Om voor elk ter beschikking komend
orgaan de bestpassende ontvanger te vinden, voeren de
verantwoordelijke organisaties (zoals in ons land NTS en
Eurotransplant) een beleid waarbij donornieren tussen centra en ook
tussen landen worden uitgewisseld. Dit vergt een complexe logistiek.
Ondanks internationale uitwisseling van organen kan door de
complexiteit van het HLA-systeem slechts een minderheid van de
patiënten een perfect passende nier ontvangen. De meeste
transplantatiepatiënten krijgen een donornier met een redelijke tot
matige overeenkomst en blijven levenslang afhankelijk van
anti-afstotingsmedicatie die niet vrij van bijwerkingen is.
De recente introductie van nieuwe en krachtigere afweeronderdrukkende
middelen heeft - ook in ons land de vraag opgeworpen of deze medicatie
het gunstige effect van HLA-matching wellicht heeft overvleugeld. Een
andere vraag was of het over grote afstand uitwisselen en gekoeld
vervoeren van donornieren deze organen niet nodeloos beschadigt door
de koude ischemie het tijdelijk verstoken zijn van zuurstofrijke
doorbloeding. Er werd ook gespeculeerd dat er geen verschil in
transplantatieresultaat optreedt tussen donornieren met een goede of
matige weefselovereenkomst, mits de koude-ischemieduur maar kort is en
er voldoende krachtige anti-afweermedicatie wordt gegeven. Als deze
veronderstellingen zouden kloppen, zou het betekenen dat het
toewijzingsbeleid voor donororganen grondig zou moeten worden herzien.
De commissie van de Gezondheidsraad die zich over deze vragen heeft
gebogen, heeft een grondige analyse gemaakt van de wetenschappelijke
en praktische aspecten van HLA-matching, alsmede van de gevolgen van
langdurige en hooggedoseerde anti-afstotingstherapie. Zij komt, op
basis van de meest recente gegevens, tot de slotsom dat de mate van
weefselovereenkomst een belangrijke voorwaarde blijft voor het
bereiken van een goed en langdurig transplantatieresultaat. Zij
adviseert daarom bij het toewijzingsbeleid voor donornieren te blijven
uitgaan van HLA-matching als een belangrijk en ook objectief
criterium. De commissie geeft echter ook aan dat het mogelijk is de
criteria voor weefselovereenkomst te vereenvoudigen, waardoor meer
patiënten en vooral de lang wachtende en moeilijk te matchen groep een
transplantatie zullen kunnen ondergaan. Dit zou ook de logistiek van
de matching en uitwisseling ten goede kunnen komen.
Het advies is opgesteld door een werkgroep van de Commissie
Orgaandonatie. In deze werkgroep hadden zitting:
prof. dr G Kootstra, emeritus hoogleraar heelkunde; Maastricht;
voorzitter dr R Hené, nefroloog; Universitair Medisch Centrum, Utrecht
dr GG Persijn, voormalig medisch directeur Eurotransplant
International Foundation; Leiden prof. dr JM Wilmink, emeritus
hoogleraar nefrologie; Amsterdam drs MA Bos; Gezondheidsraad, Den
Haag; secretaris Voor dit advies zijn de volgende externe deskundigen
geraadpleegd: prof. dr JJ van Rood, emeritus hoogleraar immunologie;
Leiden prof. dr FHJ Claas, hoogleraar immunologie; Leids Universitair
Medisch Centrum prof. dr IIN Doxiadis, hoogleraar immunogenetica;
Leids Universitair Medisch Centrum prof. dr G Opelz, hoogleraar
transplantatie-immunologie; Universiteit Heidelberg, Duitsland
Nadere inhoudelijke inlichtingen verstrekt drs MA Bos, tel. (070)340
56 68 , e-mail m.bos@gr.nl.
22 mei 2006
---
Samenvatting | PDF | Citeertitel
Gezondheidsraad