Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl

Contactpersoon Uw brief 06-SZW-B-066 Doorkiesnummer Ons kenmerk AM/SAM/06/29330 Datum 30 mei 2006 Onderwerp Stand van zaken modernisering Wsw

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft mij 31 maart jl. schriftelijk verzocht uw Kamer te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de modernisering van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Dit verzoek vloeit voort uit de brief die ik uw Kamer op 23 maart jl. heb doen toekomen over mijn besluit ten aanzien van de financiering van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB). Uw Kamer vraagt zich naar aanleiding van deze brief af wat ik in het kader van de modernisering van de Wsw voornemens ben te regelen aangaande de financiering van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden.

Met deze brief kom ik aan dit verzoek van uw Kamer tegemoet. Tevens wil ik uw Kamer met deze brief informeren over de relatie tussen de Wsw en het arbeidsmarktbeleid enerzijds en het zorgbeleid, waaronder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), anderzijds. Hiermee geef ik invulling aan de toezegging die ik laatstelijk in het Vervolg Algemeen Overleg van 27 oktober 2005 over de modernisering van de Wsw heb gedaan om uw Kamer hierover te informeren zodra behandeling van de Wmo in de Tweede Kamer heeft plaatsgevonden en daarmee de contouren van de Wmo zijn uitgekristalliseerd.

Financiering intergemeentelijke samenwerkingsverbanden in het kader van de Wsw De Wsw wordt op dit moment in de meeste gevallen door gemeenten uitgevoerd in een samenwerkingsverband op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr). In die gevallen waarin gemeenten kiezen voor samenwerking in een gemeenschappelijke regeling in de vorm van een openbaar lichaam met volledige overdracht van bevoegdheden en verantwoordelijkheden op grond van de Wgr, dan treedt het samenwerkingsverband voor de uitvoering van de Wsw volledig in de plaats van de participerende individuele gemeenten. Het samenwerkingsverband is in dat geval dan ook de partij die de subsidierelatie met het rijk onderhoudt.

Ons kenmerk AM/SAM/06/29330

Zoals ik in mijn brief van 15 juni 20051 aan uw Kamer over mijn moderniseringsvoorstellen heb aangegeven wordt de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Wsw versterkt. Zo worden gemeenten individueel verantwoordelijk voor het bieden van Wsw- plaatsen aan Wsw-geïndiceerden uit de eigen gemeente en ontvangt elke individuele gemeente hiertoe van het rijk een deel van het beschikbare Wsw-macrobudget. Omdat het Wsw-budget aan individuele gemeenten zal worden toegekend op grond van het aantal Wsw-geïndiceerden per gemeente, heeft de eventuele samenwerking op grond van de Wgr geen invloed op (de hoogte van) de verstrekte Wsw-middelen aan elke individuele gemeente. Met betrekking tot de WWB kan ik hieromtrent mededelen dat op dit moment een voorstel van wet tot wijziging van de WWB in voorbereiding is om in gevallen waarin gemeenten de WWB laten uitvoeren door een openbaar lichaam met volledige overdracht van bevoegdheden en verantwoordelijkheden, het WWB-budget vanaf 1 januari 2007 te verstrekken aan de individuele gemeenten.

Voornoemde wijziging in de subsidierelatie in het kader van de Wsw laat onverlet dat gemeenten voor de uitvoering van de Wsw in een samenwerkingsverband kunnen blijven samenwerken. Gemeenten maken zelf de afweging of en in hoeverre zij taken die zijn gemoeid met de uitvoering van de Wsw mandateren aan een samenwerkingsverband. De gemeente kan er zodoende voor kiezen om het Wsw-budget of een deel van het Wsw-budget in te zetten ten behoeve van het realiseren van Wsw-plaatsen door het samenwerkingsverband waarbinnen de gemeente participeert. De gemeente kan er echter ook voor kiezen om het Wsw-budget in te zetten voor het realiseren van Wsw-plaatsen buiten een samenwerkingsverband om. Bij de vraag of en onder welke voorwaarden gemeenten die op dit moment in een samenwerkingsverband participeren willen blijven samenwerken, dienen gemeenten uiteraard wel rekening te houden met de afspraken en verplichtingen die reeds met andere gemeenten zijn aangegaan.

Daarnaast wordt in het kader van de modernisering tevens geregeld dat een aantal met de uitvoering van de Wsw gemoeide taken, zoals het wachtlijstbeheer en het bekostigen van arbeidsplaatsen in het kader van begeleid werken, tot de verantwoordelijkheid behoren van het publieke domein en door de gemeente of een samenwerkingsverband zelf dienen te worden uitgevoerd. De gemeente of een samenwerkingsverband kan deze taken dus niet overdragen aan een privaatrechtelijke rechtspersoon. De rol van het sw-bedrijf als privaatrechtelijke rechtspersoon is hiermee voor zover het gaat om uitvoering van de Wsw gemarkeerd als het in opdracht van de gemeente aanbieden van Wsw-arbeidsplaatsen en het in opdracht van de gemeente zoeken naar begeleid werkenplaatsen en verzorgen van begeleiding op de werkvloer bij begeleid werken voor zover de gemeente daarvoor kiest.


1 Kamerstukken II 2004/05, 29 817, nr. 7.


---

Ons kenmerk AM/SAM/06/29330

Individuele gemeenten dienen zich aan het rijk te verantwoorden over de prestaties die zij hebben geleverd met het aan hen verstrekte Wsw-budget. Met ingang van het verantwoordingsjaar 2007 dienen gemeenten de Wsw-verantwoording op te nemen in de eigen gemeentelijke jaarrekening. Een apart bij het rijk in te dienen verantwoordingsverslag voor de Wsw, zoals op dit moment wordt gehanteerd, is niet meer aan de orde. Voor zover gemeenten samenwerken op grond van de Wgr kunnen gemeenten bij de verantwoording aan het rijk desgewenst gebruik maken van informatie die aan hen door het samenwerkingsverband is verstrekt.

Stand van zaken modernisering Wsw
Voorgaande zal worden geregeld in het voorstel tot wijziging van de Wsw en het voorstel tot wijziging van het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken. Het wetsvoorstel is inmiddels na consultering van onder meer VNG, Cedris, CWI en cliëntenorganisaties voor advies verzonden aan de Raad van State. Ik verwacht het wetsvoorstel alsook het voorstel tot wijziging van het Besluit voor het zomerreces aan uw Kamer te kunnen aanbieden. Invoering van de gewijzigde wet- en regelgeving Wsw is voorzien met ingang van 1 januari 2007. Om gemeenten, sw-bedrijven en cliënten zelf voor te bereiden op de nieuwe situatie heb ik op 15 maart jl. met VNG, Cedris en cliëntenorganisaties afspraken gemaakt over een gezamenlijk implementatietraject.

Relatie Wsw met het arbeidsmarktbeleid en het zorgbeleid Uitgangspunt bij het reguliere arbeidsmarktbeleid is dat iedereen die kan werken, moet werken. Werkzoekenden die niet zelfstandig aan het werk komen, kunnen ondersteuning bij hun reïntegratie ontvangen van gemeenten - voor zover het WWB'ers, IOAW'ers, IOAZ'ers , ANW'ers en niet-uitkeringsgerechtigden betreft - en van UWV ­ voor zover het WW'ers, WAZ'ers, WAJONG'ers, WAO'ers en WIA'ers betreft. Voor die werkzoekenden die ook door middel van een reïntegratietraject niet regulier aan de slag komen, kunnen gemeenten tijdelijke gesubsidieerde banen inzetten. Met de introductie van de terugkeerbanen worden de mogelijkheden voor gemeenten verder versterkt om ook voor de moeilijk te reïntegreren werkzoekenden, die tot de gemeentelijke doelgroepen behoren, een passend aanbod te realiseren.

Er is echter een groep arbeidsgehandicapten die vanwege de ernst van hun lichamelijke, verstandelijke en/of psychische handicap duurzaam niet in staat is om reguliere arbeid te verrichten, ook niet met inzet van een reïntegratietraject. De productiviteit van deze groep is te laag of de beperkingen zijn te ernstig om (ook op termijn) aan het werk te gaan. Met de Wsw wordt aan deze mensen de mogelijkheid geboden om met inzet van de Wsw-subsidie een aangepaste arbeidsplaats te vervullen, als zij dat zelf willen. Wil iemand een Wsw- arbeidsplaats vervullen dan kan hij een aanvraag voor een Wsw-indicatie doen bij CWI. CWI bepaalt vervolgens of diegene daadwerkelijk tot de Wsw-doelgroep behoort.


---

Ons kenmerk AM/SAM/06/29330

De ten opzichte van het reïntegratie-instrumentarium afgebakende positie van de Wsw zal in het kader van de modernisering van de Wsw nadrukkelijker worden vastgelegd in de Wsw en in de omliggende wet- en regelgeving. Zo wordt expliciet geregeld dat niemand uit hoofde van zijn uitkering verplicht kan worden om een aanvraag voor een Wsw-indicatie te doen of een Wsw-arbeidsplaats te aanvaarden en dat personen die in het bezit zijn van een Wsw-indicatie vrijgesteld worden van reïntegratie- en/of sollicitatieverplichtingen die voortvloeien uit een eventuele uitkering.

Voor gehandicapten die vanwege de ernst van de handicap niet kunnen werken, ook niet in Wsw-verband, bestaat de mogelijkheid van een zorgaanbod, te weten dagbesteding AWBZ, dat is gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid en het voorkomen van sociaal isolement. De indicatiestelling hiervoor wordt uitgevoerd door het Centrum Indicatiestelling Zorg. Bij indicatiestelling voor dagbesteding AWBZ wordt de Wsw beschouwd als voorliggende voorziening. De dagbesteding voor gehandicapten zal (nog) geen onderdeel uitmaken van de Wmo die naar verwachting op 1 januari 2007 van kracht wordt. De Staatssecretaris van VWS heeft de Tweede Kamer bij de behandeling van de Wmo aangegeven dat dit Kabinet geen besluit neemt over verdere overheveling van AWBZ-functies naar de Wmo. Wel zal dit Kabinet nog een reactie geven op het IBO AWBZ en enkele adviezen over de toekomst van de AWBZ.

Concluderend kan gesteld worden dat met de modernisering van de Wsw wordt geregeld dat de Wsw als aparte voorziening duidelijk wordt afgebakend van enerzijds het arbeidsmarktbeleid en anderzijds het zorgbeleid. Met het stroomlijnen van de verschillende wet- en regelgeving wordt de sluitendheid tussen de voorzieningen gewaarborgd. Hierdoor wordt voorkomen dat de cliënt tussen de wal en het schip valt en wordt tevens overlap van voorzieningen tegengegaan. Dit komt de duidelijkheid voor de cliënt die gebruik wil maken van één van deze voorzieningen ten goede.

Met het stroomlijnen van wet- en regelgeving zijn we er echter nog niet. In de praktijk krijgt de cliënt immers te maken met verschillende organisaties die belast zijn met de indicatiestelling voor de verschillende voorzieningen. Derhalve zet het kabinet ook in op stroomlijning van de indicatiestellingen in de sociale zekerheid en de zorg om zodoende de administratieve lasten voor burgers te verminderen2. Het kabinet wil hierbij niet langer het perspectief van een regeling, maar dat van de burger centraal stellen. Om te beproeven hoe het proces van indicatiestellingen minder bureaucratisch kan verlopen, organiseert het kabinet een aantal pilots op lokaal niveau in de sociale zekerheid en de zorg. Aandachtsvelden hierbij zijn bundeling van informatievoorziening en aanvraagformulieren, gezamenlijke beoordeling en gegevensstroomlijning.

2 Kamerstukken II 2005/06, 29515, nr. 134.

---

Ons kenmerk AM/SAM/06/29330

Daarnaast wordt met de introductie van de Wmo en met de gemoderniseerde Wsw de regierol voor gemeenten, die zij in het kader van de WWB al hebben, verder versterkt. Alle drie de wetten stellen de cliënt centraal en zijn gericht op participatie en activering. In de WWB gaat het om participatie door het bevorderen van deelname aan het reguliere arbeidsproces. De Wsw is gericht op het bieden van aangepaste arbeid voor mensen voor wie deelname aan het reguliere arbeidsproces gezien hun handicap niet mogelijk is. De Wmo richt zich tenslotte op zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. De komst van de Wmo en de gemoderniseerde Wsw biedt gemeenten derhalve een uitstekende mogelijkheid tot verdere verknoping van onderdelen van het gemeentelijk beleid. Het kan een nieuwe impuls geven aan het beleidsmatig en organisatorisch denken binnen de gemeenten over de manier waarop voorzieningen het beste kunnen worden ingezet voor de meest kwetsbare doelgroepen binnen gemeenten.

Om gemeenten hierbij te ondersteunen heeft Divosa met subsidie van het ministerie van SZW een verkenning uitgevoerd `De WMO: voor wie, door wie?'. Daarin is onderzocht welke relatie er ligt tussen de doelgroepen van de WWB en de Wmo. De resultaten van deze verkenning zijn naar alle gemeenten gestuurd. Eén van de uitkomsten is dat met name voor de doelgroep maatschappelijke opvang er sprake is van een sterke relatie. Hierdoor ligt het voor de hand dat gemeenten een sterkere verbinding (gaan) leggen tussen het beleid voor de maatschappelijke opvang en het activeringsbeleid. In de praktijk gebeurt dit ook. Er zijn gemeenten die projecten uitvoeren die erop gericht zijn om integraal beleid voor deze doelgroepen te realiseren. Zo gaat Amsterdam in haar ontwikkelpilot voor de Wmo toetsen op welke manier de keten voor twee specifieke klantgroepen, verslaafden en chronisch psychiatrische patiënten, verbeterd kan worden. Leeuwarden ontwikkelt een integrale benadering van de doelgroep dak- en thuislozen op de levensgebieden wonen, zorg, inkomen, dagbesteding en arbeid.

Ook zijn er voorbeelden van gemeenten die werk en activiteiten in de zorg matchen met de capaciteiten van WWB-cliënten. Door het realiseren van bijvoorbeeld brede zorg-wonen- welzijnsarrangementen in de wijk wordt aan de ene kant het zorgvoorzieningenniveau versterkt en wordt aan de andere kant aan bijstandsgerechtigden de mogelijkheid geboden om via vrijwilligerswerk, scholing en uiteindelijk arbeid in de zorg actief te worden. In Tilburg zijn hiermee via de Woonzorgservice in de wijk goede ervaringen opgedaan. Ook in andere gemeenten wordt onderzocht op welke manier bijstandsgerechtigden kunnen worden toegeleid naar regulier betaald werk in de zorg.


---

Ons kenmerk AM/SAM/06/29330

Uiteraard maken gemeenten zelf de keuze op welke wijze zij de WWB, de Wsw en de Wmo binnen hun gemeenten vormgeven. Het ministerie van SZW en het ministerie van VWS ondersteunen en faciliteren gemeenten hierbij. Zo wordt subsidie verstrekt door het ministerie van SZW in het kader van het Innovatieprogramma WWB en de Agenda voor de Toekomst en door het ministerie van VWS voor de ontwikkelpilots Wmo. Daarnaast worden interessante voorbeelden en handreikingen aan gemeenten beschikbaar gesteld via de site van het gezamenlijke ondersteuningsbureau van het ministerie van VWS en de VNG voor de Wmo en binnenkort via de site van het ministerie van SZW, VNG, Cedris en cliëntenorganisaties voor de modernisering van de Wsw. Ook door middel van bijeenkomsten, waaronder de SZW- gemeentedagen, en nieuwsbrieven worden gemeenten geïnformeerd. Het ministerie van SZW en het ministerie van VWS zullen in de komende tijd in samenspraak met gemeenten nagaan op welke wijze zij verdere invulling kunnen geven aan het ondersteuningsaanbod.

Ten slotte kan gesteld worden dat de invoering van de Wmo geen grote gevolgen heeft voor de uitvoering van de werknemersverzekeringen door UWV. Personen die een uitkering ontvangen op grond van een werknemersverzekering kunnen net als andere inwoners van de gemeente gebruik maken van de faciliteiten die beschikbaar worden gesteld op grond van de Wmo. Aan de Kamer is naar aanleiding van de motie Bussemaker/Koçer-Kaya per brief medegedeeld dat personen met een uitkering op grond van de IVA, indien zij behoefte hebben aan ondersteuning bij hun maatschappelijke participatie, door UWV worden gewezen op de faciliteiten op grond van de Wmo3.

Daarnaast wordt naar aanleiding van de brief van het Kabinet van 2 december 2005 over bundeling van doelgroepenvervoer4 door het Kabinet in samenwerking met de mede- overheden, onderzocht hoe op termijn alle vervoer voor kwetsbare groepen op één decentraal niveau te organiseren is. Deze brief en de antwoorden op kamervragen doorover zijn in het algemeen overleg van 29 maart jl. besproken met de Vaste Commissie voor VWS. Dit onderzoek heeft mede betrekking op het vervoer in het woon-werkverkeer voor werknemers met een handicap (thans geregeld als verstrekking door het UWV in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) en het vervoer voor cursisten en studenten met een handicap aan het MBO, HBO en WO (thans geregeld als verstrekking door het UWV in artikel 2.17 van de Wet invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen).

3 Kamerstukken II 2005/06, 30300 XV, nr. 91.

4 Kamerstukken II 2004/05, 29538, nr. 34.

---

Ons kenmerk AM/SAM/06/29330

Bezien wordt of en op welke wijze het op één decentraal niveau organiseren van genoemde vervoersvoorzieningen kan bijdragen aan meer doelmatigheid en duidelijkheid voor de mensen die van dat vervoer gebruik maken. Tevens wordt bezien of deze oplossingsrichting zal bijdragen aan een heldere verantwoordelijkheidsverdeling en wordt de relatie gelegd met de toegankelijkheid van het openbaar vervoer.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)


---