Raad voor het openbaar bestuur

Datum laatste wijziging: 10 mei 2006

Herziening verdeling inkomensdeel Wet werk en bijstand (WWB) Voor het verdeelmodel voor het inkomensdeel van de WWB is een onderhoudstraject opgezet. Het onderzoekbureau Ape heeft de mogelijkheden tot verbetering van het verdeelmodel voor de bijstandsverlening door gemeenten onderzocht en de uitkomsten gepresenteerd in het rapport 'Verbeterpotentieel van het objectieve verdeelmodel WWB'. De Raad heeft advies uitgebracht naar aanleiding van de bevindingen van dit onderzoek. De Raad waarschuwt tegen al te vluchtige aanpassingen in het verdeelmodel. Dit ondermijnt het vertrouwen in het objectieve verdeelmodel. In dit stadium geeft de Raad de voorkeur aan een het zogenoemde APE2007 model. Een beperkt aangepaste en geactualiseerde versie van het huidige model. De Raad stemt in met het buiten de geobjectiveerde verdeling houden van samenwerkingsverbanden. Ook acht hij de uitbreiding van de groep gemeenten waarvoor het budget volledig objectief wordt bepaald tot gemeenten met meer dan 40.000 inwoners passend. Het volledige advies is vanaf deze website te downloaden.

Onderzoek naar aanpassingen verdeelmodel voor het Werkdeel van de WWB Bij de behandeling van de WWB kwam in de Tweede Kamer de vraag aan de orde of het verdeelmodel voor de reïntegratiemiddelen (het zogenaamde W-deel) wel in voldoende mate rekening houdt met de verschillende kosten voor reïntegratie? Bijvoorbeeld verschillen tussen mensen zonder startkwalificatie, mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, mensen met een taalachterstand, verslaafden, dak- en thuislozen, arbeidsgehandicapten en nuggers. In het rapport 'Uit de bakken aan de bak' van het onderzoeksbureau SEO wordt ingegaan op deze vraag.
De Raad komt op basis van dit rapport tot de conclusie dat er geen aanleiding is het huidige vrij eenvoudige verdeelmodel voor de reïntegratiemiddelen te herzien. De omvang van de groep uitkeringsgerechtigden is een goede indicator is voor de totale omvang van de gehele doelgroep. Een verdeling gebaseerd op specifieke groepen die een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben, levert gelet op de gewenste beleids- en bestedingsvrijheid van gemeenten geen enkel soulaas. Het is ondoelmatig en zal gepaard gaan met administratieve lasten, het geen haaks staat op het streven van het kabinet om deze lastendruk te verminderen. Door de verdeling te blijven baseren op actuele gegevens zal de verdeling ook blijven aansluiten bij de behoefte.
Het volledige advies is vanaf deze website te downloaden.

Artikel 12 adviezen
De Raad heeft een tweetal adviezen artikel 12 uitgebracht. Het gaat om de gemeenten Nieuwkoop en Neder-Betuwe. Beide adviezen zijn vanaf deze site te downloaden. De adviezen over de artikel 12-aanvraag van de gemeenten Simpelveld en Boskoop zijn in voorbereiding en zullen binnenkort verschijnen. In alle vier de artikel 12-aanvragen speelt de beoordeling van de weerstandscapaciteit een belangrijke rol.

Vervolg advies Meerkosten slechte bodemgesteldheid In zijn advies over de bodemgesteldheid gaf de Raad aan in grote lijnen in te stemmen met de bevindingen van het rapport "Meerkosten gemeenten met een slechte bodemgesteldheid" van het onderzoeksbureau Cebeon. Op één punt week de Raad af van het rapport. De Raad is van mening dat de verdeling gebaseerd dient te zijn op de werkelijke kosten die gemeenten maken en niet op een gewenst uitgavenniveau. Hij adviseerde daarom de aanpassing van de wegingsfactor voor veen te baseren op het feitelijke uitgavenniveau. Het zwaardere gewicht van de maatstaf oeverlengte in de gebieden met kleiveen en veen komt naar de opvatting van de Raad tegemoet aan de extra kosten van drooglegging. In het advies plaatst de Raad verder een aantal opmerkingen over de wijze waarop het Gemeentefonds dient de kostenontwikkeling te volgen.

Naar aanleiding van het advies van de Raad heeft de minister van Binnenlandse Zaken een brief naar de Tweede kamer gezonden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 300 B, nr. 17). De minister onderschrijft het advies van de Raad. Hij komt echter met een kleine variant waarbij én de wegingsfactor veen én de maatstaf oeverlengte worden aangepast, in zodanige mate dat de onderlinge verhoudingen tussen de voordeelgemeenten in stand blijven. De Tweede Kamer wenst echter vast te houden aan de voorstellen zoals die in het onderzoeksrapport van Cebeon.
U kunt het advies vanaf deze website downloaden.

Advies Evaluatie Wet Fido
De Raad onderschrijft het oordeel in de rapportage dat de kwaliteit van de treasury functie in de afgelopen jaren is verbeterd. Op grond van de beschikbare (enquête)gegevens meent de Raad dat er (verdere) verbeteringen bij met name kleinere gemeenten mogelijk zijn en dat het in het primaire belang van de gemeenten zelf is als zij voortvarend in de gesignaleerde tekortkomingen voorzien. Het centrale uitgangspunt van de Wet fido, risicobeheersing, vormt de basis voor deze verbeteringen. Risicobeheersing vereist risico afweging en bestuurlijke besluitvorming op het lokale niveau. Bij het bepalen welke verbeteringen mogelijk zijn zal op lokaal niveau ook de afweging moeten worden gemaakt of de omvang van de gemeente zich wel leent voor bepaalde onderwerpen van beleid zoals een volledig zelfstandige treasury.

Wat het voorgestelde verbod op hypotheekverstrekking betreft, merkt de Raad op dat het uitgangspunt van de Wet fido - risicobeheersing - als norm centraal moet staan en niet de wijze waarop de norm moet worden gerealiseerd. De uitwerking van de norm behoort aan de decentrale overheden te worden overgelaten en dat impliceert terughoudendheid van het Rijk. Tevens verhoudt een eventueel verbod op hypotheekverstrekking zich als (detail)uitwerking niet met de 'scope' van de Wet fido. Tegen deze achtergrond is de Raad van oordeel dat verboden op dit terrein niet passen.

Gemeenten hebben een sluitende begroting en de regels schrijven voor dat investeringen via de kapitaaldienst moeten worden gefinancierd. Mede om die reden heeft de Raad in eerdere adviezen aangegeven dat de decentrale overheden bij een dreigende overschrijding van de EMU-norm niet onevenredig zwaar mogen worden getroffen. De Raad is van oordeel dat het huidige systeem impliceert dat het Rijk rekening moet houden met het, ten opzichte van het Rijk, beperkte kapitaalbeslag van decentrale overheden. Collectieve afspraken die alle gemeenten gezamenlijk binden aan een bepaald beslag zijn, naar het oordeel van de Raad, niet of moeizaam te effectueren. Boetes of verhaal van boetes zijn dan ook niet aan de orde. Het is effectiever dat het Rijk in voorkomende gevallen afspraken maakt met afzonderlijke gemeenten die een substantieel beslag op die ruimte (kunnen) leggen. Daarnaast beveelt de Raad aan om in Europees verband de definities voor het kapitaalbeslag dat meetelt in de EMU-norm te heroverwegen. De Raad acht een eventuele wijziging van regels op het gebied van de financieringsfunctie ongewenst en beveelt een nadere verduidelijking van de betreffende tekstpassage in het verslag aan. U kunt het advies vanaf deze website downloaden.
---